Je zou re-enactment als een bezweringsformule tegen het grote vergeten kunnen beschouwen, zoals veel beoefenaars ervan ook doen. Het lijden van Christus, grote veldslagen in de geschiedenis, het leven in het Romeinse Rijk, confrontaties met de indianen, de Amerikaanse burgeroorlog, de beide wereldoorlogen, D-Day, alles is geschikt om na te spelen. Zo echt mogelijk. Het verleden wordt opnieuw geënsceneerd. Niet zoals dat gebeurt in pretparken, bij wijze van amusement. Nee, bloedserieus, in de openlucht, met alle vereiste attributen van toen. Het juiste uniform, een rantsoen zoals het toen was, harde biscuits en lauw water bijvoorbeeld, authentieke legervoertuigen, het drillende commando van (gewezen) beroepsmilitairen. Mannen van middelbare leeftijd beschouwen zich in re-enactments als ‘acteurs van de levende geschiedenis’ of zelfs als ‘experimentele archeologen’, die belangrijke historische gebeurtenissen voor de vergetelheid willen behoeden. Vaak identificeren ze zich met een verre voorzaat die nog bij zo’n veldslag of wat dan ook betrokken is geweest. Of met een gewone soldaat van wie ze het dagboek uit hun hoofd kennen. Ze willen respect betuigen aan de vele gevallenen. Ondertussen kunnen ze onbeschroomd een krijger zijn. Na de groepsfoto aan het eind van zo’n historische processie is dat weer voorbij.
Zulke historische evenementen spelen zich in het weekend af. Zondagavond wacht weer het vredige heden thuis. Nou ja, vredig. Uniform en toga gaan in de was, schilden en lansen worden ingevet, helm en sandalen gaan weer in de kast. Tot een volgende veldslag. Intussen moeten kostuums en uniformen hersteld worden. Of de re-enacter laat een paar nieuwe maken. Re-enactments worden met name in de lente, of in de zomer, gepland. De slag om Stalingrad staat niet hoog op het verlanglijstje van de acteurs.
In het weekend van 17 en 18 mei j.l. verzamelden re-enacters uit allerlei landen zich in de tuinen van Huis Doorn, het ballingsoord van de laatste Duitse keizer, Wilhelm II (1859-1941). Rook van veldkeukens hangt tussen de bomen, er wordt gegeten op geëmailleerde borden met authentiek ogend bestek. De ‘acteurs van de levende geschiedenis’ beelden zo authentiek mogelijk aspecten van de Eerste Wereldoorlog uit. Het marcheren van een regiment, het defilé met de vlag, een controle bij een grensovergang, de laatste oefening voor de aanval, de speech van een commandant, het verzorgen van strijdmakkers met brandwonden ten gevolge van mosterdgas, brancardiers snellen af en aan om gewonden af te voeren, soldaten spitten loopgraven uit. Tegen deserteurs wordt hard opgetreden. Op het gedragen ondergoed na is alles zoals het toen was. Natuurlijk raakt niemand echt gewond, laat staan dat er authentieke doden te betreuren vallen.
In Nijmegen waren in het weekend van 31 mei en 1 juni j.l. optochten van mannen te zien, in harnassen en uitgerust met replica’s van authentieke Romeinse wapens. Sommigen draafden te paard door de velden bij Groesbeek, zwaaiend met hun lans. Dat alles in het kader van het tweejaarlijkse Romeinenfestival, waarop het leven in het Romeinse Rijk, de cultuur en de veldslagen weer tot leven worden gewekt. Nijmegen was ooit een Romeinse legerplaats (Museum Het Valkhof aldaar getuigt ervan), en in de bossen bij Groesbeek zou een Romeins aquaduct gevonden zijn. Het laatste is overigens nooit wetenschappelijk bewezen, terwijl er op basis van deze aanname met veel gemeentelijk en provinciaal geld wel een uitgebreide ‘Romeinse route’ is ontwikkeld. Bushaltes die zijn ingericht als ‘Romeinse halte’, parkeerplaatsen met een ‘Romeinse signatuur’, campings met ‘Romeinse officierstenten’ en ‘Romeinse toiletten’ (stenen banken met gaten, waarop mannen en vrouwen naast elkaar plaats kunnen nemen - niemand die er gebruik van maakt), hotels met ‘Romeinse stijlkamers’, vele ‘Romeinse souvenirs’, een begeleidende interactieve website, en niet te vergeten restaurants met ‘aanligmogelijkheid en Romeins eten en drinken’. Op het festival zelf waren geen ‘Romeinse toiletten’ aanwezig. De ‘Romeinse mannen’ daar werden geacht in een tent hun plas te doen in een kruik, een amfoor (dat bleek nog niet zo eenvoudig te zijn vanonder de kurassen en de in vele lagen geplooide toga’s – plasten de echte Romeinen niet zittend?), en voor de grote boodschap waren grote stenen schalen neergezet, zoiets als de steelpannen in een ziekenhuis maar dan groter en zonder steel. Dat bleek geen overbodige luxe te zijn, want speciaal de nuttiging van ‘Romeinse spijs en drank’ werd op het Romeinenfestival dit jaar veelvuldig gepraktiseerd en druk besproken. Dat gebeurde dan weer wel op basis van wetenschappelijke argumenten door academici, gespecialiseerd in Romeinse drink- en eetgewoonten. De Romeinen lagen aan, op de linker arm; met de rechter arm en hand aten ze. Vrouwen moesten aanzitten. Op het festival was overigens geen vrouw te bekennen die dat wilde. Het gewone volk at granen. De elite deed zich te goed aan speciaal gekweekte vissen, lijsters, vetgemeste slakken en relmuizen. De kaviaar van toen, zeg maar. Maar de ware en-acters zijn geen lekkerbekken. Die houden meer van echte soldatenrantsoenen, authentieke legerformaties, originele oorlogskreten. En echte strijd natuurlijk. Hun eigen echte oorlog. Ze zijn per slot van rekening geen watjes maar kerels. Echte mannen. In ieder geval voor een weekend lang.
Dick Gilsing
Geen opmerkingen:
Een reactie posten