Vals rapport

spiegel

Ik heb het rapport 'Eigenheid of eigenzinnigheid Analyse van cultuur- en geloofsgerelateerde denkbeelden en gedragsuitingen in de gemeente Ede' (173 pagina's) over de wrijvingen in Ede tussen moslims en (gereformeerde) autochtonen gelezen.

Een aantal dingen springen na lezing van dat rapport in het oog:


1. Heel veel omhaal van woorden


Voorbeeld uit het rapport:

We beschrijven de afzonderlijke determinanten en onderlinge dynamiek aan de hand van de kernbegrippen uit het door Bourdieu ontworpen model van sociale praktijken.”


2. Intolerante en bekrompen islamitische leefregels worden in milde en vergoelijkende termen beschreven. De islam en de strakke regels van de orthodoxie worden vooral verklarend beschreven met een vleugje begrip. Totaal geen oog voor het feit dat het individu binnen zo’n gemeenschap geen ruimte krijgt om zich onafhankelijk van die orthodoxe geloofsregels te ontplooien. Dat feit schijnt er niet toe te doen. Evenmin het intolerante, bekrompen en ja daar is die, xenofobe, wereldbeeld dat binnen de gemeenschappen aanwezig is en anderen (niet-moslims) daardoor worden uitgesloten en gediscrimineerd;


Voorbeeld uit het rapport:

Fundamentalisme kan beslist samengaan met tolerantie jegens anderslevenden en andersdenkenden. Dit is echter per definitie een geladen tolerantie: de ander is zoekende, heeft te weinig kennis, is opportunistisch of niet dapper genoeg om naar de waarheid te leven. Fundamentalisme bevat altijd een zekere mate van meewarigheid. Die houding kan aan de basis liggen van twee bewegingen. Enerzijds kan fundamentalisme leiden tot (defensieve of berustende) terugtrekking in eigen kring. Anderzijds kan fundamentalisme (veel meer dan orthodoxie) zich in bekeringsdrang uiten, in de behoefte om vanuit de eigen kring anderslevenden en andersdenkenden van hun gebrek aan kennis en inzicht te overtuigen. Soms worden daar andere wapens dan het woord bij gebruikt.”


3. Allochtonen, hier vooral moslims, zijn vooral het slachtoffer van de omgeving en de autochtoon.


Voorbeeld uit het rapport:

De open en op de westerse samenleving gerichte blik van sommige Marokkanen wordt echter gefnuikt op twee manieren. Enerzijds door de kleine groep van overlastgevende en criminele Marokkaanse jongeren die het voor de gemeenschap als geheel ‘verpesten’. Anderzijds door de in zichzelf gekeerde en xenofobe houding van de al dan niet reformatorische dorpsbewoner die zich op geen enkele wijze wenst in te laten met de stadse ‘zwartkop’, ofwel de Marokkaan.”

Eveneens is duidelijk dat veel moslims in Ede zich ‘in de hoek gezet’ voelen. In de communis opinio, versterkt door het discours in de media, gelden orthodoxie en fundamentalisme als eng – in de zin van ‘gevaarlijk’. Orthodoxe moslims worden gezien als ‘radicaal’ en daarom een potentieel ‘gevaar’ voor de samenleving. Dit is ook in Ede aan de orde.”


4. Terwijl de intolerantie en agressie van allochtone gemeenschap in Ede volledig worden genegeerd, is de toon over (gereformeerde) autochtonen geheel anders. Bij beschrijving over autochtonen wordt maar liefst een heel hoofdstuk gewijd aan xenofobie die bij allochtonen niet schijnt voor te komen.


Voorbeeld uit het rapport:

8.5.1 Opvattingen over migranten De gemeente maakt zich zorgen over mogelijke xenofobe of racistische opvattingen die in de buitendorpen bij jongeren (maar ook bij volwassenen) zouden voorkomen. Het is wederom de politie die de meest uitgesproken uitlatingen doet op dit punt: alles wat ‘vreemd’ is, en zeker mensen met een andere huidskleur, zou in het buitengebied met argusogen bekeken worden. Er zou tegen ‘vreemden’ gescholden worden, maar er zou ook sprake zijn van geweldgebruik. Volgens een politierespondent moeten ‘negroïde mensen’ die het buitengebied bezoeken, er rekening mee houden dat ze ‘last’ krijgen. Volgens hem zou er gesproken kunnen worden van de aanwezigheid van een latent discriminatoire onderstroom in het buitengebied, die zich zou uiten in denigrerend spreken over buitenlanders en hen de schuld geven van allerlei sociale problemen. Die ideeën zouden niet alleen in de keten ontstaan en floreren, maar ook in de gezinnen, als een permanente cultuuroverdracht, die over generaties heen verloopt.”


5. Daarnaast worden alle excessen die over die gereformeerden de ronde doen, ongeacht of die feiten kloppen of niet, uitvoerig in het rapport beschreven. Er worden dan meningen geciteerd van horen zeggen over orgiën in drankschuren. Deze feiten dienen als een soort behang voor het totaalbeeld.


Voorbeeld uit het rapport:

Uit de interviews met mensen die wonen en werken in het buitengebied worden twee kenmerken van de keten duidelijk: over de keten doen de wildste geruchten de ronde en er is geen overeenstemming over de vraag of de keten gehandhaafd (gedoogd) of gesloten moeten worden. Alle respondenten zijn op de hoogte van het bestaan van de keten en weten er vaak spontaan een aantal te noemen. Van de vooroordelen die over keten bestaan, zijn de geruchten over seksuele excessen (als gevolg van buitensporig alcoholgebruik) het hardnekkigst (vrije seks, meisjes die het met iedereen doen, jongens en meisjes die ‘over elkaar heen liggen’). Een vrouw die vanaf haar geboorte in Wekerom woont, zegt: “Wat ik van de keten weet, is dat er heel veel gedronken wordt en dat vrije seks gedoe”. Een anderevrouw, die eveneens al haar hele leven in het buitengebied woont, valt haar bij: “Jongens en meiden door elkaar. (…) Ze drinken zich lam. En met seks zijn er ook geen grenzen. Het zou me niet verbazen als het gebeurt terwijl de rest er gewoon bij zit. Het is helemaal losgeslagen.”


Het vervelende van zulke bevooroordeelde en gepolitiseerde onderzoeken is het feit dat de intolerantie, de xenofobie, de discriminatie van de kant van de moslims buiten beeld blijven. En dat terwijl de werkelijkheid toch heel anders is, want waarom zou een negatieve en intolerante houding bij voorbaat naar mensen met een andere levensovertuiging bij moslims niet xenofoob en bekrompen zijn, terwijl autochtonen voor deze houding zonder meer het etiket xenofoob, extreem-rechts opgeplakt krijgen, ja zelfs wanneer ze kritisch zijn over de gevolgen van de discriminatie door moslims.


Als dit voor autochtonen geldt dan zijn ze xenofoob, maar allochtonen zijn dan echter gematigd traditioneel:


De habitus van de Marokkaanse gemeenschap in Ede laat zich omschrijven als gematigd traditioneel. Veel Marokkanen zijn aangewezen op de eigen cultuur omdat zij, al dan niet vanwege geloofsredenen, weinig behoefte hebben aan participatie of integratie met de autochtone Edese bevolking.”


op zichzelf gerichte mentaliteit treffen we niet alleen aan bij de orthodoxchristelijke geloofsgemeenschappen. Juist op dit punt stemmen reformatorische en plattelandscultuur sterk met elkaar overeen. We zien dit tot uitdrukking komen bij de jongeren in de buitengebieden van Ede. Er is weinig sociale mobiliteit. De jongeren zijn sterk op de eigen groep gericht. Ze zijn over het algemeen trots op de dorpscultuur en op de eigen verworvenheden, waaronder de keten. De keet wordt beschouwd als een eigen plek die helemaal van de jongeren zelf is. De keten staan feitelijk symbool voor de op zichzelf gericht en xenofobe grondhouding van de jongeren. Ze zitten graag bij elkaar, zeer frequent en gedurende lange tijd en wensen daarin weinig verandering, laat staan ‘pottenkijkers’. De jongeren staan afwijzend tegenover drugsgebruik en koesteren eerder ontzag voor ‘hard werken’ dan voor een hoge opleiding.”


En dan nu weer over Marokkanen, veel mildere toon en er is nu geen xenofobie:


Eenzelfde mechanisme vinden we bij de kleine kern van overlastgevende en criminele Marokkaanse jongeren in de wijk Veldhuizen. De jongeren lijken zich te wentelen in het stigma dat zij als Marokkaanse probleemjongere hebben gekregen. Het stigma biedt hen de ruimte om zich overal tegen af te zetten en zich uitsluitend nog te richten op de eigen belangen. De Marokkaanse achtergrond wordt ingezet als argument voor het innemen van de positie van underdog.”


Marokkanen zijn slechts overlastplegers, maar autochtone jongeren hebben een xenofobe grondhouding: “De kern van overlastgevende en soms criminele Marokkaanse jongeren(groepen), met name in de wijk Veldhuizen A, alsmede de groepen jongeren die vanuit een xenofobe grondhouding, al dan niet met een rechtsextremistisch ideeëngoed, confrontatie zoeken in de gemeente Ede, moeten consequent en eenduidig tegemoet getreden worden.”


Zouden Marokkanen nooit eens xenofoob en intolerant kunnen zijn en nooit eens zelf de confrontatie zoeken? ik geloof het niet, u wel?

Het rapport is hier te lezen: rapport.


Rudolf

La Route au Sud (79)

La_route_au_sud_79

De boerka: ultieme feministische keus?

[In herinnering aan 'Nefasgol': 1945 - 7 september 2009]

Naomi Wolf ontdekt dat sluiers sexy zijn
Vrouwen in chadors zijn in werkelijkheid feministische ninja warriors. Liever dan toe te staan dat ze met open mond worden nagestaard door vreemde mannen, kiezen ze ervoor de ‘mannelijke blikken’ te omzeilen door zich ervoor te verbergen.

Maar wees niet bezorgd: onder die chador, abaya, burqa of sluier, verschuilt zich een sexy courtisane die ‘Victoria Secret, elegante mode en verzorgende huidcreme’ draagt, wachtend tot haar echtgenoot thuiskomt voor een avond gevuld met een wilde en sensuele echtelijke vrijpartij.

Dit zijn natuurlijk niet mijn ideeën. Ik citeer uit een stuk van Naomi Wolf dat enkele dagen geleden verscheen in de Sydney Morning Herald. Jawel, Wolf is de sprankelende, feministische schrijfster die Vice President Al ‘Het Klimaat’ Gore ooit adviseerde welke kleuren hij zou moeten dragen tijdens zijn campagne en die bevriend is of was met de dochter van Gore. Om het plaatje compleet te maken: Ik ken Wolf en haar ouders al meer dan een kwart eeuw, zij het oppervlakkig.

Wolf reisde onlangs naar Marokko, Jordanië en Egypte, waar ze ontdekte dat de vrouwen ‘net zo geïnteresseerd zijn in aantrekkingskracht, verleiding en genot als vrouwen waar ook ter wereld.’ Nee maar!! Wat een opluchting. Ze schrijft:
"Veel moslimvrouwen die ik sprak voelden zich helemaal niet onderworpen door de chador of de hoofddoek. Integendeel, ze voelden zich bevrijd van wat ze ervoeren als de westerse doordringende, seksueel gerichte kijk op de vrouw, waarbij de vrouw als handelsobject wordt gezien. Veel vrouwen zeiden iets in de trant van:..’hoe vermoeiend het kan zijn om altijd blootgesteld te zijn. Als ik mijn hoofddoek of chador draag, zien mensen me als een individu, niet als een object; ik voel me gerespecteerd.’ Dit mag zich dan niet uiten in een traditionele westerse feministische beeldvorming, maar het appeleert wel aan herkenbare westerse feministische gevoelens.”

Echt waar? In dat geval ben ik de Koningin van Engeland.

Nu Wolf niet langer het naïeve meisje met de hindeogen is van vervlogen dagen, ziet ze de voordelen van het niet altijd blootgesteld zijn. Als een westerling die zich ‘verkleedt’ als moslima, beweert Wolf dat het zich verbergen voor vreemde blikken haar een “nieuw gevoel van kalmte en sereniteit gaf. In bepaalde opzichten voelde ik me inderdaad vrij.” Daarbij gelooft Wolf ook dat de echtelijke sex temperamentvoller is als vrouwen zich ‘bedekken’ en hun gezicht en lichaam alleen onthullen voor hun echtgenoten.

Marabelmorgan
Marabel Morgan is onder ons! Midden jaren 70 adviseerde Morgan vrouwen hun echtgenoten bij de deur te begroeten gehuld in sexy kleding en/of doorzichtige plasticfolie met alleen zichzelf daaronder. Van haar boek, De Totale Vrouw, werden meer dan tien milljoen exemplaren verkocht. Volgens de Christelijke Morgan “wordt een vrouw pas echt mooi voor haar echtgenoot als ze haar leven overgeeft aan hem en als ze hem eert en aanbidt, en bereid is hem ter wille te zijn.”

Goed, wat zal ik zeggen? Hier zijn een paar dingen.

De meeste moslimmeisjes en -vrouwen hebben weinig keus betreffende het dragen van de chador, burqa, abaya, niqab, jilbab of hijab (hoofddoek), en zij die zich verzetten worden geslagen, met de dood bedreigd, gearresteerd, krijgen stok- of zweepslagen, belanden in de gevangenis of zijn het slachtoffer van eerwraak door hun eigen familieleden. Is Wolfe dermate onkundig van het nieuws uit Afghanistan, Pakistan, Iran, Saoedie-Arabië en Soedan betreffende deze onderwerpen? Is ze de tragische dood door brand vergeten van die schoolmeisjes in Saoedie-Arabië die, in een poging hun brandende school te ontvluchten, niet voldoende waren gesluierd en terug naar binnen werden geslagen door de almachtige Saoedische politie?

De meeste moslimmeisjes en –vrouwen zijn arm en dragen oude westerse vodden onder hun bedekkingen. Alleen de gepamperde, super-gecontroleerde, vaak geïsoleerde en supermaterialistische dochters van het grote geld, voornamelijk in de Golfstaten maar ook onder de heersende klassen in de Islamitische wereld, voldoen aan Wolf’s portret van goed onderhouden courtisane-echtgenotes.

De sluier en onderhorigheid vrijwaren moslimmeisjes niet van incest, slaag, groeps- of echtelijke verkrachting, noch weerhoudt het haar echtgenoot ervan vele echtgenotes en vriendinnen te hebben of bordelen te bezoeken. Een volledig ‘bedekt’ kindmeisje, in leeftijd variërend van 10 tot 15 jaar, kan nog altijd worden gedwongen te trouwen, misschien met haar neef of met een man die oud genoeg is om haar grootvader te zijn, en het is haar niet toegestaan hem te verlaten, zelfs niet als hij haar elke dag in elkaar slaat.

Wolf beweert dat ze zich kleedde in een ‘traditioneel loszittend gewaad, ditto broek [shalwar kameez in het origineel] en hoofddoek’ voor een bezoek aan de bazaar. Ik hoop dat Wolf begrijpt dat deze kleding die zij zich zo speels toe-eigende voor haar bezoek aan de bazaar niet het probleem is.

Ik vraag me af hoe Wolf zich zou voelen als ze een burqa, een chador (complete bodybag) of niqab (masker) zou dragen tijdens datzelfde bezoek; hoe ze zich zou voelen in een geïsoleerde kamer die in feite haar vijf zintuigen zou uitschakelen en het voor haar moeilijk, zo niet onmogelijk, zou maken te communiceren met anderen.

En, trouwens, het griezelige effect van gesluierde vrouwen is dat ze uiteindelijk onzichtbaar worden. Ze houden op te bestaan. Het zijn letterlijk geesten.

Wolf presenteert het Westen als anti-vrouw omdat het vrouwen als sex-objecten behandelt. Ben ik blij met pornografie en prostitutie in het Westen? Absoluut niet en ik heb - in tegenstelling tot Wolf - tegen deze zaken gevochten. Maar deze gebreken als een ‘westers’ kwaad af te schilderen, een kwaad waar de islamitische wereld zich tegen afkeert, is pure waanzin.

Het is geen geheim dat de Arabieren en moslims sexslaven hielden en nog steeds houden. Ze zijn tot het diepst betrokken bij de wereldwijde handel in meisjes en vrouwen en bezoeken prostituees op elk continent. Je kunt pornoblaadjes aantreffen in iedere prinselijke tent, zowel die voor jongens als die voor meisjes. Mij is verteld dat de Saoedies elke week verse ladingen Parijse prostituees laten invliegen. Misschien doen ze hen een sluier voor voordat ze zich overgeven aan hun nachten- en dagenlange orgies. Of, misschien zien ze hen als een natuurlijke, ‘ongelovige’ prooi.

Ik raad Wolf aan een boek te lezen dat in September uit zal komen, geschreven door een Christelijke Amerikaanse vrouw, Mary Laurel Ross, wiens in de Amerikaanse luchtmacht dienstdoende echtgenoot de Saoedische luchtmacht heeft getraind. Het boek heet Gesluierde Eer en het is een goed getimede, overzichtelijk, ‘genuanceerd’ (Wolf verzoekt om ‘nuance’ in ons begrip van ‘de vrijheid van de vrouw’) verslag van haar bijna vijftienjarige verblijf in Saoedie-Arabië. Daarnaast is het een goed idee als ze Ayaan Hirsi Ali (Mijn Leven) en Nonie Darwisch (Wrede en Alledaagse straf) zou lezen.

Maar eigenlijk denk ik dat Wolf niet echt op zoek is naar de ‘genuanceerde’ waarheid betreffende ‘vrijheid voor vrouwen’ maar eerder hengelt naar Saoedisch goud en een goede positie binnen de Democratische partij. Wat ze in dit korte artikel heeft geschreven ondersteunt tenslotte de positie van President Obama betreffende de moslimwereld.

Phyllis Chesler

Bron: Pajamas Media

Vertaling: Kees Bakhuyzen - Hoeiboei

Lees en huiver: PvdA-raadslid op werkbezoek in de Poldermoskee

Iran_woestijn_2

Het is een komen en gaan in de Poldermoskee, de ‘progressieve, gematigde en tegen radicalisering opgerichte’ jongerenmoskee in Amsterdam-Slotervaart. Niet nader benoemde islamitische geleerden uit Saoedi-Arabië draaien de laatste twee weken van de ramadanmaand een apart leerprogramma. Afgelopen vrijdag (4 september) verzorgde de omstreden Khalid Yasin, een luidruchtige bewonderaar van het Saoedische shariastrafrecht, de wekelijkse preek. Het was alweer het vierde bezoek van de haatprediker, die meent dat aids via een Amerikaans complot in Afrika is verspreid. De Poldermoskee verandert langzaam maar zeker in een Woestijnmoskee, schreef ik daarom in een recent weblog.

Tussen de bedrijven door bracht ook het PvdA-raadslid Jesse Bos een werkbezoek aan deze moskee. Ze deed verslag op de website van de hoofdstedelijke PvdA. Van die partij waren we al veel gewend. In 2008 zorgde raadslid Yman Mahrach voor enorme deining met uitspraken in De Pers, die ze later niet al te overtuigend ontkende: “De islam en de Koran staan vast. Je bent moslim of niet. Zo is de homoseksuele daad verboden.“

De hoofdstedelijke PvdA heeft ook Sabina Gazic in de gelederen, die het copyright heeft op de tekst: “Hoe zorgen we ervoor dat een moslimvrouw de keuze om een boerka wel of niet te dragen kan maken?”

Met Jesse Bos heeft zich nu een derde kandidate gemeld voor de Fatima Elatik Trofee, de prijs voor het domste PvdA-lid in Amsterdam. Bos wilde met eigen ogen zien hoe liberaal of orthodox het er aan toe gaat in de Poldermoskee. Om dat te weten te komen, liet ze zich rondleiden door voorzitster Yassmine el Ksaihi. Zij erkende eind vorige week tegen De Pers, dat de Poldermoskee niet uitsluitend liberaal is in tegenstelling tot het in de media neergezette beeld.

Bos heeft hier vaag iets over vernomen, maar laat zich vooral inpalmen door El Ksaihi, die ze nog kent uit de jongerenraad in Amsterdam-Noord. Bos in haar verslag: “Nu is ze voorzitter van het bestuur van de Poldermoskee. Naarmate ik het verhaal van de 23-jarige Yassmine hoor, raak ik meer onder de indruk. Hier is een jongedame bezig met een revolutie binnen de islamitische gemeenschap in Amsterdam.”

Jesse Bos laat daarna alle kritische vermogens varen. “Welke kant gaat het op? Yassmine weigert zich een bepaald etiket te laten opplakken. Liberaal? Binnen sommige islamitische krigen wordt er schande van gesproken. (In een recent door twee Egyptische vrouwen uit Noord opgericht krantje krijgt ze de wind van voren dat ze vrouwen zonder hoofddoek in de gebedsruimte zou toelaten) Toch orthodox? Het optreden van de prediker Yasin Khalid (sic!) in de poldermoskee wordt door sommigen zo geïnterpreteerd. De reacties van verschillende kanten zijn niet mals, maar waar discussie is is leven. Spannend wel, wat dit gaat opleveren op langere termijn.”

Bos is blij omdat volgens Yassmine alle activiteiten gemengd zijn, zoals de gewoonste zaak van de wereld is in de rest van Nederland. “Ze zorgt er voor dat er een groep vrouwen deelneemt aan voorheen voor mannen gereserveerde activiteiten zoals het vrijdagavondgebed in de grote gebedsruimte. En alleen dat al is een revolutie.”

Bos is dermate onder de indruk dat ze geen enkele kritische noot meer zet bij de optredens van ‘prediker Yasin Khalid‘ - in tegenstelling tot stadsdeelvoorzitter Ahmed Marcouch (PvdA), die de komst van Yasin betreurt en spreekt van ‘intellectuele armoede‘. Weet Jesse Bos niet dat Khalid Yasin, zoals hij in werkelijkheid heet, al weer voor de vierde keer heeft gepreekt in de Poldermoskee? Heeft ze niets gelezen over Yasins recente optreden op het Nationaal Islam Congres in Amsterdam, waar de Amerikaan verkondigde dat de islam de overhand zal krijgen. “Het is eigenlijk de bedoeling dat de islam de wereld bestuurt.”

Heeft ze ooit een preek van Yasin bestudeerd? Op YouTube zijn er heel wat te vinden. Daar bepleit Poldermoskee-stamgast Yasin de apartheid tussen mannen en vrouwen. Hij geeft ’de Joden’ de schuld van alle wandaden in de wereldgeschiedenis. En hij spreekt lovend over ‘onze broeders de Taliban’. Het is inderdaad een revolutie dat een antisemitische, intolerante haatzaaier van harte welkom is in een door de Amsterdamse politiek veelgeprezen godshuis.

De Poldermoskee is niet de enige moskee in Slotervaart die als gematigd is verkocht aan de goedgelovige buitenwacht. ’Begonnen met bouw gematigde moskee’, meldde stadszender AT5 op 24 mei 2008. Daarin werd kort verslag gedaan van de feestelijke start van een nieuw bouwproject in Slotervaart. “Zaterdag is na het afsteken van veel vuurwerk het startsein gegeven voor de bouw van een gematigde moskee, een school en nieuwbouwwoningen in de Staalmanbuurt in Slotervaart. De moskee moet niet alleen plaats bieden aan moslims, maar ook beschikbaar zijn voor de dialoog tussen mensen, ongeacht kleur of levensovertuiging. De moskee wordt daarom progressief en gematigd genoemd. De bedoeling is dat het een volledig Nederlandstalige moskee wordt. Hiermee hoopt de moskee radicalisering tegen te gaan en de jongeren een moderne versie van de islam bij te brengen.”

Kort daarna is duidelijk geworden wie er achter deze ‘progressieve en gematigde, tegen radicalisering opgerichte’ moskee zitten. Het blijkt een project van de Federatie Islamitische Organisaties Nederland (FION), de Nederlandse tak van de Moslimbroederschap. Deze Moslimbroeders hebben in Europa het geweld afgezworen, maar vormen volgens de veiligheidsdienst AIVD op termijn wel degelijk een bedreiging van onze open, democratische samenleving.

Eind 2010 zou deze moskee klaar zijn. Dan kan Jesse Bos opnieuw op werkbezoek. Tenminste, als de selectiecommissie van de PvdA haar nog voor een nieuwe raadstermijn in aanmerking laat komen.

Carel Brendel

La Route au Sud (78)

La_route_au_sud_78

Vraag en Antwoord (9)

Vraag_top_1


Plus update!

Bedenkingen over de wenselijkheid van de handelingen waartoe de islam, de koran of de sharia oproepen, worden veroorzaakt doordat de bezwaarmaker
  1. - in het bezit is van een Joodse grootmoeder

  2. - een achtergrond als Indo heeft

  3. - een katholieke, een christelijke of een dubbele agenda tracht te verbergen

  4. - (alleen voor politici:) stemmen wil trekken

  5. - lijdt aan een tekort aan media-aandacht

  6. - een afvallige is

  7. - (alleen voor vrouwen:) te lijden heeft van een trauma ten gevolge van genitale verminking

  8. - (alleen voor schrijvers:) zijn onnozele islamofobe boekjes verkocht wil krijgen

  9. - de herenliefde een warm hart toedraagt
  10. - vasthoudt aan westerse feministische wanen
Zulke bedenkingen zijn nooit en te nimmer te verklaren uit het bestaan van grote verschillen tussen de islamitische en de westerse idealen en leefwijzen.

Arabist Jansen

Een top-NSB-er als getuige tegen de jodenstaat

Binnenkort verschijnt er een boek van een ex-premier van Nederland: Dries van Agt. Op voorhand is al kritiek geleverd op dat boek. Omdat van Agt, ondanks of dankzij zijn wereldvreemdheid, in de media volop de ruimte krijgt om zijn meningen te ventileren, is het niet zo gek dat bij veel andersdenkenden het gevoel bestaat dat ze al weten wat er in dat boek zal staan. Toch is het niet wijs om daar dan maar op af te gaan. Er valt niet voor de volle 100% uit te sluiten dat hij zich in zijn boek toch wat meer ‘staatsman’ toont en wat minder ‘hysterische vriend van het Palestijnse slachtofferschap’.

Wanneer de critici-op-voorhand gelijk blijken te hebben, zal de strekking van Van Agts boek lijken op die van een boek dat al wèl verschenen is. In 2008 publiceerde Chris van der Heijden een boek met de provocerende titel: Israël, een onherstelbare vergissing. Zodoende is het nu dus bij een uitstek een tijdstip om dat boek eens aan een kritische beschouwing te onderwerpen.

Toen ik het ging lezen was me al bekend dat de schrijver de zoon is van NSB-ouders. Hij schreef ook een boek over de NSB: Grijs verleden. Daarin betoogt hij dat “‘de NSB’er’ niet per se een slecht mens was, maar een product van de Nederlandse cultuur van gematigdheid en van de omstandigheden”. Maar geen misverstand: de NSB’er in de titel van deze boekbespreking slaat niet terug op Van der Heijden zelf of op een van zijn ouders maar op de NSB-leider Max Blokzijl. In Van der Heijdens eigen woorden een van de ergste collaborateurs. Hij werd na de oorlog nog vóór Mussert geëxecuteerd. Blokzijl wordt als getuige tégen de zionisten opgevoerd met zijn uitspraak dat hij voor de zionisten wel bewondering had. Blokzijl is volgens Van der Heijden betrouwbaar als getuige omdat … hij zijn uitspraak deed toen hij al wist dat hij geëxecuteerd zou worden. Bizar. (noot 193)

Ik had dus al wel enig wantrouwen tegen de schrijver maar bij eenieder die ik niet zo goed ken ga ik in principe uit van een minimaal niveau van integriteit. Toen ik zag dat Van der Heijden zelf in zijn boekje benoemde dat er misschien wel een luchtje zat aan het feit dat juist iemand met zijn familieachtergrond dit boek schreef, stemde me dit aanvankelijk hoopvol. Het vermogen stil te staan bij je eigen mogelijke vooringenomenheid is immers een eerste aanwijzing voor integriteit. Nu ik het hele boekje heb gelezen moet ik echter vaststellen dat nog nooit een geschrift zoveel walging bij me opriep als dit. Terwijl ik in het kader van de research voor het boek dat ik recent geschreven heb over het mohammedanisme, toch een groot aantal onsmakelijke teksten onder ogen heb gekregen. Op zichzelf genomen is bijvoorbeeld de volgende tekst heel wat smeriger: “…dat het uithuwelijken van Aisha aan de Boodschapper door Aboe Bakr, op de leeftijd dat zij slechts zes jaar was, een weerlegging is van die mensen die het uithuwelijken van jonge meisjes aan oudere mannen ontkennen of er een afkeer van hebben. En op grond van onwetendheid over het Boek en de Soennah proberen zij het af te schilderen als iets slechts en verkeerds”. Maar deze immoraliteit is tenminste nog recht voor zijn raap. Het is vooral de gluiperigheid in de aanval op het bestaansrecht van de staat Israël waardoor Van der Heijdens tekst toch nog meer walging opwekt. Wie door het dunne laagje vernis van welbespraaktheid en (de enkele) enerzijds-anderzijds overwegingen kan en wil kijken, ziet de haat werkelijk van zo ongeveer elke bladzijde afdruipen.

Nadat ik het boek -nauwelijks meer dan 100 kleine pagina’s- helemaal gelezen had en ik het opnieuw ter hand nam voor deze bespreking, vielen me zaken op die me -pathologische optimist die ik ben- bij eerste lezing nog ontgaan waren.

'Onze’ verantwoordelijkheid
Het boek begint met een rechtszaak in Israël over een onderzoek naar misdaden van Israëlische soldaten tegen Arabische burgers in 1948. Van der Heijden stelt zichzelf en ons de vraag waaròm het belangrijk is om te weten wat er toen precies gebeurd is. Hij antwoordt dat de Palestijnen recht hebben op hun verhaal en Israël zijn verleden onder ogen moet zien. Maar dat niet alleen. Daarnaast moeten alle anderen “weten onder welke omstandigheden een onder ‘onze’ verantwoordelijkheid geschapen situatie (Resolutie 181 van de VN leidde tot de stichting van staat Israël en het was die stichting die tot gebeurtenissen als die in Tantura leidde) ten uitvoer is gebracht.” (blz. 17). Op het eerste gezicht lijkt er weinig mis met deze stellingname. Er is echter iets vreemds aan dat ‘onze’. Hij plaatst het woord zelf al tussen quotes en dat is een eerste aanwijzing voor zijn opzettelijke en onacceptabele vaagheid.

Die resolutie vormde een van de laatste onderdelen van het proces van vorming van nieuwe staten in het gebied dat, tot haar nederlaag in de Eerste Wereldoorlog, deel uitmaakte van het Ottomaanse rijk. Er waren al eerder stappen gezet voor de verdeling van het grote Britse mandaatgebied Palestina dat in de optimistische interpretatie van de zionisten eigenlijk in haar geheel beloofd was als gebied voor de vorming van een ‘joods tehuis’. Al in 1921 werd circa driekwart deel van dit gebied afgesplitst. Die afsplitsing kreeg de naam Transjordanië. Een stamhoofd uit een ander deel van het Arabisch schiereiland dat de Engelsen enige hulp had geboden bij het verslaan van het Ottomaanse rijk, werd als beloning tot koning er van gebombardeerd. De Britten stelden expliciet vast dat in het afgesplitste deel Joden niet welkom waren. Door het Jordaanse regime werd dit principe van een jodenvrije staat overgenomen. 1 april 1963 werd in de wet bevestigd dat Joden geen staatsburger konden worden van Jordanië. In de resolutie van 1947 werd besloten tot indeling van het overgebleven gebied van het mandaatgebied in een Arabisch en Joods deel. Niet alleen stemden de Arabische landen tegen: elke vorm van overleg over de indeling was door de buurlanden en de (slecht) georganiseerde lokale Arabieren geboycot. In de verwarrende, chaotische en gewelddadige periode die volgde, vertrokken de Britten als een dief in de nacht uit het gebied. De zionisten wachtten niet af maar riepen op de dag die door de VN als einddatum van het Britse mandaat was genoemd in het hun toegedachte gebied een eigen staat uit. De dag er op werden ze door de legers van de buurlanden en Irak aangevallen.

Ja, er was dus wel betrokkenheid van ‘ons’ bij de besluitvorming over de joodse staat maar de zionisten riepen zelf die eigen staat uit. Waarom dit van zo cruciaal belang is komt aan het einde van deze bespreking aan de orde.

Je moet maar durven
Israël is in Van der Heijdens woorden “een vreemd element in een islamitische omgeving” (blz. 19). Dit lijkt op het eerste gezicht niet zo’n heel onzinnige uitspraak. Maar hij is eigenlijk heel vreemd in de context van de centrale lijn van zijn aanklacht tegen het bestaan van Israël. Een van de hoekstenen daarvan wordt namelijk gevormd door de suggestie dat ‘tegenwoordig’ individualisme ‘toch’ voorop staat of ( ) hoort te staan. Toch wonen er -in de woorden van Van der Heijden niet alleen veel mensen in dat gebied die het mohammedaanse gedachtegoed aanhangen, maar kennelijk is de omgeving zelf ‘islamitisch’. Dit is inderdaad de benaderingswijze van veel mohammedanen en hun seculiere vrienden: weinig waarde hechtend aan de vrijheid van het individu. Het is goed om dit nog eens te expliciteren: land kan volgens deze auteur dus ‘islamitisch zijn’. Enkele pagina’s verderop rept hij even zo vrolijk over de wijze les die hij juist als zoon van NSB’ers geleerd heeft van WOII: “..dat het in samenleving en politiek uiteindelijk altijd om individuen gaat, niet om het collectief, en dat het verkeerd loopt wanneer met dat principe geschipperd wordt”. Dit is een aanloopje tot de nauwelijks bedekte gelijkstelling van Israël -het bestaan van die staat dus- aan extreme voorbeelden van ontsporingen die WOII heeft laten zien. Zijn afstamming van NSB’ers is nu langs een omweg opgevoerd als aanwijzing voor zijn morele superioriteit. Hij is immers met zijn neus -op het schoolplein misschien wel letterlijk- op de ontsporingen gedrukt van WOII en is daardoor extra goed in staat om het bestaan van de staat Israël te herkennen als ontsporing. Je moet maar durven.

Over het Ottomaanse rijk schrijft Van der Heijden in positieve termen: "Dat rijk had grootse tijden beleefd maar ging sinds de negentiende eeuw door voor de zieke man van Europa. In een wanhoopspoging aan die ziekte een einde te maken kozen de Turken tijdens de Eerste Wereldoorlog partij voor de Duitsers”. U ziet: de volkeren van de Balkan waren niet vanwege het intrinsieke imperialisme van het Ottomaanse sultanaat met geweld onderworpen maar de opdeling aan het eind van WOI was het gevolg van “..het eenvoudige feit dat het rijk te groot was.” Het wàs ‘gewoon’ te groot. Door toeval? Omdat iedereen er onderdeel van wilde uitmaken? Uiteraard geen woord over de kinderroof ten behoeve van het leger en de ambtenarij van de sultan. Niets over de Poolse redder van het christendom: Jan Sobieski. Geen woord uiteraard over de geringe kwaliteit van het bestuur van het Ottomaanse rijk. Waarom het rijk de zieke man was geworden? Waarom het logisch zou zijn dat die wanhoopspoging er toe zou leiden dat men juist het kamp van de Centralen koos? Niets daarover. Zeker over dat laatste valt ook heel moeilijk iets zinnigs te vermelden. Van der Heijden maakt alleen duidelijk dat het eigenlijk de schuld was van de Engelsen en Fransen: dat waren immers koloniale machten. In de ogen van Van der Heijden vormden de Turken geen koloniale macht vóór die tijd. Hij rept uiteraard ook niet van de inzet van Enver Pasha om het Ottomaanse/Turkse rijk na 1918 juist uit te breiden naar het Oosten. (blz. 26 / 27). Waarom iets pijnlijks oprakelen over Turken in een boekje dat ten doel heeft het bestaan van Israël ter discussie te stellen?

Meelijwekkende veroveraars
Dit fraaie staaltje volgt op een paginalange beschrijving van hoe idyllisch het leven in ‘Palestina’ was vóór de komst van de Joden. In een enkel regeltje wordt dan nog wel aangeduid dat de gegeven beschrijving eigenlijk niet dat gebíed betrof maar dat tíjdvak -in alle andere gebieden rond de Middellandse Zee vonden daarna ook grote veranderingen plaats in de vorm van bevolkingsgroei en urbanisatie- maar intussen is er weer lekker bijgedragen aan de sfeer waarin het mogelijk wordt het bestáán van ‘Israël’ als ‘het’ probleem te definiëren. “De Joden staan steviger op de kaart dan ooit” dankzij Adolf Hitler omdat ze nu Israël hebben. (blz. 20). Het taalgebruik!

Van der Heijden wijst er op dat weliswaar historici vaak naar voren brengen dat de economische bloei in de eerste helft van de twintigste eeuw in het gebied vooral te danken was aan de komst van de Joden, maar wijst die claims af door er op te wijzen dat die historici vaak zelf Joden zijn en het misschien wel niet waar is. Over andere bepalende factoren voor hoe het er in die streek toen aan toe ging: geen woord. De afwezige grootgrondbezitters die tegelijkertijd geld verdienden aan de verkoop van grond aan joodse immigranten en op het politieke toneel de (komst van de) Joden bestreden: ze komen niet aan de orde. En wat al helemaal niet genoemd wordt is de eeuwenlange strijd tussen de productieve stammen en de op hen parasiterende roofstammen. Voor alle duidelijkheid: beide Arabisch.

Op blz. 30 e.v. benoemt Van der Heijden terecht de onderdrukking -eind negentiende, begin twintigste eeuw- van de Joden in Oost-Europa, als aanleiding tot het ontstaan van het zionisme dat op haar beurt uiteindelijk leidde tot de stichting van de staat Israël.

En dus niet de Holocaust!

Hij doet echter geen enkele moeite om een indruk te geven van de omvang van die onderdrukking en de zondebokfunctie die de Joden keer op keer toebedeeld kregen in de eeuwen daarvoor, ook in West-Europa. In plaats daarvan volgt op die melding onmiddellijk een stukje over “de onverwoestbare mythe (wil) dat de Joden altijd naar Israël verlangd hebben”. Om te illustreren dat dit echt een mythe is voert hij zelfs een joodse “pseudo-messias” op die halverwege de zeventiende eeuw met enig succes Joden opriep naar het heilig land te trekken maar zich daar bekeerde tot het mohammedanisme. (blz. 33). Dat is tegelijk ook een van de zeldzame keren dat het mohammedaans gedachtegoed überhaupt genoemd wordt in het complete essay! Uiteraard blijft onvermeld dat deze meneer Tsvi lang voor hij naar ‘het Heilig Land’ vertrok, door de rabbijnen van zijn geboortestad al als geschift werd beschouwd en dat hij zijn aanvankelijke succes vermoedelijk toch ook wel een beetje te danken kon hebben aan een slachting van circa 100.000 Joden in en rond Oekraïne korte tijd er voor.

Intussen heeft hij dan nog de zionist Weizmann aangehaald die als gruwelijkste aspect van de pogroms noemde dat de Joden zich als makke lammeren lieten afslachten en totaal geen weerstand boden. Van der Heijden voegt daaraan toe: “Het is een zinsnede waarvan de juistheid enkele decennia later op huiveringwekkende wijze bevestigd werd.” Niks mis met deze toevoeging, ware het niet dat van der Heijden dit weer laat volgen door “Althans volgens de zionisten”. Deze toevoeging, die een sinistere suggestie in de lucht hangt dat misschien dit toch niet klopt, wordt verder nergens toegelicht. Wanneer later Russisch-joodse jongeren wel degelijk naar Palestina blijken te willen gaan, heet het bij van der Heijden dat dit “een nieuwe mode” was… (blz. 35)

De kracht van weglatingen
ChrisvdheijdenOp blz. 36 komt dan de beroemde Balfour-declaratie aan bod. De Balfour declaratie van 1917 waarin aan de zionisten -tijdens de Eerste Wereldoorlog dus- toegezegd werd dat de Britten zich zouden inspannen voor de totstandkoming van een ‘nationaal tehuis voor de Joden’. Die verklaring is heel erg kort. Maar volledig in lijn met de aard van dit geschrift laat Van der Heijden bij het citeren er van voor alle zekerheid wel het laatste deel van de belangrijkste zin weg. Die hele zin luidde “His Majesty's Government view with favour the establishment in Palestine of a national home for the Jewish people, and will use their best endeavours to facilitate the achievement of this object, it being clearly understood that nothing shall be done which may prejudice the civil and religious rights of existing non-Jewish communities in Palestine, or the rights and political status enjoyed by Jews in any other country.” Het stukje over de rechten en politieke status van Joden in andere landen laat hij weg! De reden waarom die weglating zo gluiperig is zet hij er natuurlijk ook niet bij. In de aanloop tot het ontstaan van de staat Israël en in 1948 zelf werden die rechten namelijk op grote schaal met voeten getreden. Honderdduizenden Joden vluchtten vanuit landen waar het mohammedanisme een dominante factor is naar Israël. Het aantal gevluchte Joden week weinig af van het aantal niet-Joden dat Israël ontvluchtte toen dat land onmiddellijk na het afkondigen van haar bestaan van alle kanten aangevallen werd. Die Joodse vluchtelingen werden zonder noemenswaardige hulp van buiten geïntegreerd in de Israëlische samenleving, de Palestijnse werden -en worden tot op de dag van vandaag- bevroren in hun vluchtelingenstatus. Een belangrijk hulpmiddel daarvoor wordt gevormd door een reusachtig apparaat dat speciaal voor hen is opgericht door de VN: de UNWRA. In vergelijking met andere landen waar vluchtelingen onder VN-vleugels schuilen telt de UNWRA ongeveer 25 keer zo veel medewerkers: bijna allemaal Palestijnen die hun dagelijks brood verdienen dankzij de ellende waar de rest van de Palestijnen in verkeert.

Op blz. 44 schrijft Van der Heijden over de gewelddadigheden tussen 1936 en 1938 die werden aangeblazen door het Arab Higher Committee. Deze groepering werd gedomineerd door familieleden van de bekende vriend van Hitler: de moefti van Jeruzalem. Sober vermeldt hij dat hierbij 5000 Arabieren, 400 Joden en 200 Britten de dood vonden. De eerste gedachte daarbij is natuurlijk dat die Arabieren gedood waren door de Britten en/of de Joden. Dat was niet zo. Een zeer groot deel er van werd gedood door AHC-strijders als ‘verraders’ van de AHC-zaak.

Wanneer hij schrijft dat “.. je Duitsland als jood beter zo snel mogelijk kon verlaten..” vraag je je af of Van der Heijden zat te gniffelen bij het neerpennen van deze moeder aller eufemismen. blz. 57 “..de Joden voelden zich door iedereen in de steek gelaten”. Hij heeft het hier dus over hun lot in nazi-Duitsland. Ze wáren niet door iedereen in de steek gelaten maar voelden dat zo. Is dit geen overdreven gezeur over een enkel verkeerd woord? Terwijl ze in de steek gelaten waren, voelden ze dat toch inderdaad ook zo? In samenhang met de vele vergelijkbare, of nog veel krassere passages is het echter de zoveelste sfeermaker. Wat te denken van de wijze waarop geschreven wordt over mannen als Mordechai Anielewicz die zich met wapens verzetten tegen de uitroeiing door de nazi’s. Hij brengt ze ter sprake in het verlengde van zijn opmerking dat de zionisten in Palestina zich ergerden aan “de Joden die zich in het Europa van de nazi’s zogenaamd (sic) als makke schapen naar de slachtbank hadden laten leiden”. Op zijn beurt ergert Van der Heijden zich er aan dat men in Israël, wanneer men het over de Shoah had, tot diep in de jaren 60 dan bij voorkeur sprak over de heroïsche opstelling van “.. de vechtersbazen uit het getto van Warschau” (blz. 60). De vechtersbazen… Laat deze term even bezinken en vraag je dan af of er een nog gluiperiger manier is om Jodenhaat te verwoorden. Ik zou er geen weten. De afschuwelijk hoax over het vermoorden van Palestijnen om hun organen te verkopen -een moderne variant op de al eeuwen bestaande hoax over het joodse gebruik om bloed van niet-joodse baby’s te gebruiken voor de bereiding van hun gerechten- moet het hier tegen afleggen.

Op blz. 67 komt het ontwerp van een Palestijnse vlag aan de orde. Volgens Van der Heijden heeft deze Arabische kleuren gekregen (blz. 68). Kletspraat. Passia is daar heel helder over. Passia is een niet aan een specifieke Palestijnse stroming gebonden ‘denktank’. Met seculiere trekjes zelfs. Oprichter en voorman Mahdi Abdul Hadi presenteert op de webstek een stuk over de Palestijnse vlag waarin hij -bedoeld of onbedoeld- laat zien dat dit de vlag is die staat voor mohammedaanse veroveringen en het kalifaat! Het zijn mohammedaanse kleuren, geen Arabische.

Het ultieme egocentrisme
Israël is niet alleen het probleem van de Joden” dat is echt heel wat anders dan spreken over het ‘Jodenvraagstuk’ of een ‘Endlösung’. De opmerking sluit aan op die over resolutie 181 met dat vage ‘onze’. Hier is de definitie van het probleem: Israël. Niet de al dan niet vermeende achterstelling van de mohammedanen in Israël, niet de ellende van de Palestijnen in Westbank en Gaza. Niet: het zionisme is een onherstelbare vergissing of de emigratie van Joden naar het Midden-Oosten. Resolutie 181 van de VN zelf ook niet. Ook het geheel van regels of praktijken in het reëel bestaande Israël is geen onderwerp van dit boek. Nee, de stichting van het land was een vergissing en die stichting was een daad van ‘ons’. Daarom -maar dit blijft nog net impliciet- zouden ‘wij’ die vergissing ook moeten herstellen.

Het is de uiting van een verknipte vorm van een op zichzelf al krankzinnige vorm van egocentrisme. Een egocentrisme dat niet onmiddellijk opvalt door het misplaatst vertoon van een op zich al even misplaatst gevoel van schuld. Dat Joden Israël hebben gesticht omdat ze begrepen dat ze een eigen staat nodig hadden, niet om het schuldgevoel van niet-joden dragelijker te maken, past niet in het denkraam van mensen als deze Van der Heijden. Hoewel hij in letterlijke zin erkent dat de meest directe aanleiding voor het ontstaan van het zionisme de onderdrukking van de joden in Oost-Europa in de negentiende eeuw was is het hele verhaal doortrokken van het idee dat de Joden van ‘ons’ een staat kregen omdat we die Holocaust zo zielig voor ze vonden. Door nu te wijzen op fouten en misdaden van zionisten van de eerste helft van de twintigste eeuw schept Van der Heijden het beeld dat de Joden helemaal niet de voorbeeldige slachtoffers waren die om die reden recht hadden op ‘onze’ steun. ‘We’ zijn door de Joden belazerd. Daardoor hebben ‘wij’ ons er toe laten verleiden tot stappen die de Palestijnen tot de echte voorbeeldige slachtoffers gemaakt hebben.

Omdat een openlijke steunverklaring aan het openlijke Hezbollah-Hamas-Fatah-streven tot vernietiging van Israël hem nu nog een brug te ver lijkt, komt helemaal aan het einde van het boekje de schijnheilige verklaring dat in de titel ervan de nadruk niet moeten worden gelegd op ‘vergissing’ maar op ‘onherstelbare’. In de rest van het boekje is daar werkelijk geen enkele aanwijzing voor: nergens gaat het daar over onherstelbaar, over een veilig voortbestaan voor Israël. Nergens. De vergissing blijft ook centraal staan in de enkele regels over wat er eigenlijk nu zou moeten gebeuren. Het gaat hem niet alleen om erkennen van ‘onze’ vergissing maar ook om een vorm van ‘schadeloosstelling’. Dat juist het Westen al decennia lang bezig is de Palestijnen miljarden toe te schuiven speelt blijkbaar geen rol. De stinkend rijke Arabische ‘broeders’ zijn veel minder gul. Dat ze intussen wel veel geld vrij weten te maken voor het exporteren van een van de meest verwerpelijke invullingen van het mohammedaanse gedachtegoed naar het Westen: in de ogen van de Van der Heijdens van deze wereld zou alleen een notoire islamofoob een link tussen die beide kwesties leggen.

School voor de Journalistiek
Hoe erg is het dat er een boekje verschijnt van de hand van een zoon van NSB’ers, die duidelijk met die achtergrond nog niet goed kan omgaan? Misschien nog steeds uit is op wraak voor wat hem op het schoolplein aangedaan werd door de kinderen van ouders die alleen minder ópenlijk gecollaboreerd hadden? Wraak op de Joden wil omdat zonder de Holocaust het nazisme niet zó lang zó zeer was blijven staan voor het ultieme kwaad? Nee, natuurlijk niet. Het voorgaande is maar een poging om van grote afstand een inschatting te maken wat er in de loop van de tijd allemaal mis gegaan is met deze auteur. En zelfs als hiermee de spijker precies op de psychologische kop geslagen zou zijn, dan nog geldt dat ook voor dit soort mensen uiteraard ook de vrijheid van meningsuiting geldt. Uiterst pijnlijk is het echter wel te ontdekken dat juist zo’n soort man docent aan de School voor de Journalistiek in Utrecht is.

Frans Groenendijk

La Route au Sud (76)

La_route_au_sud_76

".. en hier zijn wij, een stel blanke Nederlandse mannen.."



Uitgelicht: televisie, Nova, 5.9.2009 over wetenschapper Tariq Ramadan: Willem Schinkel, faculteit sociologie, Erasmus Universiteit.

Willem Schinkel: "In deze zaak is absoluut niet naar de inhoud gekeken. Er wordt een standpunt ingenomen, er is een verbintenis met een repressief regime en hier zijn wij een stel blanke Nederlandse mannen, wij weten hoe je daar mee om moet gaan. En ik vind dat een autoritair, kortzichtig standpunt."

Bekijk hier de uitzending.

Heeft u ook voorbeelden van Jip-en-Janneke-uitspraken/berichten/verslaggeving/foto's gehoord/gezien op radio, televisie of andere media? Stuur deze, met bronvermelding, dan naar hoeiboei@gmail.com .

La Route au Sud (75)

La_route_au_sud_75

Jacques van Doorn wist het beter




Uitgelicht: Henk Steenhuis 'Het Blog' Jacques van Doorn wist het beter, Welingelichte Kringen, 5.9.2009.

(...)
"Hirsi Ali had iets wat hij [Jacques van Doorn] bijzonder verfoeide: de drammerige eis om vrijheid van meningsuiting die er uit bestond moslims achterlijk te noemen en waar mogelijk te beledigen. Hij vond het onaanvaardbaar dat een politicus zo van leer trok tegen een minderheid en dat had hij goed gezien."

(...)
"Wat onvermijdelijk tot tweespalt leidt, kan beter zo weinig mogelijk besproken worden. Maar wat Nederlandse bestuurders een eeuwlang met succes was gelukt, kon de creme der Nederlandse intellectuelen in de 21 eeuw niet opbrengen."
(...)

Lees de volledige tekst hierr.

Heeft u ook voorbeelden van Jip-en-Janneke-uitspraken/berichten/verslaggeving/foto's gehoord/gezien op radio, televisie of andere media? Stuur deze, met bronvermelding, dan naar hoeiboei@gmail.com .

Het hoge woord is er uit: Poldermoskee is niet liberaal

Plus Update, 7.9.2009 Onterechte zorgen over een wakkere stadskrant hierr.

Het sprookje van de Poldermoskee in Amsterdam-Slotervaart is uit. Een jaar na de officiëe opening in het bijzijn van Tariq Ramadan en stadsdeelvoorzitter Ahmed Marcouch (PvdA) is het hoge woord er uit. De Poldermoskee is niet liberaal en wil dat ook helemaal niet zijn.

Gisteren (4 september) erkende voorzitster Yassmine el Ksaihi tegenover De Pers, dat er vanaf dag één een verkeerd beeld is neergezet van het veelgeprezen initiatief. De gratis krant pikte het nieuws van deze site op, dat de radicale prediker Khalid Yasin al weer voor de vierde keer in Slotervaart is opgedoken. Gisteren preekte hij op de eerste verjaardag van de Poldermoskee. Yasin is een bewonderaar van het Saoedische shariastrafrecht, verkondigde dat aids een in Amerika ontworpen ziekte is, en was een prominent spreker op een zeer salafistisch getint Nationaal Islam Congres in de Amsterdamse Apollohal.

El Ksaihi in De Pers: “We zijn te veel afgeschilderd als wapen tegen radicalisering. Vanaf dag één zijn we als uitsluitend liberaal neergezet, als de Nederlandse, gematigde variant van de islam. Dat is niet zo. We staan voor diversiteit, we willen meerdere kanten laten zien. Daar past Yasin ook bij.”

Bij de opening van de Poldermoskee, en in de maanden daarvoor klonken totaal andere geluiden. Zo berichtte Trouw op 12 april 2008 over de nieuwe moskee onder de kop ‘Cheppih begint Poldermoskee als wapen tegen radicalisering’. In dit artikel kwam oprichter Mohammed Cheppih, een voormalige extremist, overigens zelf niet aan het woord. Des te meer sprak Marcouch over het tegen radicalisering gerichte initiatief.

Marcouch destijds: “Ja, Cheppih hield er als jonge jongen rare ideeën op na. Dat erkent hij nu ook. Daarom vind ik hem zo geschikt: hij kan met die radicaliserende jongeren het debat aangaan. Zeggen waarom hij toen zó dacht, en nu anders. Dat is voor die jongeren belangrijk, maar ook voor de maatschappij. Die kan eraan aflezen dat orthodoxie niet iets statisch, iets onveranderbaars is.”

Verderop benadrukte Marcouch dat de Poldermoskee niet moet worden vergeleken met de mislukte Westermoskee in het naburige stadsdeel De Baarsjes. “Nee, die was van moskeeorganisatie Milli Görüs, ze zaten vast aan een ideologie van elders, hadden wortels in Duitsland. De Poldermoskee bestaat uit mensen van hier, Nederlandse burgers die niet gehinderd worden door een ideologie van elders.”

Anderhalf jaar later is Marcouch overigens niet blij dat de ideologie van elders, in dit geval uit Saoedi-Arabië, via Yasin in de Poldermoskee wordt verkondigd. Marcouch is in De Pers nog wel enthousiast over de jongerenmoskee in het algemeen: “De moskee is natuurlijk vrij te vragen wie ze willen, maar persoonlijk vind ik het onwenselijk. Het is jammer dat ze een appèl doen op iemand als Yasin, blijkbaar slagen ze er niet in binnen de eigen achterban een populair spreker te vinden. Bijvoorbeeld bij de nieuwe universitaire imamstudie. Dat is intellectuele armoede. Maar ik kan ook niet verbieden dat Yasin komt preken.”

Verbieden kan Marcouch inderdaad niets, en dat hoeft ook niet. Marcouch kan natuurlijk wel stoppen met net doen alsof de Poldermoskee zo liberaal en gematigd en geweldig is.

Overigens heeft Cheppih zelf destijds het beeld van een gematigde, tegen radicalisering gerichte moskee, niet weersproken. Neem bijvoorbeeld het bericht dat de redactie van website Maroc.nl op 14 april 2008 plaatste: “Volgens initiatiefnemer Mohammed Cheppih (31) zal iedereen zich thuis voelen in de Poldermoskee, gelovigen en niet gelovigen. Bezoekers, imams en bestuur moeten een afspiegeling vormen van de Nederlandse samenleving. De Poldermoskee moet een plek worden waar gediscussieerd kan worden over de islam en die radicalisering tegen gaat.” Maroc.nl had ook een letterlijke quote van Cheppih: “De Nederlandse moskeeën zijn naar binnen gerichte gebedshuizen: Heimwee moskeeën. De Poldermoskee wordt een transparante moskee die midden in de Nederlandse samenleving staat.”

Pas nu de regelmatige aanwezigheid van de zeer radicale dawah-prediker (islammissionaris) Yasin door de buitenwacht wordt gesignaleerd, erkent het bestuur dat de Poldermoskee niet zo gematigd en liberaal is als iedereen dacht.

Yasin lijkt trouwens niet de enige radicaal in de tegen radicalisering opgerichte Poldermoskee. Zo staat te lezen in het lopende ramadanprogramma: “Islamitische geleerden uit Saoud Arabie zullen de laatste 2 weken van de Ramadan een apart leerprogramma draaien bij ons. Informatie volgt nog!”

Hopelijk komt er snel enige transparantie over deze Saoediërs, want ik ben razend benieuwd in hoeverre deze leermeesters uit het meest orthodoxe moslimland ’midden in de Nederlandse samenleving staan’.

Carel Brendel

Carel Brendel is auteur van Het verraad van links

La Route au Sud (74)

La_route_au_sud_74

Goede moslims mogen niet zelf denken

Ganzenpas_top

30 augustus jl. schreef Fouad Laroui een stuk voor de Volkskrant(site) 'Echte en valse hervormers' hierr.
Daarom nogmaals het artikel 'Goede moslims mogen niet zelf denken' dat journaliste Bernadette de Wit in 2007 over Laroui schreef.

Waar is de Gouden Regel?

Het interview met de Marokkaans-Nederlandse wetenschapper Fouad Laroui in NRC Handelsblad van 18 maart is een gemiste kans. Fouad Laroui pleit in zijn laatste boek, Over het Islamisme, een persoonlijke weerlegging (De Geus, 2006), voor een verlichte, individualistische en tolerante islam. Dat is een mooi streven, maar geen wetenschappelijk streven.

Laroui werkt sinds 1990 als econoom bij de VU en is daarnaast dichter. Hij ergert zich aan ‘de onwetendheid over de islam’ onder autochtonen en moslims zelf. Ik heb het boek niet gelezen, maar de argumenten voor een verlichte islam komen in het interview niet uit de verf. Dat komt doordat interviewer en Marokko-kenner Steven Adolf zelf een van die onwetenden is en doordat Faroui zich in het interview ontpopt als apologeet.

Laroui’s bedoelingen zijn zonder enige twijfel goed: hij prijst de Nederlandse vrijheid, de rede, de wetenschap en het gezond verstand en oordeelt keihard over de fundamentalistische islam, die zelfstandig nadenken verwerpt. Totalitaire imams houden tot zijn verdriet een ijzeren greep op alle details van het dagelijks leven van de moslims. Zo kan Laroui’s boek niet in het Arabisch verschijnen, in geen enkel islamitisch land. Wel is het in Marokko in het Frans verkrijgbaar.

De schrijver noemt islamitisch fundamentalisme ‘net zo gevaarlijk’ als de Bible belt in Amerika of de ultra-orthodoxe joden, behalve dan dat dat kleine minderheden zijn. En islamisten dreigen helaas een meerderheid te worden. Is dat het enige verschil? had Adolf hier moeten vragen. De christelijke en joodse fundi’s roepen toch niet op tot een wereldwijde jihad en plegen toch geen terreuraanslagen in buitenlanden?

Volgens Laroui heeft islamisme echter ‘niets te maken met de islam’, een vaak gehoord argument, dat mij nog niet heeft kunnen overtuigen. Hij beroept zich daarbij op de islam van de rede onder de Abassieden van Bagdad in de 8ste eeuw en de middeleeuwse filosofen Ibn Rushd (Averroës) en Ibn Khaldoun (Avicenna). Hiermee sluit hij zich aan bij het a-historische wensdenken dat op de VU doorgaat voor wetenschappelijke islamkunde.

Kun je Averroës wel islamitisch noemen? Machteld Allan schreef vorig jaar maart in Trouw dat de islamitische filosofie heel weinig zegt over de islam. Niet de islamitische filosofie, maar het islamitisch recht vormt de basis voor het moslimse leven. Een moslim zal niet naar Ibn Rushd grijpen, maar naar de koran en de hadithverzamelingen, waarin de woorden en daden van zijn profeet zijn opgetekend. Die moet hij navolgen. Daarin is geen plaats voor de rede als zelfstandige bron van kennis. Die teksten zijn de kern van de islam: dát is wat moslims geloven, ongeacht wat de apologeten verzinnen.

Laroui stelt daarentegen in het interview: ‘Als één religie zich leent voor individualisering van het geloof, dan is het de islam.’ De islam kent immers geen kerkelijke institutie en geen paus. De totalitaire imams die via internet en de schotel zo veel invloed hebben op moslims hier, verwijt hij dat ze zich gedragen ‘als de paus van de moslims. Dat is natuurlijk een contradictio in terminus’ (zei hij dat echt of heeft Steven Adolf van de i een u gemaakt?), ‘want een dergelijke hiërarchische structuur kent de islam niet.’

‘Er staat niemand tussen hem [de moslim] en God,’ vervolgt Laroui. Hij probeert duidelijk te maken ‘dat je je eigen geloof tegenover dogma’s moet zetten. Maar daarvoor moet je wel de islam goed kennen.’

En dat valt bij Laroui toch wat tegen. Hij beweert dat de Gouden Regel (wat gij niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet) ‘letterlijk in de koran staat. Maar ook letterlijk in het verhaal van de Jeruzalemse rabbijn Hillel’, waarna hij het verhaal over diens samenvatting van de Thora in één zin (‘doe niet aan anderen wat gij niet wilt dat aan uzelf wordt aangedaan’) min of meer correct navertelt. Al vergeet hij de belangrijke toevoeging, die in de islam ontbreekt: ‘Dit is de hele wet. De rest is commentaar. Ga het leren.’

Laroui: ‘De kern van de moraal hoef je dus niet op de Olympus of bij God te zoeken. Alle religies en alle seculiere filosofieën komen daarin verrassend overeen.’

Alle religies? Helaas vergat Adolf aan Laroui te vragen even het koranvers te noemen waarin de Gouden Regel wordt genoemd voordat deze in één adem de joodse variant inlijfde. Een lezer van Faith Freedom heeft zich er in 2005 suf naar gezocht. Die Gouden Regel staat namelijk nergens in de koran.

Wel is er een hadithvers dat in de buurt komt, al is daarin, anders dan in de joodse en christelijke versie, niet het eigen geweten, maar het ware geloof het belangrijkste: Geen van u gelooft [waarlijk] totdat hij voor zijn broeder wenst wat hij voor zichzelf wenst (nummer 13 van imam Al-Nawawi’s Veertig Hadiths). Hetzelfde staat in Boechari 1.2.12: Geen van u zal het geloof hebben tot hij voor zijn broeder wenst wat hij graag voor zichzelf wil’.

Er is nog iets. In de islam omvat broederschap niet de hele mensheid. In soera 9:23 van de koran wordt gesteld: O gij, die gelooft, neemt uw vaders en uw broeders niet tot vrienden als zij ongeloof boven geloof verkiezen. En wie onder u met hen bevriend is, behoort tot de overtreders.

Hier staat heel hardvochtig dat je je familie en vrienden moet afzweren als ze de islam niet aanhangen.
Zo deelt de sharia de mensheid in tussen de dar al-harb (de voorbode van de oorlog) en de dar al-islam, het grondgebied waar de mensen reeds worden overheerst door de islam. Via de jihad moet uiteindelijk ook de dar al-harb, waar zowel Laroui, Adolf als wij allen leven, worden onderworpen.

De islamitische moraal is daarom niet universeel. Het is van tweeën één: je kunt niet een geloof aanhangen dat de Gouden Regel beperkt tot de moslimbroeders en nochtans, zoals Faroui, beweren dat dat geloof ethisch op hetzelfde neerkomt als andere religies, die hun imperatief wel voor alle mensen laten gelden.

Je ziet dit probleem ook terug in de in 1981 in Caïro aangenomen islamitische versie van de Verklaring van de Rechten van de Mens. Die wijkt op een aantal essentiële punten af van de in 1948 vastgestelde universele mensenrechtenverklaring: ze erkent alleen mensenrechten die passen in de sharia, het islamitisch recht is de enige bron van recht, er is geen vrijheid van meningsuiting en geen godsdienstvrijheid en deze verklaring beschouwt mannen superieur aan vrouwen.

Laroui’s kritiek op de fundamentalistische imams gaat geheel voorbij aan de sharia en de machtige religieuze kaste van de islamitische rechtsgeleerden met hun strikte regels voor interpretatie. Deze is slechts toegestaan als de koran en hadith geen uitsluitsel geven. Zo zit dat geloof nu eenmaal in elkaar. Adolf vráágt er niet eens naar en dan wordt een interview al gauw een oefening in apologie. Met als kop: ‘Een goede moslim durft zelf te denken’.

Maar goed, Laroui woont hier en probeert hier vorm te geven aan een verlichte islam. Religie is voor hem een persoonlijke zaak. Hij heeft terecht kritiek op de aanstelling van Tariq Ramadan als hoogleraar aan de Erasmusuniversiteit, ‘die over God komt praten, terwijl je juist hoogleraren moet hebben die religie als onderwerp van wetenschappelijke studie nemen, vanuit antropologisch of sociologisch standpunt.’

Past Laroui dit in het interview zelf toe op zijn eigen geloof? We hadden al vastgesteld dat hij een a-historische, apologetische versie van de islam verkondigt. Ook citeert hij selectief en oppervlakkig westerse denkers als Voltaire of Goethe, die ‘gecharmeerd’ waren van ‘het rationalisme in de islam’ omdat Mohammed geen wonderen verrichtte. Nee, Mohammed voerde veroveringsoorlogen en verdeelde de buit – goederen, geld en slaven – onder zijn aanhangers. De profeet stond bóven de Gouden Regel. Hij kreeg zijn inspiratie rechtstreeks van Allah en geldt nog steeds als een volmaakt gedragsvoorbeeld voor alle moslims.

Fouad Laroui beschouwt islamisme als een vorm van godslastering. Ook hier verzuimde de interviewer te vragen hoe hij dan de vele koranverzen ziet die oproepen tot jihad. Elke keer als er een aanslag wordt gepleegd in naam van Allah, worden die verzen aangehaald.

Bijvoorbeeld soera 8:39, En vecht tegen hen [de ongelovigen] tot er geen vervolging meer is en de godsdienst alleen Allah toebehoort.
Of soera 9:29, specifiek over joden en christenen: Vecht tegen degenen die niet in Allah of de Laatste Dag geloven, noch datgene voor verboden houden dat door Allah en Zijn Boodschapper verboden is, noch de religie van de Waarheid erkennen, [zelfs als ze] van de Mensen van het Boek [zijn], totdat ze de Jizya (religieuze belasting voor dhimmi’s, tweederangs burgers, BdW) betalen met welwillende onderworpenheid, en zij zichzelf hebben overgegeven..

Hoe een intellectuele vrijdenker in gemoede kan beweren ‘een verlichte islam’ na te streven zonder over dit alles in een interview met een Nederlandse krant ook maar íéts te zeggen, is mij een raadsel. Kennelijk denkt Fouad Laroui dat werkelijk álle Nederlanders volstrekt in het duister tasten over de islam. Maar dan heeft hij toch heel lang heel diep geslapen.

Bernadette de Wit

(Eerdere reacties hierr.)

La Route au Sud (73)

La_route_au_sud_73

Vraag en Antwoord (8)

Vraag_top_1

De islamitische sharia is op een aantal essentiële punten in strijd met de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (UDHR 1948). Wie wil weten wat de sharia voorschrijft, maakt zich daarmee afhankelijk van het oordeel van de imams en ayatollahs. Er zijn namelijk wel handboeken waarin de islamitische sharia bediscussieerd wordt, maar er is geen sharia-wetboek of -code waarin een ieder op voet van democratische gelijkheid kan opzoeken hoe de vlag op het schip staat of de vork in de steel zit.

Arabist Jansen

La Route au Sud (72)

La_route_au_sud_72

De eerste uitdager van Ahmed Marcouch meldt zich

Antimarcouch
Update: 4.9.2009 CDA stelt vragen over onderzoek naar koranonderwijs in Slotervaart.

Op verzoek van het CDA debatteert de Amsterdamse gemeenteraad volgende week over de jongste uitlatingen van Ahmed Marcouch over het koranonderwijs op openbare basisscholen. De PvdA-voorzitter van het stadsdeel Slotervaart wil een enquête houden onder ouders. Hij hoopt daarmee de vraag naar koranlessen te stimuleren. Volgens het CDA mag de overheid zich niet op deze manier bemoeien met het godsdienstonderwijs. In Amsterdam is het nu dus zo ver dat 'progressieve' politici door een confessionele partij moeten worden herinnerd aan de scheiding van kerk en staat.

De eerste uitdager van Ahmed Marcouch meldt zich

Het staat nog niet vast dat Ahmed Marcouch de sterke man wordt voor de PvdA in Nieuw-West, het nieuwe stadsdeel ten westen van de Amsterdamse ringweg A10. De ‘burgemeester’ van Slotervaart heeft zich wel kandidaat gesteld voor het lijsttrekkerschap.

De eerste uitdager van Marcouch heeft zich inmiddels ook gemeld. Het gaat om Yair da Costa, een 21-jarige student geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam, homo en vrijwilliger namens het COC en in die hoedanigheid al eerder kritisch jegens Marcouch.

In een column op website De Dagelijkse Standaard hekelt Da Costa ‘de verborgen agenda van Ahmed Marcouch’.

Aanleiding tot deze aanval is een recent bericht in Het Parool. De wakkere stadskrant, die de afgelopen jaren fungeerde als een soort open podium voor de PvdA-baas van Slotervaart, berichtte over Marcouch’ plannen voor koranonderwijs op de openbare basisscholen. Die blijken niet van de grond te zijn gekomen. Ouders hebben namelijk niet om deze koranlessen gevraagd.

Nu laat het stadsdeel Slotervaart onderzoeken of de ouders misschien toch nog behoefte hebben aan koranlessen. Marcouch: “We houden een enquête in opdracht van het stadsdeel. Heel veel ouders hebben geen idee dat ze dit kunnen afdwingen. Het onderzoek kan ertoe leiden dat ouders er wel om vragen. Ik ga geen troepen aanvoeren. Het initiatief moet echt van de ouders komen. De vraag is of ze er een strijdpunt van willen maken. Ik denk dat het wel een keer gebeurt, als ouders mondiger worden.”

En zo gaat een vooraanstaand politicus van een in naam seculiere partij de boer op om namens de overheid ouders op te porren om imams in de klaslokalen binnen te loodsen.

Da Costa heeft hier eveneens geen goed woord voor over: “Islamles op openbare scholen zou kunnen betekenen dat niet-moslims op die school ook onderworpen worden aan die lessen. Helaas voor hem, wil dit niet vlotten. Er is simpelweg geen vraag naar. Nu wil hij (met onze belastingcenten!) gaan onderzoeken waarom er geen vraag naar is. Waarom legt hij zich er gewoon niet bij neer dat er geen vraag naar is? Wil hij zó erg graag die islamlessen op openbare scholen? Waarom?”

Die vraag stelt Da Costa rond meer acties van Marcouch. “Erg apart dat hij zo volhardend deze lessen in de strot van de openbare scholen wil duwen”, zo begint Da Costa zijn column. “Vanwaar dat doorzettingsvermogen? Toen ik Marcouch aanbood om samen met mij voor homojongeren en jongeren uit West een debat te organiseren, draaide hij er telkens omheen. Vanaf dat moment bekeek ik onze ‘liberale moslim’ met argwaan. Al eerder waren er dingen gebeurd die mijn wenkbrauwen deden fronzen. Eerst de affaire met de orthodox-islamitische straatcoaches die van Marcouch gewoon handen mochten weigeren aan vrouwen. Op de vraag of hij dat ook goed zou keuren als een straatcoach een homo de hand weigerde te schudden, bleef het oorverdovend stil. Hiermee wekte hij de indruk homo’s te misbruiken voor een eventuele dubbele agenda. Het staan op een boot of het eten van een couscousmaaltijd met homo’s stelt in dat opzicht niet veel voor.”

Da Costa gaat verder met enkele andere zaken, waarover ik op deze website uitgebreid heb geschreven, maar waarover Het Parool en stadsomroep AT5 voornamelijk zwijgen: de motie van wantrouwen in de deelraad van Slotervaart, omdat Marcouch tijdens een raadsdebat alle vragen over de mogelijke subsidiëring van salafistische groepen ontweek; zijn eerdere plannen om de omstreden islamgeleerde Yusuf al-Qaradawi naar Amsterdam te halen, samen met de eveneens omstreden moslimleider Yahia Bouyafa (die, Da Costa is niet compleet in zijn opsomming, namens de Moslimbroederschap in Slotervaart een moskee mag bouwen met geld uit Qatar); zijn ideeën over ‘een bloeiende moslimgemeenschap in Nieuw-West. Da Costa: “Wat voor velen het equivalent van een moslimgetto is, was voor Marcouch blijkbaar iets heel moois.”

Da Costa concludeert: “Als men al die gebeurtenissen bekijkt in de periode dat Marcouch stadsdeelvoorzitter is, dan geeft hij menig mens de indruk dat hij een verborgen agenda heeft: de islam in Nederland zoveel mogelijk verspreiden. Het is zeer zeker een gewaagde uitspraak die ik zojuist heb gedaan, maar Marcouch heeft het ook deels aan zijn handelen te danken dat die indruk wordt gewekt.”

Da Costa’s slotboodschap: “Maak in ieder geval je borst maar nat, want ondergetekende zit hoogstwaarschijnlijk na de volgende stadsdeelraadverkiezingen in de deelraad waar jij ook voorzitter van wordt.”

Dat zal waarschijnlijk zijn voor de VVD. Op 9 juli is Da Costa namelijk gekozen tot nieuwe voorzitter van de JOVD Amsterdam, de liberale jongerenorganisatie.

Overigens staat voor mij nog lang niet vast dat Marcouch de nieuwe voorzitter wordt van het stadsdeel Nieuw-West. Bij de Europese verkiezingen kwam de PVV als grootste partij uit de bus in de wijken Slotervaart, Osdorp en Geuzenveld-Slotermeer, die samen het toekomstige Nieuw-West zullen vormen. Nu Wilders niet meedoet, ligt het speelveld open voor een VVD, die eindelijk afstand neemt van het in Amsterdam gangbare multiculturalisme. In Slotervaart vindt Marcouch de VVD nu al tegenover zich, en heeft de PvdA-leider ook te maken met de uitgesproken oppositie van de lokale partij SLT en de drie vrijzinnige socialisten Jan Engel, Clyde Moerlie en Pieter Beste.

Ik ben benieuwd of deze tegenstanders van Marcouch eveneens zullen meedoen aan de deelraadsverkiezingen in Nieuw-West. In dat geval kunnen we een interessante campagne verwachten.

Carel Brendel

Lees hierbij ook Ramadan-fans slaan steeds driester om zich heen: hierr.

La Route au Sud (71)

La_route_au_sud_71

Agent universalis

Door schade wijs geworden, haast ik me naar buiten als ik zie dat de nieuwe, 'n soort van Engels sprekende buurman aanstalten maakt met behulp van een grote, uitgeschoven ladder mijn dak te beklimmen; een van de voetballen van z'n zoontjes zwerft daar al 'n paar dagen rond, dat zal het zijn.

Ik heb dat liever niet. De laatste keer dat een buurman m'n dak betrad, weliswaar van een ander huis en lang geleden, moest de loodgieter eraan te pas komen want op de plek waar de buurman had gestaan, was enige dagen later een lekkage geconstateerd. Ik had me er vanuit de tuin wel lichtelijk over verbaasd dat hij zo maar met z'n volle gewicht in de bejaarde dakgoot liep maar destijds was ík de nieuwe buurvrouw geweest en al was ik dan wel net eigenaar geworden van een huis in een provincieplaats (tuintje voor, tuintje achter), een ladder had ik nog niet. En het was toch ontzettend aardig aangeboden van deze buurman - 'n boekhouder, voorheen slager - om ook even mijn herfstbladeren uit de dakgoot te verwijderen, een vies klusje dat niettemin elk jaar moet geschieden wil je geen overlopende dakgoot krijgen (als resultaat van verstopping). Het werd een lekkage maar de volgende herfst beschikte ik bijtijds over een ladder zodat ik niet van de vriendelijkheid van de ex-slager afhankelijk was.


Natuurlijk leg ik dit niet allemaal uit aan m'n nieuwe buurman, die sinds de paar maanden dat hij dat is, me steeds vriendelijk groet, dusdanig zelfs dat ik dan telkens zijn echt oogverblindend witte tanden kan bewonderen, maar in m'n beste Engels maak ik duidelijk dat en waarom ik de bal er liever zelf een dezer dagen vanaf haal. Het komt allemaal goed, zeg ik vriendelijk. Ik doe wat ik beloofd heb en enkele dagen later gooi ik de bal op zijn terrein.


Het blijft speculeren maar sindsdien krijg ik de mooie, blinkende tanden van mijn nieuwe buurman bij een toevallige ontmoeting niet meer te zien.


Ik moet hier aan denken als ik in De Pers van 11 augustus jl. lees dat het hele Amsterdamse politiekorps de gewoontes kent van de verschillende nationaliteiten die er in Amsterdam wonen. “Wij mogen en willen absoluut geen verschil maken in aanpakken van of controleren op,“ zegt commissaris Ad Smit in het interview. Dat dus niet, “maar in dit gebied is het als politieambtenaar wel nodig dat je hun gewoontes kent, de uiterlijke kenmerken. Na een jaar of vier, vijf ben je buitengewoon goed op de hoogte. Dat doe ik hier niet alleen, dat doet het hele Amsterdamse korps.” Smit geeft een voorbeeld: als een Nigeriaan wordt aangehouden vanwege het 'door rood rijden' reageert deze bijvoorbeeld anders (want driftiger) dan een Ghanees. Hm.


Mijn nieuwe buurman is een Nigeriaan.

Hoeveel verschillende nationaliteiten wonen er in Amsterdam? Volgens deze statistieken van twee jaar geleden zijn dat er 175. Dat is meer dan in wereldstad New York (150) of Antwerpen (164). Smit spreekt zelfs van 179. Natuurlijk, sommige nationaliteiten komen nóóit met de politie in aanraking, dus hun gewoontes leren commissaris Ad Smit en z'n corps vast niet kennen, maar ik vind het toch bijzonder knap dat 't corps in vier à vijf jaar de gewoontes van zoveel verschillende culturen kent, begrijpt en er mee om weet te gaan. Bedoelt Smit in z'n voorbeeld een mannelijke Nigeriaan die door een mannelijke agent wordt aangehouden en zou het dan niet zo kunnen zijn dat die Nigeriaan anders reageert wanneer een vrouwelijke agent hem aanhoudt? En wat als die Nigeriaan een vrouw is? Hoe reageert zij dan op een mannelijke en/of vrouwelijke agent?


Jeetje, betekent dat niet 4 x 175 cultuurgerelateerde 'aanpakken'? Zou de commissaris dit echt zo bedoelen? Dat lijkt me toch een hele studie!


Al vraag ik me wel af wat er mis is met de aanpak van de gemiddelde agent, dus zónder de circa 175-nationaliteiten-ervaring. Wanneer kan een agent zijn taak niet verrichten zoals hij die gewoonlijk verricht? Krijgen straks politie-agenten mét deze ervaring voorrang boven agenten die deze ervaring ontberen, en geldt dat niet alleen voor hen maar ook bijvoorbeeld voor rechters, of burgemeesters, of andere overheidsdienaren? Die lijst is lang. Wat ik ook wel wil weten is waarom het juist nu zo'n item is, waarom is het nu zo belangrijk voor 'n commissaris (en niet pakweg 20 jaar geleden want dan hadden we dat zeker opgemerkt) daar aandacht voor te vragen in het politie-ambt? Nederland is immers al veel langer pluriform. (En is het politie-ambt met deze etnische eisen blijvend ge-upgrade?) Zou het kunnen samenhangen met de problemen die zich juist nu voordoen? En komen die problemen evenredig voor bij al die 175 verschillende nationaliteiten?


Ik heb mijn nieuwe buurman vriendelijk doch duidelijk in het Engels uitgelegd (want Nederlands spreekt hij immers niet) waarom ik de bal liever zelf van het dak haal, ik zou dit niet beter kunnen communiceren. Tenzij ik dit een persoon van de andere sexe had laten doen. Als ik commissaris Smit goed begrijp zou dat best wel eens uit kunnen maken.


Terwijl Hero Brinkman (PVV, ex-politie-agent) minder gelukkig is met de 'cultuurafhankelijke aanpak' van de politie, want volgens Brinkman “multiculti gewauwel” (de politie past zich aan de andere cultuur aan), verdedigt Alexander Pechtold (D'66) bij BNR (zie archief: 11.8.2009, 15.00 uur) de werkwijze van Ad Smit en zijn dienders. Zo heeft Pechtold wel eens een dagje meegelopen met het korps en wat jongens met een Marokkaanse achtergrond gesproken. Die jongens, vertelt Pechtold, keken hem tijdens dat gesprek niet aan. Zoiets valt natuurlijk makkelijk te interpreteren als disrespect naar Pechtold toe, maar gelukkig kon deze mannelijke (?) politie-agent met veel verschillende gewoontes-ervaring de politicus toen uitleggen dat het binnen de Marokkaanse cultuur juist van eerbied getuigt als je een hoogwaardigheidsbekleder niet aankijkt. Voilà. (Zou Pechtold één moment stil hebben gestaan bij de docenten die met deze jongens te maken hebben, moeten die dan misschien ook op cursus?)


Toch handig om te weten van dat oogcontact want je kunt of mag blijkbaar niet verwachten dat al die nieuwe al dan niet hier geboren Nederlanders weten dat Nederlanders met een Nederlandse achtergrond elkaar wél aankijken tijdens een gesprek, zeker als je door een politie-agent wordt verhoord, of door een hoogwaardigheidsbekleder aangesproken. Nuttige en geruststellende informatie dus die de politie-agent gaf, mede gezien het feit dat de populairste baby-naam in de 4 grote steden momenteel Mohammed luidt.


In Nederland is het heel normaal dat ook een vrouw een buurman vriendelijk terechtwijst.


(Als ik de beleidslijn van de commissaris volg, zou men kunnen zeggen dat eigenlijk alle Amsterdammers op cursus kunnen om de gewoontes van die 175 andere nationaliteiten te bestuderen want stel je voor – en het is niet geheel ondenkbaar – dat zij in aanraking komen met een van die culturen en ze kennen de gewoontes er niet van, of misinterpreteren die? Misschien doen of zeggen ze per ongeluk wel iets verkeerds. Welke gênante situaties kunnen daar wel niet door ontstaan, of erger, wat voor risico lopen zij dan wel niet? (Voor hoer uitgescholden worden of voor racist uitgemaakt worden, is dan nog wel het minste.) Er kan nu eenmaal niet altijd een 'agent universalis' in de buurt zijn die op het juiste moment advies geeft. Dat te eisen zou niet realistisch zijn.)


Misschien moeten we nóg beter ons best doen want ondanks die cultuurafhankelijke aanpak van de politie worden de vervelende lijstjes evengoed nog door een beperkt aantal van die 175 nationaliteiten aangevoerd. Ra, ra hoe kan dat? Omdat we die 'gewoontes' niet goed genoeg begrijpen?


Schei toch uit, nee, het enige waar de aanpak van de heer Smit en z'n corps toe leidt, waar hij in feite voor pleit, is tot meer vrijblijvendheid, want mensen verschillen altijd en achtergronden en culturen natuurlijk ook. En vrijblijvendheid geeft alleen maar meer problemen. We hebben het hier wel over de politie en niet over sociaal werkers! Was commisaris Smit misschien liever opperhoofd welzijnswerk Amsterdam geweest?


Misschien moet m'n buurman nog een beetje aan mij wennen en als hij Nederlands sprak of beter Engels zou dat zeker helpen.


Ach was ik maar 'n cabaretière dan wist ik wel waar mijn volgende show over zou gaan. Dan was ik een toffe Amsterdamse 'diender universalis' die alle 175 nationaliteiten (zowel man als vrouw) met álle respect voor hun gewoontes één voor één benadert met op cultuur toegespitste situaties en aanpak. Ik zie en vooral hoor een hele serie optredens voor me. Ik zou graag naar zo'n show gaan want ik moet er nu al om lachen.

Annelies van der Veer

Worldconnectors



(ingezonden) Uitgelicht: Ruud Lubbers: 'Ruud Lubbers raises attention for Tariq Ramadan as Worldconnector', Worldconnector, 24.8.2009.


"(...) Historically seen, the Republic of the United Netherlands was a refuge for intellectuals. It is to be hoped that this tradition can remain standing in modern times. That is why I think Tariq Ramadan should definitely remain a Worldconnector."

Ruud Lubbers.

Heeft u ook voorbeelden van Jip-en-Janneke-uitspraken/berichten/verslaggeving/foto's gehoord/gezien op radio, televisie of andere media? Stuur deze, met bronvermelding, dan naar hoeiboei@gmail.com .

La Route au Sud (70)

La_route_au_sud_70