Mieters!

Wolkers

Mieters!

Er zijn mensen die beweren dat het werk van de schrijver J.J. Voskuil geen literatuur is maar ik heb er maar één woord voor: mieters! Het is waar, vrijwel iedereen kan de zinnen die Voskuil schrijft, lezen en volgen, en vrijwel iedereen met een middelbare schoolopleiding kan deze zinnen zelf formuleren. Maar wie houdt dat 5.000 pagina's vol zonder een moment te verslappen of de lezer te vervelen? J.J. Voskuil deed het.

In de zevendelige romancyclus Het Bureau beschrijft Voskuil pijnlijk minutieus het leven op een bureau. De hoofdpersoon heet Maarten Koning maar aangezien Het Bureau sterk autobiografisch is, kun je net zo goedzeggen dat Voskuil zijn eigen werkleven op het Meertens Instituut heeft beschreven: vanaf de open sollicitatie in 1957 tot zijn afscheid in 1987. Daarna ging hij pas echt schrijven. Zijn werkleven werd zijn levenswerk. (Maar vlak Bij Nader Inzien (1963), dat over vriendschap en vooral 'de vriendschap opzeggen' gaat, niet uit.)

J.J. (Han) Voskuil overleed 1 mei jongstleden op 81-jarige leeftijd. De schrijver heeft die dag zelf uitgekozen want hij leed aan kanker. Ik moet denken aan mevrouw Voskuil die hem tijdens zijn leven al zo langdurig heeft moeten missen omdat hij altijd maar naar dat vervloekte bureau moest, maar voor ons, lezers, geldt toch voor eens en voor altijd: lang leve Voskuils werk!

Ik heb genoten - en dat komt niet alleen door het feest der herkenning omdat ik een jaar of tien op een dergelijk bureau heb gewerkt – van dezelfde dagelijkse ochtendbegroetingen en gesprekken op het werk, de vanzelfsprekende gezamenlijke theepauzes, de onderlinge collegiale gevoeligheden, Ad & Bart, de hilarische werkbesprekingen, de net zo hilarische telefonische ziekmeldingen, de gekrenkte gevoelens, de hiërarchische conflicten, de uitvoerige beschrijvingen van Maartens saaie bureauwerk, de congressen, de personeelsuitjes en de onhandige maar o zo goed bedoelde sociale vaardigheden van Maarten Koning, maar ook van de heerlijk absurde ruzies met zijn vrouw Nicolien, de onvermijdelijke migraine-aanvallen en de bezoeken aan zijn schoonmoeder en zijn spaarzame vrienden.

Ik ben de schrijver één keer op straat tegengekomen. Dat was een jaar of zeven geleden, in de Amsterdamse Jordaan. Ik geloof dat het de Prinsenstraat was maar ik weet zeker dat het een zaterdagavond was en dat het tegen zes uur liep. Voskuil liep mij op dezelfde stoep in vlot tempo tegemoet. In zijn hand hield hij een vers stokbrood dat hij vast, zo fantaseerde ik ter plekke, op verzoek van zijn vrouw nog even snel voor het avondeten had gehaald. De stoepen zijn tamelijk smal in de Jordaan maar op deze stoep kon je elkaar gemakkelijk passeren zonder elkaar nodeloos aan te hoeven raken. Ik vond het typerend voor de schuchtere Voskuil dat hij vlak voordat we elkaar zouden passeren de stoep verliet en zijn weg enkele meters op de straat vervolgde.

Annelies van der Veer

Reacties Mieters!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten