Een wereld van verschil
(voor W.)
Toen mijn moeder mij indertijd vroeg of ik in mijn oude zolderkamer wilde slapen omdat mijn vader in het ziekenhuis geopereerd moest worden, was dat niet zozeer omdat ze bezorgd was over de gezondheid van mijn vader – want die operatie zou wel loslopen – maar omdat ze bang was die paar nachten alleen te zijn. Ik heb haar toen uitgelachen. "Maar ma, je woont hier al zo lang, wat kan er nu gebeuren?", was mijn oprechte maar weinig invoelende reactie. Ik kon me werkelijk niet voorstellen wat er eng aan is een paar nachten alleen in je eigen vertrouwde omgeving te slapen. Zelf woonde ik toen al jaren op kamers. Alleen. Maar mijn moeder, bedenk ik nu, en het is gek dat ik het niet met zekerheid kan zeggen, heeft misschien wel nooit zelfstandig gewoond maar is hop vanuit het ouderlijk huis direct het huwelijksbootje ingestapt. Maar nu, o ironie, zo'n twintig jaar later, voel ik pas aan waarom mijn moeder het maar niets vond om in haar eentje in dat toch wel grote huis te slapen.
Tijdens de afgelopen vakantie verliet Geliefde ons vakantie-adres om twee dagen in Amsterdam te werken. Zaken gaan voor het meisje, wist Gerard Reve al en het betekende in dit geval dat ik geheel vrijwillig twee dagen achter zou blijven om van de weldadige stilte en rust waarnaar ik o zo verlangd had ten volle te kunnen genieten. Ook de nachten. Maar met die nachten was iets raars aan de hand waardoor ik vanzelf aan de woorden van mijn moeder moest denken.Het kraken van het vernieuwde dak. Ik wist precies hoe het kwam: door de nachtelijke afkoeling krompen de nieuwe dakelementen met als gevolg dat het dan net leek of er een bovenbuurman was die met de deuren sloeg, wat onmogelijk was omdat er helemaal geen bovenverdieping in deze vrijstaande en goddelijk gelegen bungalow met uitzicht was. Waren die onzichtbare geluiden de eerste gezamenlijke dagen geruststellend geweest, nu hielden diezelfde geluiden me onnodig lang wakker.
Wáren het wel dezelfde geluiden? Stond er nu niet echt een inbreker of andere kwaadwillende in de gang van dit voor Nederlandse begrippen onbegrijpelijk afgelegen huis met niettemin alle comfort en privacy? (En niet te vergeten de tuin met een grasveld waarop je zo een camping kunt beginnen, nou ja qua afmeting dan want het veld loopt wel schuin af.) Kortom, een huis waar je, mocht je daar behoefte aan hebben, de Nederlandse hoogtijdagen zoals daar zijn Koninginnedag, Oudejaarsavond (de hele kerstperiode min of meer), EK's en WK's ongemerkt aan je voorbij kunt laten gaan.
Ik lachte mezelf hardop uit maar het lachen klonk vals; het woelen en het wachten op de bekende onverwachte geluiden hield kwellend lang aan. Toch werd ik de volgende ochtend, zij het wat later, verkwikt wakker. Ik stond op en deed zo de dingen die je 's morgens doet. Maar alles was anders. Ik begon hardop te praten en misschien doe ik dat altijd wel maar ik was me er nu bewust van. Ik zei dingen als: "Ik ga in bad" en "hè, hè, even koffie zetten" en tegen een vlieg: "Ga weg, vieze vlieg!". De stilte in en rondom het zonovergoten huis was me iets te weldadig geworden, alsof die, nu ik haar voor mezelf alleen had, een andere betekenis had gekregen. Maar welke? Ik kon daar niet zo snel de vinger op leggen maar ik wilde mezelf niet voor de gek houden en hield de radio en de muziek uit.
Ik besloot een lange wandeling te maken die me naar het kleinste stadje van de wereld zou brengen. Daar iets drinken, misschien een krantje kopen en teruglopen. Ik bereidde me goed voor, zette een petje op tegen de felle zon en nam genoeg vocht mee opdat me niet nog een keer zou overkomen wat ik in 1985 tijdens mijn eerste vakantie alleen in de Dordogne had meegemaakt: ver van de bewoonde wereld zonder water komen te zitten terwijl de zon op je blote hoofd brandt. “Hoe warm het was en hoe ver!” Een garagebedrijf langs de weg werd mijn redding; ik dronk er de kraan zo goed als leeg. O heerlijk, smakeloos water!
Maar nu was ik goed voorbereid en tijdens het wandelen kon ik het gevoel dat alles anders was niet van me afschudden, het was niet onprettig maar ontegenzeggelijk anders. De herinnering aan een vergeten gevoel drong zich aan me op. O ja, dacht ik, zo voelde dat verlangen naar een geliefde. Dat eeuwige onvervulde verlangen! Ondertussen groette ik de koetjes, het paard en haar veulen die ik tegenkwam en de bloemetjes ook. Ik lette wel extra goed vanonder mijn petje op. Maar wat een genot om hier in je vrouwelijke eentje langs de zo goed als verlaten weggetjes te (kunnen) wandelen.
Op een terrasje in de schaduw dronk ik een kop koffie en een glas jus d'orange. Een Japanse toerist knikte me vriendelijk toe toen hij me erop betrapte dat ik mijn portemonnee alvast te voorschijn had gehaald om het verschuldigde bedrag - nota bene gewoon in euro's - voor de buitenlandse, niet Nederlands sprekende ober gereed te hebben. Iets wat ik anders nooit deed.
Ik liep dezelfde weg terug en ik dacht maar en dacht maar. Ik dacht aan dingen waar ik als ik met Geliefde wandelde, nooit aan dacht! Niet dat we elkaar dan de oren van het hoofd kletsten maar ik had meer tijd om – als het ware - naar mijn innerlijke stem te luisteren. Die stem bleef maar aan het woord. En ik besefte meer dan ooit wat een ongelooflijk geluk het is te weten dat die ander er dan nu wel even niet is maar dat hij bestaat en dat hij er straks - als alles goed gaat tenminste - weer zal zijn. Dat te weten is een heerlijke wereld van verschil! Een wereld die ik zo goed als vergeten was.
Ik kwam 'thuis' en pufte hardop tegen niemand "hè, hè, even zitten.." maar het bleef nog even stil. Ik trok mijn schoenen uit en zag dat ik me toch niet zo goed op de wandeling had voorbereid als ik had gedacht. Mijn echte wandelschoenen zaten in de auto waamee Geliefde op pad was. Ik was vergeten ze eruit te halen. Zelden heb ik grotere blaren op mijn hielen gehad. Ze deden pijn.
Annelies van der Veer
Leuk Annelies,ik kan het mij allemaal heel goed voorstellen en herken dat gevoel zeker!
BeantwoordenVerwijderenBelinda