Wat past de vrouw, wat past de man?

De vlak voor de Tour gelanceerde roman Ventoux van Volkskrant columnist Bert Wagendorp heeft de nodige fijnstof doen opwaaien, niet in het minst door de suggestie van de schrijver – ook buiten zijn boek om – dat mannenvriendschap iets heel aparts is, ‘mogelijk zelfs diepgaander’ dan bij vrouwen. Wagendorp is niet de eerste die zoiets beweert. De Titaantjes van Nescio wilden er geen vrouwen bij (“Bekker zei: ‘Meiden, da’s niks’”) en ook door andere schrijvers is mannenvriendschap gevangen in beelden als ‘samen zwijgend een kippenhok bouwen’. Wieteke van Zijl en Mirjam Schŏttelndreier stoorden zich in diezelfde Volkskrant aan dit soort stereotypen waarin ze regressie zien naar
opvattingen over mannen en vrouwen die al lang overwonnen leken. Ze zien Ventoux als een uiting van heimwee naar voorbije tijden of brengen de roman in verband met een ook of juist door vrouwen bepleite herwaardering van ‘mannelijke waarden’. Toch zien we ook omgekeerde manoeuvres die mogelijk op de lachspieren kunnen werken. De Universiteit van Leipzig heeft onlangs haar reglement veranderd, waardoor voor alle functies niet langer de mannelijke maar uitsluitend de vrouwelijke variant wordt gebruikt. Ze heten daar nu allemaal Professorin, Rectrix, Docente of Doctoranda, ongeacht het geslacht van de betreffende functionaris. Stel je voor, dat zo’n mannelijke Professorin deze zomer in de trein stapt van Stockholm naar Malmŏ (of op welk ander Zweeds traject dan ook), dan kan het gebeuren dat hij zijn kaartje moet laten controleren door een mannelijke conducteur gekleed in rok. Misschien wel in een jurk. Als het warm is tenminste. En heet kan het tegenwoordig ook in de Scandinavische landen zijn. Mannelijke conducteurs mogen in Zweden geen korte broek dragen, maar door Zweedse verordeningen in zake de gelijkheid van mannen en vrouwen kan mannen niet verboden worden een rok (of een jurk) te dragen. Ook niet in een openbare functie. Halŏ, Herr Professorin, mag ik even uw reisbiljet zien, vraagt de conducteur, terwijl hij geniet van het vlaagje koelte dat juist op dat moment langs zijn blote benen strijkt.

De Ventoux was trouwens in de werkelijkheid nog niet beklommen, en Bouke Mollema gedaald naar plaats zes, of Marianne Vos en collega’s braken een lans voor een vrouwelijke variant van deze wielerronde aller wielerronden. Hetzelfde parcours. Alleen iets eerder beginnen en de afstand wat inkorten. Dat wel. Ze willen het niet alleen erg graag, ze vinden dat ze er ook recht op hebben, en verwijzen daarbij naar Roland Garros en Wimbledon. En er bestaat toch ook een EK en WK vrouwenvoetbal, en we weten allemaal dat ook deze zomer op diverse kampen meidenvoetbalteams de elftallen van jongetjes aan het huilen zullen brengen door hen met tien tegen nul of meer te verslaan. Onder de vijftien dan. Dat wel. Daarover kun je toch niet zeggen, zoals Van Zijl en Schöttelndreier doen, dat we weer terug bij af zijn. Dat jongens wel weer heel erg jongens zijn en meisjes weer heel erg meisjes. Met hun alles aan flarden schietende games in casu hun legopoppetjes met korte rokjes en naveltruitjes.

De nature-nurture discussie is in deze zaken nooit ver weg. De laatste jaren wint de gedachte dat jongens en meisjes wel degelijk ‘van nature’ verschillen weer aan terrein (Schŏttelndreier spreekt in dit verband zelfs van ‘hersenfundamentalisme’), en dat derhalve voor beide sexen een andere aanpak nodig is. Sinds de zeventiger jaren bestond de opvatting dat jongens- en meisjesgedrag vooral aangeleerd is en dus ook afgeleerd kan worden. Vooral agressief en baldadig jongetjesgedrag. Historica Angela Crott schreef er een proefschrift over (Jongens zijn het. Van Pietje Bell tot probleemgeval), waarin ze tot de conclusie komt dat kinderen in het onderwijs vooral met vrouwelijke leerkrachten te maken krijgen (86 % in het basisonderwijs), en dat dit voor jongens niet altijd gunstig hoeft uit te pakken. Wat vroeger als gewoon jongensgedrag werd beschouwd, wordt nu gelabeld met etiketten als ADHD. Crott voelt wel iets voor sekse gescheiden onderwijs. Ook pleit ze voor herinvoering van de ambachtsschool, waar alles draait om de praktijk. Schŏttelndreier ziet niets in sexe gesegregeerde samenlevingen en dito georganiseerd onderwijs, al is ze niet tegen rehabilitatie van bepaalde mannelijke waarden, is ze geen voorstander van breedsprakig competentie onderwijs, en wil ze wel dat vaders na een scheiding vader blijven. Dat laatste bepleit Irene Zwaan in haar boek De afwezige vader bestaat niet – en waarom vaders niet moeten moederen met zeer veel nadruk. Ze kent uit eigen ervaring de situatie dat een vader niets meer te vertellen heeft over zijn eigen kinderen. Het moederlijke veto vindt ze een misstand. En op basis van onderzoek wijst ze op het grote belang van vaders.

Nog niet zo heel erg lang geleden riep Jet Bussemaker, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, vrouwen van Nederland op wat ‘flinker’ en ambitieuzer te zijn. Ze kreeg veel adhesie maar er waren ook vormen van protest. Waar bemoeide ze zich mee? In haar nieuw verschenen boek gaat de Amerikaanse Sheryl Sandberg, CEO van Facebook, nog een stukje verder. Vrouwen hebben volgens haar hun eigen onderdrukking geïnternaliseerd. Hun tevredenheid is niets anders dan gemaskeerde zelfhaat. Daar komt het zo’n beetje op neer. In iedere vrouw schuilt wel een Directeur of een CEO, alleen weten ze dat zelf nog niet. Voelt de mannelijke Leipziger Professorin zich lekker in zijn vel? En de mannelijke Zweedse conducteur? Stapt hij daar lekker rond in zijn rok of jurk? Halŏ, Herr Professorin, mag ik even uw reisbiljet zien, vraagt de conducteur, terwijl hij geniet van het vlaagje koelte dat juist op dat moment langs zijn blote benen strijkt. Misschien schieten beide heren in de lach. Onwillekeurig. Misschien ontstaat er even iets van een mannelijke vriendschap. Wat dat ook moge zijn. Herr Professorin geeft zijn treinkaartje. De conducteur knipt. Woorden zijn niet nodig.

1 opmerking:

  1. In het begin en midden van de jaren '70 werd het als zéér incorrect gezien om te denken (laat staan te zeggen) dat jongedames en jongeheren psychologisch anders in elkaar zaten, en dat je dat gewoon kon merken in de omgang. Dat dachten de fascisten immers ook, was een zeer gebruikelijk tegenargument.

    Heden ten dage is het al bijna een decennium tamelijk normaal dat sommige mensen vinden dat hij/zij "in een verkeerd lichaam" zit. Uitgebreide hulp en aandacht en vergoeding van de meeste medische kosten spreken als vanzelf. Ik heb nog nooit gehoord dat iemand zelfs maar suggereerde dat zo'n persoon een er een fascistisch gemoed op nahield.

    De tijden veranderen, maar waarom ze veranderen? Het is mij een godsraadsel.

    BeantwoordenVerwijderen