Nerveuze penseelstreken van een oude wilde

In zijn boek 1913, het laatste gouden jaar van de twintigste eeuw (2013) schildert Florian Illies – honderd jaar na dato - een boeiend panorama van een sleuteljaar in de geschiedenis, waarin Hitler zijn handgeschilderde prentbriefkaarten aan de man probeert te brengen (en Stalin niet ontmoet, hoewel beiden in januari van dat jaar bijna dagelijks in hetzelfde park in Wenen wandelen), maar waarin ook echte kunstenaars doorbreken of hun meesterwerk maken, zoals Thomas Mann, Strawinsky, Proust, Duchamp, Munch, Picasso, Matisse en Duke Ellington. Trotsky zit dat godganse jaar te schaken in Café Central in Wenen, terwijl Tito als testcoureur door de straten van Zagreb raast. Iedere maand krijgt van Illies een korte introductie. In die van juli lezen we: “Alma Mahler vlucht naar Marienbad omdat Oskar Kokoschka huwelijksaangifte heeft gedaan.” In datzelfde jaar reisde de 30-jarige weduwe van de componist Mahler naar Italië, samen met de schilder Kokoschka , over wie Beatrice von Dormann in het Rotterdamse Boijmans Van Beuningen nu een prachtige expositie heeft ingericht (tot half januari). Kokoschka schilderde op die reis De Windsbruid, één van zijn beste werken. Over het begin van hun stormachtige liefdesverhouding in 1912 en de verdere ontwikkeling daarvan schreef Hilde Berger in 2012 de roman De waanzinnige liefde van Alma Mahler en Oskar Kokoschka. Dat lijkt dus een aardige
trend te worden. Schrijf een boek over iets belangwekkends van precies honderd jaar geleden. Dit jaar over de ondergang van de Titanic. Volgend jaar ongetwijfeld over de moord op keizer Frans Ferdinand van Oostenrijk in Serajewo. Van Oskar Kokoschka zullen trouwens ongetwijfeld nog een paar verloren gewaande schilderijen opduiken tussen de 1.406 kunstwerken die onlangs zijn aangetroffen in de collectie ‘Entartete Kunst’, opgeslagen in het onbeveiligde appartement van de 80-jarige kluizenaar Cornelius Gurlitt, zoon van kunsthandelaar Hildebrand Gurlitt, die van Joseph Goebbels destijds de opdracht had gekregen de verfoeide en derhalve geconfisqueerde werken weer te verkopen. Allemaal ontaarde kunst die door het nazibewind als vervreemdend en verwerpelijk werd beschouwd en die het vertrouwde eigene van het Arische volk zou vernietigen. Van Henri Matisse tot Max Beckmann en van Otto Dix tot Oskar Kokoschka. Op het gevonden schilderij van Matisse zou overigens Anne Sinclair, de ex van Strauss-Kahn, aanspraak kunnen maken.

Op de tentoonstelling in Rotterdam is een dubbelportret van Kokoschka en Alma Mahler te zien. Hun verhouding duurde van 1912 tot 1915. Voor de weduwe was Kokoschka één van haar vele veroveringen. De schilder kon niet zonder haar en betoonde zich gauw jaloers, zeker toen de architect Walter Gropius op het toneel verscheen. Alma vertrok met een vriendin naar Scheveningen en liet zich aborteren. Later in het jaar 1913 reisden Alma en Oskar naar Italië maar hun gepassioneerde liefde hield geen stand, en Kokoschka stortte zich in de Eerste Wereldoorlog. Hij liet een levensgrote pop bouwen die op zijn verloren geliefde leek en die hij als model gebruikte, maar ook als metgezellin in de trein of in het theater. Pas na vijf jaar zette hij deze bij het huisvuil. Kokoschka had Alma ontmoet, toen hij – als beginnend kunstenaar – de opdracht kreeg om een dodenmasker van Gustav Mahler te maken. Een jaar later ontving hij het verzoek om de weduwe te schilderen. Hij nam zich voor een portret van haar te maken dat net zo beroemd moest worden als de Mona Lisa, of het op dit moment in New York tentoongestelde Meisje van Vermeer, zouden wij nu zeggen. Hilde Berger heeft de waanzinnige liefde die hieruit voortvloeit prachtig uitgewerkt in een meeslepend en spannend verhaal.

In Museum Boijmans Van Beuningen is een onbekende Kokoschka te zien die al zestig jaar in Nederlands privébezit is maar die nooit in het openbaar werd getoond. Zijn vroege werk sluit aan bij de expressionistische beweging Die Brücke maar al snel gaat hij zijn eigen weg. Hij moet Duitsland ontvluchten, omdat zijn werk gebrandmerkt wordt als Entartete Kunst. In Rotterdam hangt zijn zelfportret als entartete kunstenaar (1937). Via Oostenrijk, Tsjechoslowakije en Engeland komt hij terecht in Zwitserland. Vooral de portretten van Kokoschka zijn indrukwekkend. Er hangen er meer dan honderd. Geestesverschijningen lijken het soms, in paletten van groenen, grijzen, blauwen en bruinen, met verstrengelde vingers, die doen denken aan de figuren van de vroeg gestorven Egon Schiele. Ze zijn geschilderd met nerveuze penseelstreken. Woest en wild. Ze lijken soms meer te zeggen over de maker dan de geportretteerden. In tegenstelling tot Schiele heeft Kokoschka een hoge leeftijd bereikt. Op de tentoonstelling is een interview met hem te zien uit 1966. Hij vertelt daarin als tachtigjarige over zijn verhouding met Alma Mahler. Ook op latere leeftijd is Kokoschka portretten en landschappen blijven schilderen. Nog altijd in expressionistische stijl. Je ziet er veel van terug in het werk van de dit jaar overleden schilder Lucien Freud. Het zijn nog altijd fascinerende schilderijen. Virtuoos en vrolijker dan die uit 1913 en de jaren daarna. Maar ook minder spannend en minder aangrijpend. Ze ademen niet meer die sfeer van ‘de waanzin van het innerlijk dier’, zoals die beschreven wordt door Hilde Berger in haar roman over de liefdesverhouding tussen de dan nog jonge wilde en de zeven jaar oudere mannenverslindster Alma Mahler. Lang kon die passie niet duren. Dat kunnen we zien op dat dubbelportret uit 1913, waarin de ogen van het paar leeg lijken en de handen elkaar uiterst aarzelend lijken te raken. Voor hen werd het geen gouden jaar, zoals Florian Illies 1913 in de titel van zijn rijk geschakeerde boek aanduidt.

1 opmerking:

  1. de eerste tentoonstelling van OK 55 jaar geleden in het Gemeente Museum D.H. is mij altijd bij gebleven. Komen we in het B. v. B. dan gaan we altijd naar het dubbelportret en de mandril. De tentoonstelling al 4 X bezocht, de humanistische kijk van OK op de geportretteerden werkt op mij verslavend, ik ga wéér.

    BeantwoordenVerwijderen