Haram
Wat bezielt een Nederlandse vrouw, een beetje een vrouw zoals Agnes in de boeken van Peter van Straaten, om op een islamitische basisschool in Amsterdam-West les te gaan geven? Fenny Brinkman deed het zes jaar, uit idealistische overwegingen, om de moslims te helpen integreren in Nederland.
De eerste vijf jaar werkt Brinkman op een dependance waar overwegend vrouwen werken, en hoewel ze zich elke ochtend op school moet omkleden: zwarte rok aan en dito hoofddoek op, gelooft ze in haar werk. De kinderen zijn lief, ze heeft aardige collega's en dat ze geen lippenstift mag dragen vindt ze geen enkel probleem.
Als in haar zesde lesjaar het mannelijke schoolbestuur de gang van zaken op school direct gaat controleren, realiseert zij zich langzamerhand dat zij in een uiterst intolerante omgeving is terecht gekomen. Een bevriende collega merkt op een gegeven moment op "Ze willen geen integratie, het is enkel eenrichtingsverkeer".
Bijna alles wat met Nederland te maken heeft, wordt op school als haram (zondig) ervaren: Sinterklaas bijvoorbeeld maar ook een door leerlingen geknutselde bloem is haram want het schoolbestuur ziet er een christelijk symbool in. Het is misschien wel leuk te weten dat applaudisseren haram is, i.p.v. in de handen te klappen mogen moslims Allah o akbar (Allah is groot) roepen, als blijk van waardering. (Deze kreet hoorde je ook in het stemlokaal in Nederland waar Irakeze moslims destijds konden stemmen.) Als Brinkman zich een keer, bij gebrek aan een vrije stoel, op een bijzettafeltje vlijt, ontstaat er grote commotie. Ze moet eraf: 'Jij niet zitten daar, is koran liggen", blaft de conciërge Mehmet overstuur. Brinkman is op het tafeltje gaan zitten waar de koran normaliter ligt. Dit is een doodzonde, alleen je bovenlichaam mag met de heilige schrift in aanraking komen, alles onder de navel is haram.
Ze realiseert zich dat ze alleen maar op een islamitische school mag lesgeven omdat er niet genoeg moslimleerkrachten zijn en niet omdat zij zo'n bekwame juf is. Ze wordt getolereerd maar nooit geaccepteerd. De moeders van de kindertjes zijn vaak bekeerlingen, die, gehuld in burka's, hun kinderen naar school brengen. Het is grappig te lezen hoe Brinkman de macho mannen van deze vrouwen beschrijft. De bekeerde moeders geven ook extra koranlessen aan de kinderen. Na de eerste bijles komt een jongetje blij aan juf Fenny vertellen dat hij in de hemel komt.
Brinkman slikt veel, onbegrijpelijk veel, omdat ze wil blijven geloven in de multiculturele samenleving en gelukkig kan zij na een schooldag weer de normale wereld in waar ze in een kroeg haar somberte even kan vergeten en met een collega kan lachen om alle doorstane ellende en vernederingen. Het totale gebrek aan humor op school breekt haar op. Als Brinkman hoort dat een collega gedwongen is de jodenvervolging te ontkennen, wordt voor haar een kritische grens overschreden. Zij heeft het idee dat ze een verkeerde zaak dient en dat verdomt ze nog langer.
Brinkman weigert te accepteren dat alle moslims zo extreem in de leer zijn. Ze heeft haar geloof in onze multiculturele samenleving nog niet verloren maar de hoop iets te kunnen veranderen, meer begrip bij het schoolbestuur voor de Nederlandse opvattingen te kweken, heeft ze niet meer. Ze besluit daarom te solliciteren op een zwarte school. Af en toe komt ze nog ex-collega's tegen en die vertellen haar dat de situatie op school precies hetzelfde is gebleven, hetgeen haar niets verbaast.
In het nawoord schrijft Fenny Brinkman:
"Ik schreef al maanden aan mijn boek toen Theo van Gogh opeens vermoord werd. Deze gebeurtenis sterkte mij in de overtuiging dat ik mijn verhaal moest vertellen. Nog steeds sluiten nietsvermoedende stadsdelen gentlemen's agreements met islamitische schoolbesturen. Ik begrijp dit absoluut niet. Een groot gevaar ligt op de loer. Een aantal moslims wil niets liever dan onze westerse maatschappij omverwerpen en Nederland in een islamitische staat veranderen."
Annelies van der Veer
De holocaust
Deze middag is het voor de leerlingen in de bovenbouw tijd voor geschiedenisles en daar wordt de Tweede Wereldoorlog behandeld. Mijn collega Henk, een goedaardige, ervaren leerkracht, vertelt de jongens over deze periode. De meisjes zitten in een andere klas, aangezien de kinderen vanaf de midden- en bovenbouw gescheiden les krijgen. Henk vertelt over de jodenvervolging, de uitroeiing van homofielen en zigeuners en de concentratiekampen. Hij waarschuwt voor het volgen van waanzinnigen, zoals bijvoorbeeld Adolf Hitler. Vervolgens praat hij over de gevaren van racisme.Henk is een integere man. Het onderwerp maakt indruk op de jongens. Ze vertellen er thuis over. De volgende dag komt een aantal vaders hun beklag doen. Ze vragen zich af wat voor idiote ideeën hun kinderen meekrijgen en hopen 'Insha Allah' (zo Allah het wil) dat dit soort lessen niet meer gegeven wordt, aangezien deze haram zijn en bovendien kun je met joden beter niet omgaan.
Abdullah bedenkt een creatieve oplossing en sommeert de leerkrachten joden en homofielen te 'vervangen' door zigeuners. Zigeuners staan namelijk hoger in de islamitische pikorde aangeschreven. Joden zijn slecht en homofilie is een ziekte die bestreden dient te worden. Het liefst met harde hand. Henk verlaat de school om nooit meer terug te komen.
'Hier doe ik niet aan mee,' is zijn enige commentaar.
Uit: Haram
(uit het dagelijks leven op een islamitische school)
Fenny Brinkman
Uitgeverij Balans,
2005
Geen opmerkingen:
Een reactie posten