Julianus de Afvallige en het zilveren sikkeltje van Vitalis

In Godsdienstkritiek: twee soorten reacties noemt Hans Jansen keizer Julianus als voorbeeld van een man die kritiek had op het Christendom. Julianus regeerde maar twee jaar (361-363) en nam in die korte periode verschillende maatregelen om het christendom te beteugelen, vooral ook door innerlijke religieuze verdeeldheid (tussen Arianen en hen die geloven in de drie-eenheid) aan te wakkeren. Volgens Jansen is hij niet door een Christen vermoord maar gesneuveld op het slagveld in een oorlog
tegen de Perzen. Over dat laatste wordt eensluidend gedacht. In een veldslag nabij de Perzische hoofdstad Ctesiphon overleed hij aan de verwondingen die hij opliep door een speer in zijn zij. Er bestaan verschillende verhalen over wie precies die speer hanteerde. Dat is natuurlijk stof voor fictie. Vanaf begin 19e eeuw zijn er nogal wat romans over deze keizer geschreven, waarvan De afvallige (2013), een meeslepende historische roman van Jan van Aken over migratie, pedofiele priesters en theologische geschillen in de vierde eeuw na Christus, de laatste is. Daarin vormen moord op en moordenaar van Julianus de aanjager van het verhaal. Ibsen schreef een toneelstuk over Julianus en Gore Vidal en Reijnold Spector publiceerden een roman over de ‘afvallige’. De laatste verwijst in zijn titel (Who Killed Apollo and Julius Augustus? ) direct naar de dood van de keizer.

De vraag is altijd geweest: is Julianus gedood door een vijand van buiten of een christelijke vijand van binnen? Jan van Aken maakt de dood van Julianus tot katalysator van zijn laatste historische roman van 600 pagina’s , waarmee hij eindelijk zijn verdiende succes krijgt. Daarin volgt hij enkele personages van ongeveer 350 tot 395 na Christus. Het is geen rechtlijnig verhaal. Binnen die tijdsperiode springt hij enthousiast op en neer tussen de verschillende tijd- en verhaallagen. Eén van de hoofdfiguren is de alcoholist Swintharik, de mogelijke moordenaar van de afvallige keizer Julianus. Zijn jeugdvriend Dido die het verhaal vertelt, heeft de opdracht hem op te sporen. En dan is er nog een tweede achtervolger, de valse Axylos , die ook behoorde tot het jeugdgroepje, dat in de leer is geweest bij de priester Vitalis die hen overigens niet alleen geestelijk wilde inwijden. In een tijdsperiode van ongeveer vijfenveertig jaar doorkruisen we aan de hand van verteller Dido een gebied, dat zich uitstrekt van de Rijn tot de Eufraat. Het Romeinse rijk is in verval. Theologische geschillen tussen Arianen en hen die geloven in de drie-eenheid verdelen de bevolking. Het rijk wordt ook aan alle kanten bedreigd door binnendringende ‘barbaren’. Vreemden die van elders komen, die hun macht willen uitbreiden, die nieuwe grazige weiden zoeken of voortgedreven worden door anderen die hen op de hielen zitten. Goten, Alemannen, Hunnen en Perzen.

Het epitheton ‘apostaat’ (‘afvallige’) zegt veel over de manier waarop er in de loop van de geschiedenis tegen keizer Julianus is aan gekeken. Zeer negatief. In ieder geval vanuit christelijke kringen. Zijn voorganger Constantijn de Grote had het christendom zo ongeveer tot staatsgodsdienst gemaakt. Julianus genoot tijdens zijn verbanning naar Athene een klassieke opvoeding en vatte daar liefde op voor de goden uit de oudheid, de rechtschapenheid en de kracht van de Homerische helden en oude Griekse wijsgeren als Plato. Tijdens zijn korte bewind van nog geen twintig maanden voerde hij een aantal hervormingen door om het christendom de positie van staatsgodsdienst te ontnemen. Zo vaardigde hij zijn edict van godsdienstvrijheid uit. Hij verzocht iedereen die om geloofsredenen verbannen was naar huis terug te keren. Hij schafte bijzondere privileges van christelijke bisschoppen en priesters af en verbood hen het gebruik van openbaar vervoer. Hij verbood christelijke leraren les te geven in de klassieke literatuur, omdat ze dan iets onderwezen wat ze heimelijk verwierpen. Daarnaast liet hij tempels herbouwen en moedigde hij het hervatten van tempelriten aan. Hij hulde zich in een filosofenkleed, leefde tamelijk ascetisch en omringde zich met een kring van in de klassieke filosofie en mysteriën ingewijde vertrouwelingen, onder wie zijn vertrouwensarts Orbasius die hem ook begeleidde in zijn stervensproces, samen met de aanwezige raadgevers, zo ongeveer als toen Socrates de gifbeker dronk.

Van Aken concentreert zich op de groep rondom priester Vitalis die ‘de veelkoppige slang van het heidendom’ verafschuwt en zich sterk maakt voor herstel van de voorrechten die het christendom had gekregen onder de voorgangers van Julianus. In het jaar 363, wanneer het leger van de keizer zijn tenten heeft opgeslagen in Antiochië, voeren Vitalis en de zijnen steeds openlijker oppositie tegen de Afvallige en weten zij door te dringen binnen de krijgsmacht van de keizer, geholpen door de protesten van de inwoners van Antiochië, die genoeg hebben van de keizerlijke heidense buitenissigheden zoals het buitensporig slachten en offeren van dieren om de goden gunstig te stemmen voor de strijd tegen de Perzen. Vitalis foetert op de praktijken van de Apollopriesters en andere zogenaamde magiërs: “Het is allemaal theater…Dit komt uit Aischylos. Meer hebben ze niet. Ze doen of een ononderbroken traditie hen verbindt met hun voorouders van duizend jaar geleden, maar niets is minder waar. Het is een samenraapsel van slecht begrepen citaten, meer niet!” Om de gemeenschap van ‘Galileeërs’ te straffen geeft Julianus de opdracht om de grote kerk van Antiochië te sluiten en kerkschatten en bezittingen te confisqueren. Daarmee is voor de inwoners van de stad een eind gekomen aan de geroemde tolerantie van de keizer. Hij probeert nu zelfs de schijn niet meer op te houden.

In het voorjaar van 363 trekt Julianus met zijn leger op langs de Eufraat om de Perzen de beslissende slag toe te brengen. Vitalis en zijn groep jongelingen zijn doorgedrongen in de infanterie en de jonge Dido krijgt de functie van tentjongen van de keizer, waardoor hij de beroemdste mannen van zijn tijd van dichtbij meemaakt. Dan begint de grote strijd, waarin de Perzen olifanten als extra troef inzetten. Ondanks alle offers aan de goden en de raad van Etruskische waarzeggers dreigt het een dodenmars te worden voor het leger van Julianus. In ieder geval wordt het dat voor hemzelf. Meer dood dan levend wordt hij naar zijn tent gebracht. “De korte afgebroken schacht van een lans stak nog uit zijn zij…’Een lakhmidenspeer’, zei iemand. ‘Die komt van de Perzen, gelukkig.’ ‘Gelukkig?’ vroeg een ander. ‘Iemand suggereerde dat de aanslag uit onze eigen gelederen kwam.’ “ Dido is als getuige en assistent aanwezig, als Oribasius een koperen buis, verbonden met een bolstaande varkensblaas , in de anus van Caesar Augustus steekt, om de wond schoon te maken. Oribasius concludeert: “Dit zijn twee steken, kort na elkaar toegebracht. De dader moet vlak bij de keizer zijn geweest.”

Julianus sterft en door lepe manipulatie van Vitalis wordt Jovianus, die de christelijke zaak is toegedaan, zijn opvolger. Ondertussen is Swintharik spoorloos verdwenen. Vitalis en één van zijn leerlingen gaan naar hem op zoek. Want als hij niet is omgekomen in de strijd, dan willen ze verhinderen dat hij ooit nog zijn mond open zal doen. Swintharik weet aanvankelijk aan zijn belagers te ontsnappen maar Vitalis ontloopt hij uiteindelijk niet. Hij keert zich faliekant tegen zijn leermeester, wanneer hij te weten komt hoezeer hij misbruikt is in het ‘goddelijke plan’ zoals Vitalis de gebeurtenissen noemt. Ze worden gevangen genomen door een volk van vagebonden ergens in het tegenwoordige Armenië. Swintharik wordt de man van een vrouw uit die groep en mag het meemaken, dat zijn leermeester, die zich aan leerlingen als Dido vergreep, daar – in trance en onder verdoving – wordt ontmand. “Toen haalde hij zijn half opgerichte geslacht omhoog, hield het tegen zijn buik gedrukt en terwijl een goedkeurend gemompel opsteeg uit het volk, ritste hij met een zilveren sikkeltje zijn als een walnoot samengetrokken balzak open, zodat de inhoud naar buiten floepte. Hij ving ze bijtijds op in zijn hand en aanschouwde ze giechelend. ‘Wat zijn ze groot!’zei hij.” Even later krijgt hij ze geroosterd aangereikt en eet hij zijn mannelijkheid van de spies, met groenten en uitjes om en om, terwijl het vet van zijn kin druipt en zijn ogen glansen van verrukking.

Jan van Aken is een rasverteller en sleept je mee in zijn verhaal. Historische gebeurtenissen maakt hij heel concreet en fysiek. Zo beschrijft hij ook in zijn laatste roman de dood van Julianus. Wat eraan voorafging en wat erop volgt. Swintharik – vlak na zijn vlucht gebeten door een dipsaslang en gedoemd tot alcholisme – blijft vanaf dat moment rondzwerven door dat grote rijk, later bijgestaan door de heldhaftige jonge vrouw Aletis. Of hij Julianus werkelijk heeft vermoord? Het is Dido die het hele verhaal vertelt, en hij lijkt niet altijd een even betrouwbare gids te zijn.

12 opmerkingen:

  1. Dus Julianus is mischien wel door een christen vermoord?

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Is Julianus door een christen vermoord? Ja, maar misschien ook niet. We zullen het nooit weten. Dus wat heeft het voor zin om daar over te speculeren. Een leuk thema om een romannetje over te schrijven, of een weinig zinvol artikeltje op Hoeiboei, meer is het niet.

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. hoe zat dat ook alweer...een christen dood geen mensen. Het kan dus geen christen zijn geweest. Huub

      Verwijderen
  3. innerlijke religieuze verdeeldheid (tussen Arianen en hen die WEL geloven in de drie-eenheid)

    BeantwoordenVerwijderen
  4. Duidelijk! Er bestaat geen 'God'. Nu niet, nooit niet, nooit geweest. Het begrip is een fictie die een nieuwe definitie nodig heeft.

    BeantwoordenVerwijderen
  5. @Anoniem

    Er bestaat geen God? Bewijs dat eens.

    BeantwoordenVerwijderen
  6. Ik heb er moeite mee dat verhalen uit de klassieke oudheid worden gebruikt om nieuwe boeken mee te fabriceren. Alles is gissen en het is maar een veronderstelling. Toch wordt hiermee de beleving van de klassieke oudheid beïnvloed. Er worden figuren bij verzonnen en in een volgende generatie komen deze figuren tot leven waardoor deze bedachte veronderstelde hypothetische figuren plotseling echt beginnen te worden.

    Ik heb er moeite mee. Het is zo Hollywood! Stewie Griffin (uit Family Guy - Comedy Central) gaat met zijn tijdmachine naar Nazi-Duitsland om daar dingen in het verleden te veranderen. Gooi de verzonnen verhalen op een hoop samen met de historische verhalen en plotseling is Anne Frank niet overleden aan difterie en uitputting in het kamp, maar omdat het tijd-continuüm werd verstoord door de Tele-Tijd machine van Professor Barabas. De volgende generatie gelooft dat de tweede wereldoorlog niet is voorkomen omdat de eigenaren van TV-stations en uitgeverijen te veel geld verdienen aan boeken en kranten met artikelen over die tweede wereldoorlog. Neem bijvoorbeeld de Goudstikkers, er heeft er geen één in het kamp gezeten. Opa verkocht de zooi op tijd en vluchtte op tijd. Maar toch hebben de zeer goed gecashed. Nog even en de volgende generatie gaat een claim indienden dat als de schadevergoeding van 175 miljoen Euro in 1940 was uitbetaald, en dat geld vervolgens was geïnvesteerd in oorlogsindustrie en later bijvoorbeeld in Apple en Microsoft, IBM, Acer & Foxxcom dan was dat zelfde bedrag nu 600 miljard Euro geweest. Kom maar eens over de brug met dat geld. Het is toch al heel knap dat kleinkinderen van aangetrouwde 'familie' met een mega-claim er vandoor kunnen gaan.

    Een hypothese over wat er zou kunnen zijn gebeurd, als historisch figuur zus en zo, dit en dat had gedaan, dat zijn mooie praatjes voor 's-avonds op de bank met vrienden en een goed glas er bij. Maar niet meer dan dat.

    Fictie en feiten moeten gescheiden blijven, anders komen de nabestaanden van keizer Julianus, Keizer Augustus en Keizer Septemberus met een schadeclaim die gelijk staat aan 2000 keer het bruto nationaal product van alle landen die ooit behoorden tot het Romeinse rijk.

    BeantwoordenVerwijderen
  7. Deze reactie is verwijderd door de auteur.

    BeantwoordenVerwijderen
  8. Het is natuurlijk fictie: verzonnen. Dat onderscheid moet je weten te maken. Het is een roman over de klassieke oudheid met een kern van waarheid. Net als de zogenaamde heilige boeken: fictief met mogelijk een kern van waarheid.
    Overigens een boek wat ik zelf beter vond dan dit van Van Aken is Het geheim van de nazoreers van de (nog?) onbekende Van Nispen.

    BeantwoordenVerwijderen
  9. @ v. h. Goor

    Aan fantasie ontbreekt het jou niet. Je hebt wel wat moeite met het gescheiden houden van fictie en fantasie merk ik.

    @ Bertus

    Noem je dat een bewijs?

    @ Bertus

    Noem je dat een bewijs?

    BeantwoordenVerwijderen