Altijd weer Auschwitz
‘Nooit meer Auschwitz’ is de leus van het Nederlands Auschwitz Comité, dat de herinnering aan het Duitse concentratie- en vernietigingskamp en de massamoord op 6 miljoen Europese joden levend wil houden. Elk jaar verzamelen zich overlevenden, nabestaanden en belangstellenden in het Amsterdamse Wertheimpark voor de jaarlijkse indrukwekkende herdenking van de bevrijding van het kamp, waar een groot deel van de joodse bevolking van Nederland tussen 1941 en 1945 is uitgemoord.
‘Nooit meer Auschwitz’ is een mooie slogan. Maar ondertussen zitten we wel met een probleem en dat heet ‘Altijd weer Auschwitz’. Sinds de opkomst van de antiracisme-beweging in de jaren 70 wordt de jodenvervolging vaak ten onrechte gebruikt als middel om ongemakkelijke kritiek op het integratie- en immigratiebeleid te smoren.
In 1984 bijvoorbeeld sprak de toenmalige Amsterdamse burgemeester Ed van Thijn op de Auschwitz-herdenking. Socioloog Herman Vuijsje haalt hem aan in zijn voortreffelijke boek Correct. In Amsterdam, aldus Van Thijn, zouden weer bordjes ‘voor joden verboden’ verschijnen. “Al is de tekst nu aangepast aan een veranderende bevolkingssamenstelling.”
Voor de goede orde: de bordjes ‘voor joden verboden’ werden in de winter van 1940 op 1941 opgehangen op last van de Duitse bezetters. NSB’ers trokken de binnenstad rond en schopten herrie in horecazaken die weigerden de bordjes te plaatsen. De almachtige Duitse autoriteiten gaven vervolgens het dwingende bevel om de discriminerende opschriften aan te brengen. Dat was de enige manier om aan de terreur van hun handlangers te ontkomen.
Bordjes ‘voor Turken verboden’ en ‘voor Marokkanen verboden’ hebben er naar mijn weten nooit gehangen in Amsterdamse cafés. (Wat overigens niet kan verhinderen dat jongeren uit deze groepen vaak worden geweerd in discotheken.) Maar als iemand het al zou wagen zo’n discriminerend bord bij de deur te plaatsen, dan heeft hij binnen de kortste keren een proces-verbaal aan zijn broek. Plannen om Turken en Marokkanen in treinen te stoppen en te vernietigen bestonden er niet in 1984 en bestaan er nog steeds niet in 2008. Slechts een enkeling als Vuijsje durfde echter kritiek te leveren op de waanzinnige vergelijking, die Van Thijn maakte tussen de jodenvervolging en de discriminatie van Turken en/of Marokkanen.
Na de politieke moord op Pim Fortuyn op 6 mei 2002 leken politici en opiniemakers tot bezinning te komen. Het was een foute handelwijze geweest, zo leek de algemene consensus, om Fortuyn voortdurend in verband te brengen met de Tweede Wereldoorlog, met verwijzingen naar Anne Frank, Hitler, Himmler en Mussolini. Een goed overzicht van alle aantijgingen (met de weerlegging ervan) is te vinden in Vermoord en verbannen van René Marres.
De bezinning duurde niet lang. In december 2003 probeerde de Groningse burgemeester Jacques Wallage (Pvda) een einde te maken aan de islamkritiek van het VVD-Kamerlid Ayaan Hirsi Ali door een briefje naar haar fractieleider Jozias van Aartsen te sturen. Wallage suggereerde een verband tussen Ayaans bezwaren tegen de islam en de vernietiging van de joden in Groningen tijdens de Tweede Wereldoorlog. Wallage tegen Van Aartsen: “De onverdraagzaamheid jegens islamieten verspreidt is ondragelijk en zou dat ook voor jou moeten zijn. Ik doe een dringend beroep op je het daarheen te leiden dat de vergiftiging van het maatschappelijk klimaat die Ayaan veroorzaakt stopt. In de synagoge van de vernietigde joodse gemeenschap in Groningen heb ik er op gewezen dat onverdraagzaamheid alleen maar meer agressie oproept en uiteindelijk de oorzaak van geweld zal zijn.”
Ayaans ‘misdrijf’ bestond er overigens uit dat zij in het tv-programma Nova tegenover oudere schoolkinderen het bestaan van God in twijfel trok, en zich tegen bijzonder islamitisch onderwijs keerde. Zo’n beetje hetzelfde wat vele partijgenoten van Wallage in het verleden verklaarden toen het nog om het bijzonder christelijk onderwijs ging. Wallage ging er bovendien aan voorbij dat de Joden tijdens de Tweede Wereldoorlog niet vanwege hun geloof, maar vanwege hun afkomst werden vermoord. De treinen naar Auschwitz zaten vol met Nederlanders, die niet in God geloofden, die nooit bijzonder joods onderwijs hadden gevolgd, en die nog nooit een synagoge van binnen hadden gezien. Extra pijnlijk was dat Wallage er geheel aan voorbij ging dat juist Hirsi Ali op dat moment al het mikpunt was van geweld en agressie, omdat zij openlijk van haar geloof was gevallen.
Na de moord op Theo van Gogh nam schrijver Geert Mak het stokje over van Wallage. In het tv-programma Tegenlicht (van Felix Rottenberg) haalde hij Anne Frank erbij om te waarschuwen voor een mogelijke ontsporing van het klimaat in Nederland. In zijn pamflet Gedoemd tot kwetsbaarheid vergeleek hij de film Submission van de vermoorde Theo van Gogh en de bedreigde Ayaan Hirsi Ali met Der ewige Jude van Joseph Goebbels. Het kwam de ‘nationale knuffelbeer’ op bergen kritiek te staan, maar daarvan heeft hij niets geleerd. Afgelopen najaar trok hij in een interview met het Belgische tijdschrift Humo opnieuw parallellen tussen de jodenvervolging en de hedendaagse stemming jegens de islam. Het brave treinblad Metro, nota bene sponsor van het Ramadan Festival, was de grote boosdoener in de ogen van Mak -je zou bijna zeggen een anti-islamitische versie van Der Stürmer.
De opkomst van Geert Wilders heeft bij oud-burgemeester Van Thijn de oude spookbeelden weer opgeroepen. Tijdens een bijeenkomst van Samen tegen Racisme liet hij op 21 maart 2007 een verklaring voorlezen - hij was zelf verhinderd wegens ziekte. Het optreden van de PVV-oprichter in het debat over de dubbele paspoorten deed Van Thijn denken ‘aan de hoogtijdagen van het antisemitisme’. NRC-redacteur Elsbeth Etty gooide eveneens alle remmen los toen zij Wilders’ opstelling in dit debat in verband bracht met de nazi’s. In een column associeerde ze hem met de Waffen-SS door het gebruik van de lijfspreuk ‘Unsere Ehre heisst Treue’.
Nu is dan de beurt aan de huidige burgemeester Job Cohen om Auschwitz in verband te brengen met de huidige tijd. Cohen in zijn toespraak bij het monument van Wolkers: “Wij leven nu in een andere tijd, maar angst en wantrouwen jegens de ander zijn sindsdien niet zo groot geweest. Angst en wantrouwen brengen mensen ertoe zich terug te trekken in de eigen groep, met uitsluiting van anderen. Als die uitsluiting maar ver genoeg gaat, ontstaat een ontmenselijkt beeld van de ander, verdwijnt de zorg voor de ander uit het blikveld. En waar dat in uiterste instantie toe kan leiden, is precies wat ons vandaag bijeenbrengt.”
Cohen even later: “Wij allemaal, wie we ook zijn, of je al lang in Nederland bent of maar kort, mogen daarom niet onverschillig staan tegenover uitingen van haat jegens mensen die anders zijn, die een andere religie aanhangen, die niet tot dezelfde groep behoren. Het concentratiekamp is juist de ultieme consequentie van alledaagse onverschilligheid, een onverschillige opstelling ten aanzien van gedrag dat tegengesteld is aan een algemene, alledaagse moraal met zorg voor de ander.”
Opvallend is overigens dat Cohen in veel algemenere bewoordingen sprak dan zijn voorganger Van Thijn en de opkomende onverdraagzaamheid niet rechtstreeks koppelde aan Geert Wilders of Ayaan Hirsi Ali. Je zou zijn opmerking over ‘uitingen van haat jegens mensen die een andere religie aanhangen’ zelfs kunnen opvatten als een vermaning aan de salafisten en andere moslimfundamentalisten, die niets willen weten van joden, christenen en ongelovigen.
Maar was het ook zo bedoeld? Zo is het in elk geval niet opgevat. “Cohen sprak prachtige woorden”, vindt het PvdA-raadslid Sabina Gazic, die bij een andere gelegenheid meende dat ‘het pesten van moslims’ dankzij Wilders een nationale sport is geworden in Nederland. Ook politicoloog Job van Amerongen - kritisch PvdA-lid en tevens Cohen-fan, deze combinatie schijnt mogelijk te zijn - trok deze conclusie. Hij vindt de vergelijking tussen Auschwitz en de huidige situatie ‘onjuist en contraproductief’.
Enkele dagen na zijn toespraak, bij Nova waar hij in het nauw werd gebracht door het PVV-Kamerlid Hero Brinkman, voormalig ‘buurtregisseur’ in Amsterdam, werd een getergde Cohen opeens veel specifieker. Het is vooral de PVV die aanzet tot haat en polariseert, aldus de burgemeester. Polarisatie was ooit een beproefde strategie van de Partij van de Arbeid, gericht op verscherping van de tegenstellingen in de politiek en in de maatschappij. Maar dat was in de jaren 70 toen de christenen van het CDA nog de grote vijand waren van de PvdA.
Van Cohen kun je in elk geval zeggen dat hij niet zo naïef is als zijn voorganger Ed van Thijn. Zo heeft de huidige burgemeester enkele keren gewaarschuwd voor het antisemitisme, dat mede als gevolg van het optreden van radicale moslims weer vaste voet heeft gekregen in de hoofdstad. Dat deed Cohen bijvoorbeeld in november 2003 bij de herdenking van de Kristallnacht van 1938: “Dat in Amsterdam anno 2003 gewaarschuwd moet worden voor toenemend antisemitisme is schokkend en beschamend.”
In de jaren daarvoor was trouwens het nodige gebeurd. Op 13 april 2002 beleefde Amsterdam de grootste manifestatie van antisemitisme sinds 1945, tijdens een anti-Israël betoging met 15.000 deelnemers. Organisatoren waren onder anderen het Nederlands Palestina Komitee en het links-extremistische Komitee Marokkaanse Arbeiders in Nederland (KMAN). Het radicale KMAN had in oktober 2000 de primeur van een Palestina-demonstratie, waarbij een aantal van de 1500 deelnemers de leus ‘Hamas, Hamas, alle joden aan het gas’ riep.
Dat was slechts een voorbode van de antisemitische uitbarsting van april 2002. Agressieve betogers molesteerden joodse omstanders, scandeerden antisemitische leuzen, bejubelden Bin Laden en Saddam Hoessein, en vergeleken Israël met nazi-Duitsland. “Massaal werd een tekst meegezongen die een herhaling beloofde van een massamoord op de joden door de profeet Mohammed”, aldus een kritisch verslag in het anarchistische tijdschrift De Fabel van de illegaal. Tussen de bedrijven door werd ook nog een homocafé aangevallen.
Prominente betogers in 2002 waren imam Abdullah Haselgoef, Miriyam Aouragh van de Internationale Socialisten en Mohammed Rabbae, tegenwoordig voorzitter van het zich als ‘gematigd’ presenterende Landelijk Beraad Marokkanen. Na afloop hadden deze kopstukken veel kritiek op de politie, maar zwegen ze over het grootschalige antisemitisme in hun optocht.
In dit geval was burgemeester Job Cohen overigens net als de politie en de organisatoren ‘tevreden over het verloop’, meldde verslaggever Hans Moll van NRC Handelsblad, die de ontsporingen tijdens de demonstratie nauwgezet optekende. “Volgens Cohen heeft de eigen ordedienst van de organisatie erger voorkomen.” Tegen Het Parool zei de burgemeester dat de onrust veroorzaakt werd door 100 tot 200 jongens, voornamelijk afkomstig uit Amsterdam-West en -Oost.
De eigenlijke demonstratie had ‘vreedzame bedoelingen’, zo verdedigde Cohen het toelaten van het antisemitische festijn. De waarnemers van De Fabel van de illegaal waren minder overtuigd van deze vreedzame bedoelingen: “Antisemitische leuzen werden door duizenden kelen enthousiast meegeschreeuwd.” Zoals ‘Joden de zee in’, ‘Joden zijn honden’ en ‘Juden Raus’.
De onafhankelijke en kritische journalist Coen van Harten schreef in het Algemeen Dagblad (19 april 2002) een vernietigend artikel over het gedoogbeleid en de onverschilligheid ten aanzien van deze uiting van massale jodenhaat. “Duizenden allochtonen - autochtonen vormden een absolute minderheid onder de demonstranten - moeten zaterdag hebben geconcludeerd dat antisemitisme en homofobie in Nederland worden gedoogd.”
En Cohen? In de gemeenteraad legde hij uit dat hij had overwogen grootschalig in te grijpen, maar daarvan heeft hij afgezien uit angst voor escalatie. Hij gooide het weer op de 200 relschoppers en ging voorbij aan de massale haatuitingen van de resterende ‘vredelievende’ demonstranten. De gemeenteraad gaf hem het voordeel van de twijfel.
Zijn optreden van 2002 is tekenend voor de plooibaarheid van Cohen. Nu eens klaagt hij het antisemitisme aan en staat hij pal voor de vrijheid van meningsuiting. Dan weer heeft hij slappe knieën en sluit zijn ogen voor de werkelijkheid van het echte antisemitisme.
Het trekken van onjuiste historische vergelijkingen met Auschwitz is niet gestopt, ondanks Het land van aankomst van Paul Scheffer. Als we de berichten moeten geloven hebben alle prominente PvdA’ers dit boek van A tot Z gespeld. Maar op één of andere manier is pagina 176 door iedereen overgeslagen. Scheffer schrijft daar: “Er is geen enkele aanwijzing dat zich tegen de aanwezigheid van moslims in westerse samenleving een reactie vormt, die doet denken aan wat de joden is overkomen.”
Job Cohen, Ed van Thijn en Geert Mak hebben toch geen belangrijke bladzijden gescheurd uit de bijbel van Paul Scheffer?
Carel Brendel
Carel Brendel is auteur van Het verraad van links (Uitg. Aspekt)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten