Baudet en de angst voor het eigene

Toen ik Oikofobie van Thierry Baudet aangekondigd zag, dacht ik dat het ging om een verhandeling over de vrees voor het eigene, waarvan naar zijn oordeel de intellectuele en politieke elite doortrokken is. “Een ziekelijke afkeer van de geborgenheid van ons thuis.” Het boek bevat zijn columns over het Europese project, multiculturalisme en modernisme in de kunst, drie terreinen waarop deze – overigens door die elite zelf niet erkende – angst zich volgens Baudet manifesteert. Over zijn idee van de nationale staat en multiculturalisme heb ik eerder geschreven. Hier wil ik het hebben over zijn opvattingen over
de moderne kunst, die in de ogen van Baudet al bijna een eeuw onvermoeibaar bouwt aan een onherkenbare wereld van vormloze kille bouwsels, atonale muziek en abstracte betekenisloze ‘kunst’, welke ons – samen met het Europese project en massa-immigratie – terugvoert naar de Middeleeuwen. Het hoofdstuk Modernisme en ontworteling bevat veertien columns die een erudiete, kunstzinnige en charmante persoonlijkheid laten zien maar die geen coherente theorie bevatten over de gevreesde ontworteling van onze maatschappij. Ze zijn eerder de uiting van een persoonlijke smaak die wortelt in eerbiedwaardige conservatieve tradities. Over smaak valt niet te twisten maar om aan met smaak vertelde persoonlijke ervaringen zonder enige vorm van ironie een serieus bedoelde theorie over oikofobie te koppelen, dat is andere koek.

De oikos, dat herkenbare thuis van ons, wordt dus stukgemaakt door o.a. de kunsten. Volgens Baudet brak het modernisme in het begin van de twintigste eeuw met de schoonheid en stelde zij de ontheemding centraal. Kunst moest niet langer geborgenheid bieden maar provoceren en choqueren. Voor het gemak gaat Baudet daarbij maar even voorbij aan het feit dat kunst daarvoor ook al choqueerde, zoals de impressionisten bijvoorbeeld. Daarbij heeft hij geen oog voor de context waarin de avant garde van de twintigste eeuw ontstond, een tijd van technische en industriële vernieuwing en van een barbaarse wereldoorlog, die alles met nationalisme had te maken, meer dan met imperialisme, zoals Baudet elders steeds betoogt wanneer het gaat over de beide wereldoorlogen van de vorige eeuw. De avant garde van de vorige eeuw was geen provocatie om de provocatie. Zij was een reactie op een nieuwe tijd van technologische revolutie en barbaarse ontheemding in een loopgravenoorlog. Lees De bezette Stad (1918), de dadaïstische poëziebundel van Paul van Ostayen, of zie en beluister reconstructies van de gedenkwaardige uitvoering in 1913 van Le Sacre du Printemps van Strawinsky, de Bach van de twinstigste eeuw. Collage, montage en videoclip zijn ondenkbaar zonder die historische avant garde. Het kubisme begint al in de negentiende eeuw bij Cézanne, de vader van de moderne schilderkunst. Braques, van wie Baudet (blijkens zijn column Kunst moet authentiek) een ongesigneerde litho heeft gekocht, ontwikkelde zich evenals Picasso tot een kubistisch schilder. De atonale muziek begint al in de negentiende eeuw bij Wagner, wiens opera Parcifal , in het bijzonder de slotakte daarvan, door Baudet bezongen wordt als “de mooiste muziek die ooit geschreven is”. Ik wil maar zeggen: de scheidslijn tussen traditioneel en modernistisch is niet altijd even scherp te trekken (zoals in de dictaturen van nationaalsocialisme en communisme rigoureus gebeurde); ze hebben beide veel met elkaar te maken. Toevallig zag ik afgelopen week een programma met historische avantgarde kunst, van Mamelles de Tirésias (Apollinaire/Poulenc), de Ursonate van Kurt Schwitters, poëzie van I.K. Bonset, alias Theo van Doesburg, en Paul van Ostayen tot een toneeltekst van Artaud en de Parade van Jean Cocteau/Erik Satie, gespeeld door Sandra en Jeroen van Veen, vertolkers ook van het werk van de dit jaar overleden componist Simeon ten Holt. Het deed soms gedateerd aan maar het was ook zeer fantasievol en allervermakelijkst. Een aantal jaren geleden toonde een expositie over de fotografie van Rodchenko in Foam het optimisme en vitalisme van zijn montages maar ook hoe zijn avant garde idealen geen stand hielden onder Stalin. Eigenlijk verzet de romanticus Baudet zich tegen het geheel van rationele ideeën die zich vanaf de Verlichting ontwikkelden en die voor zijn gevoel geleid hebben tot de kille individualistische maatschappij van nu zonder enige vorm van gemeenschapszin. In zijn revolte hiertegen vat hij zichzelf cs op als.. jawel .. de nieuwe avant-garde.

In zijn veertien columns over Modernisme en ontworteling stipt Baudet heel verschillende zaken aan, die ofwel de verwarde geest ademen van een verwerpelijk modernisme ofwel de warmte en de schoonheid bieden van een troostrijk traditionalisme. Tot dat laatste rekent hij bijvoorbeeld het meegaan op de jacht, en andere vormen van traditionele omgang met het dierenrijk, zoals het gevecht met de stier in Spanje, de vossenjacht in Engeland, de sportvisserij, het islamitisch en joods ritueel slachten en de plezierjacht, alle bedreigd met een verbod (de plezierjacht door de PVV). Baudet ziet in deze verboden de hand van een ‘moderne’ en ‘verlichte’ wereld, zoals die is uitgetekend door schrijvers als Huxley en Houellebecq. De vastentijd voor Pasen vindt Baudet een mooie christelijke traditie. Des te meer kunnen we daarna weer genieten van een exquis glas wijn en een goede sigaar. Het drinken en roken daarvan zijn voor Baudet “omgeven door rituelen die het doelgerichte, het efficiënte, het volkomen rationele van het leven wat afzwakken”. En dan is er nog de waardevolle traditie van het promoveren omkleed met eeuwenoude gebruiken. Al lezend over het bijzonder aangename van deze tradities bekroop mij soms het gevoel dat ik was beland in een pre-modernistisch tijdperk of zat te kijken naar fragmenten uit een tv programma als Hoe heurt het eigenlijk.

Het kwaad zit ‘m volgens Baudet in porno en sex stimulerende middelen als de vibrator (evenals masturbatie binnen een relatie door hem verworpen), die de mens ontwortelen en de realiteit devalueren. Op het alfamannetje dat er alleen op uit is vrouwen te versieren. De schaamteloze vrouw die de spot drijft met naïviteit en onschuld. En natuurlijk al die wangedrochten van moderniteit als ‘de badkuip’, het Eye en de misbaksels van ‘fuck de Koolhaas’. De ‘stippen en strepen’ in de musea. Deze betekenisloze ´kunst´ vernietigt het thuisgevoel van de mensen en de oude steden van het continent hebben hun schoonheid en vermogen geborgenheid te bieden verloren. Ik heb niets tegen figuratieve kunst. Integendeel (zie Kunst en kick van het kijken). Ze kent de laatste jaren in Nederland in toenemende jaren weer beoefenaars, zoals Gijsbert van der Wal in zijn voortreffelijke boek Wijdopen Ogen / Stukken over kunst en kijkplezier uit de doeken doet. En ze is behalve abstract ook nog eens figuratief. Maar de modernistische avant garde heeft behalve onzin ook veel waardevols opgeleverd, zoals Robert Hughes, voor wie het modernisme begint met de Eiffeltoren, in zijn boeiende boek en documentairereeks The shock of the new (1980 – nog te zien op you tube) laat zien en recentelijk Will Gompetz duidelijk maakt in Dat kan mijn kleine zusje ook/waarom moderne kunst? Deze titel is een variatie op ‘dat kan mijn kleine broertje/neefje/zoontje ook’. Over zo’n zoontje maakt Baudet zich bijzonder druk ten aanzien van de Nederlandse componist Ed de Boer evenals over de ‘creatieve vernietiging’ van de Nieuwmarktbuurt. Mij is dat laatste nooit opgevallen, terwijl ik toch al heel wat jaren in dat gedeelte van Amsterdam woon. Waar ik me druk over maak, dat is veeleer de overkill aan toerisme uit binnen- en buitenland, aan waardeloze en overbodige evenementen. Die vervreemden een bewoner van zijn buurt en thuis (zie Wat is hier een ghesnor van volck van wijt en sijt). Vermakelijk zijn de stukjes van Baudet wel. Hij wil ook graag provoceren, en wel de dominante goegemeente, de grachtengordel of hoe je het ook wil noemen. De politiek correcte kerk voor mijn part. Maar zijn oprispingen zijn zo hap snap, zo zonder enige coherentie, dat je er – ondanks verwijzingen naar leermeester Roger Scruton – toch niet veel meer in kunt zien dan charmant geformuleerde persoonlijke voorkeuren en smaken. Dan heb je dus meer aan de documentaire van Hughes of de verhandeling van Will Gompertz. De laatste werkte jaren lang voor de Tate Gallery in Londen en deelt zijn inzichten nu als een soort kunsthistorische stand-opcomedian met theaterpubliek. Er is natuurlijk helemaal niets mis met die persoonlijke conservatieve smaak van Baudet, maar titel, voor- en nawoord van zijn boek pretenderen een weldoordachte samenhang en theorie over moderne kunst en de zogenaamde angst voor het eigene. Die kan ik met de beste wil van de wereld niet in die veertien columns ontdekken. Bovendien wil hij daarmee een inhoudelijke discussie losmaken. In dit geval over de verderfelijke moderne kunst die elk gevoel van schoonheid en harmonie kapotmaakt. Een luid verkondigde maar nogal loze pretentie als je voor je eigen stelling geen samenhangende argumenten weet te geven. Angst voor het eigen eigene kun je Baudet niet verwijten.

3 opmerkingen:

  1. "..., waarvan naar zijn oordeel de intellectuele en politieke elite doortrokken is. “Een ziekelijke afkeer van de geborgenheid van ons thuis.” Het ...."

    Wat nu doorgaat als intellectueel of elitair is door Theo van Gogh treffend benoemd als "de bovenonsgestelden". Mooi nederlands voor leeghoofden die de macht hebben. Maar het volk is ze beu, heeft allang de bel doorgeprikt.
    Policor dat het volk, haarfijn en 'wetenschappelijk' onderbouwd ons op de mouw spelt wat goed is en slecht, hoe het hoort te zijn en vooral hoe het dient te worden. De zogenaamde intellectuele elite, zakkenvullende leeghoofden, jongens en meisjes van de regenboog: Onvolwassen en onvolgroeide mensen als gevolg van intellectuele inteelt. De lemmingen op zoek naar de geldpot achter de regenboog, die de natie richting afgrond sturen. En dat later: "Dat hebben we met z'n allen zo gewild" beweert. De anti-democraten, de bestrijders van de vrije markt en vrije meningsvorming. De jongens en meisjes van de subsidies en commissies en inspectiediensten en regeltjes en procedures en toezicht. De makers van systemen waarin verantwoordelijkheid niet meer bestaat. Onze slavendrijvers die ons dwingen te werken voor degenen die wel kunnen maar niet willen werken. De onderdrukkers die via leugens, toeslagen en belastingen hun investeringen in zonnepanelen en windmolenparken, alsnog veilig proberen te stellen. De heersers die ons boeien met al dan niet transparante 'internationale (EU) verdragen'. De onderdrukkers die middels ingewikkelde en onduidelijke wetgeving de burger met onzekerheid belasten. De valse munters.
    Dat is de bovenonsgestelde groep.
    De andere groep is die die aan de kant geschoven op de zijlijn staat.
    Daar tussenin is een Gilsing en een Baudet die veel te hooggeschoold zijn, veel te academisch gevormd en met geen poot ooit in de modder.
    Maar de 'elite' is ziek en het volk weet wel beter.

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Het volk stemt nog steeds op die 'zieke elite'.

      Verwijderen
    2. Als je naar de uitslag van de laatste verkiezing kijkt inderdaad. Maar dat beschouw ik als een vergissing ( zie de opmerkelijke curve van peil.nl). Nu tijdelijk pvv 33 pvda 10, vvd 19. De vroeger grote(54/45) partijen komen niet hoger dan 20. Voorlopig.

      Verwijderen