In Memoriam: Christopher Hitchens, 1949-2011
De kunst van het argumenteren - Christopher Hitchens: Arguably
Christopher Hitchens 1949-15.12.2011 |
Op 9 november zou Christopher Hitchens via satelliet in gesprek gaan met Stephen Fry in de Royal Festival Hall, Londen. Een longontsteking verhinderde echter dat hij zijn welbespraaktheid, kennis en gevoel voor humor kon laten zien en Fry werd op de avond vergezeld door Richard Dawkins in Londen, terwijl o.a. Martin Amis en Salman Rushdie via de satelliet een bijdrage leverden.
In de introductie van zijn nieuwste verzameling essays, het volumineuze en zeer treffend getitelde
Arguably, zegt Hitchens – die aan kanker lijdt – “ongeveer een jaar geleden vertelde een van mijn artsen mij dat ik misschien nog maar een jaar te leven had. Dat betekent dat sommige van deze artikelen werden geschreven in het volle bewustzijn dat ze wel eens mijn laatste zouden kunnen zijn.” De introductie is gedateerd 26 juni 2011.
Zijn aanzien als een van de meest toonaangevende intellectuelen ter wereld mag enigszins zijn gedaald – in de prestigieuze ‘Top 100 Public Intellectuals’ Poll uitgevoerd door Prospect Magazine, viel hij van plaats 5 in 2005 naar nummer 27 in 2008 – maar Hitchens kan nog steeds een verhitte discussie in gang zetten; zie wat dat betreft de publikatie van zijn boek God Is Niet Groot: Hoe Religie Alles Vergiftigt in 2007. Het is dan ook geen verrassing dat atheïsme een van de thema’s is in de zeer diverse reeks stukken in Arguably.
Wat vooral treft is de enorme variatie aan onderwerpen en zaken die Hitchens bespreekt. In diversiteit overtreft Arguably zijn op zich al zeer diverse vorige bundel essays Love, Poverty & War (2004). Van besprekingen van de meest recente, uit twee delen bestaande biografie van Abraham Lincoln en boeken over Thomas Jefferson en Benjamin Franklin, via essays over Dickens, Bellow, Nabokov en andere schrijvers tot de mogelijke ondergang van de Euro, een vernietigend en zeer verontrustend artikel over de nasleep van het gebruik van Agent Orange door het Amerikaanse leger gedurende de Vietnamoorlog, essays over Afghanistan, Tunesië en Duitsland, om maar een paar landen te noemen, tot een afsluitende reeks over het gebruik van de Engelse spreektaal.
Het is niet alleen het enorme scala aan onderwerpen; het is ook de diepte, de welbespraaktheid en het perfecte inzicht die bewondering verdienen. Het maakt niet uit of Hitchens schrijft over de Algerijnse onafhankelijkheidsoorlog, de romans van Evelyn Waugh, de poëzie van Philip Larkin of de geschiedenis van de Baader Meinhoff Groep; zijn kennis maakt hem tot de perfecte expert op welk gebied dan ook.
Evenals in een van zijn bekendste boeken, The Trial of Henry Kissinger (2001), steekt Hitchens zijn afkeer van de voormalige Amerikaanse Minister van Buitenlandse Zaken niet bepaald onder stoelen of banken in het hierboven reeds vermelde stuk over het gebruik van Agent Orange. “Op een bevolking van misschien 84 miljoen Vietnamezen, een getal gereduceerd met ettelijke miljoenen gedurende de oorlog, bevinden zich zo’n miljoen geregistreerde gevallen van Agent Orange slachtoffers. Onder hen zijn de wanstaltige baby’s het ergst om naar te kijken. Maar we staan onszelf toe dit te vergeven en te kijken naar de echte monsters als Robert MacNamara en Henry Kissinger, die zonder blikken of blozen de orders en instructies uitdeelden, terwijl ze plaatsnemen in praatprogramma’s en binnenlopen met hun “memoirs.” Hitchens in topvorm.
Diegenen die nog steeds denken dat Hitchens sinds Irak de VS in alle opzichten steunt, moet ook zijn stukken lezen over de financiële crisis in ‘America the Banana Republic’ en zijn afwijzing van het gebruik van waterboarding in ‘Believe me, It’s Torture’ (beide uit 2008). “Ik beroep mij op de woorden van Abraham Lincoln waar het morele principes betreft: “Als slavernij niet verkeerd is, dan is niets verkeerd.” Wel, als waterboarding geen marteling is, dan bestaat er niet zoiets als marteling.”
Veel intellectuelen waren verontwaardigd over Hitchens’ standpunt aangaande de inval in Irak, maar hij weet waar hij staat en hij weet hoe hij zijn standpunt moet verdedigen. Voor een dieper inzicht in zijn motieven verwijs ik de lezer naar Christopher Hitchens and His Critics: Terror, Iraq and the Left; een verzameling artikelen van de hand van Hitchens en verschillende van zijn tegenstanders, gericht op de Irak-oorlog (2008, red. Simon Cottee en Thomas Cushman). Zij die de moeite hebben genomen zijn motieven voor steun aan de geallieerde troepen onder leiding van de VS te lezen, weten dat zijn steun aan Iraaks Koerdistan een belangrijke reden was en evenals de Koerdische bevolking zelf, was hij teleurgesteld dat links het anti-Saddam standpunt van de Koerden niet langer huldigde.
Hitchens herhaalt zijn beweegredenen in de Introductie van dit boek: “Ik koos de zijde van de Koerdische leiding in Irak die hadden geholpen een eind te brengen aan het Caligula-regime van Saddam Hussein en een begin te maken met het werken aan een autonomie voor de regio’s grootste en meest onderdrukte minderheid.” In ‘Holiday in Iraq’ (2007) maakt hij duidelijk hoe Iraaks Koerdistan in de gelegenheid werd gesteld op te bloeien danzij de handelingen van de door de VS geleide coalitie: “Het is voor iedereen gemakkelijk om te grinniken als je Jeffersonse democratie en Irak in één adem noemt; probeer eens te grinniken als je iemand tegenkomt die probeert een invulling te geven aan dit gedachtegoed in een omgeving die slechts enkele jaren terug was vergeven van een vernietigend verval en de stank van gifgas.”
Met zijn gruwelijke afkeer van platitudes en clichés moet Hitchens gruwelen van diegenen die hem eenvoudigweg afzetten als een pion van de Murdoch-media zonder zelfs maar en poging te doen uit te vinden waarom hij de omverwerping van het Saddam-regime steunde.
In het licht van het bovenstaande is het interessant in ‘Iran’s waiting game’ (2005) te lezen hoe jonge Iraniërs hopen op een door de VS geleide interventie. “Cynisme omtrent de geestelijke leiding is wijdverspreid, maar je treft het vooral aan onder de jongeren. En het zijn diezelfde jongeren die vaak hopen op de komst van Amerikaanse troepen in de hoop dat ze ook wat fijne dingen voor ze meebrengen.” Ook al dateert dit essay uit 2005 en ondanks de nasleep van de verkiezingen in 2009, geeft het mij de hoop dat verandering in Iran vroeg of laat móet plaatsvinden.
Hitchens verdient lof voor zijn dappere standpunt tijdens de Deense cartoonkwestie ‘Stand up for Denmark!’ (2006). “Het ongelofelijke van de niet-aflatende Kristallnacht tegen Denemarken (en op sommige plaatsen tegen de ambassades en burgers van welk Scandinavisch land dan ook en zelfs van andere EU-lidstaten) is dat het niet heeft geresulteerd in schande voor de religie die het allemaal uitvoert en goedpraat, maar in een toegenomen mate van respect!” Dit is een goed voorbeeld voor zijn belangrijkste motief voorhet schrijven van zijn stukken in de afgelopen tien jaar, zoals hij dit omschrijft in de Introduktie, waar hij refereert aan de ‘organisaties die mannen als [Mohammed] Atta weten te vinden en vervolgens trainen als hij zegt: “Vrijwel ieder woord dat ik sinds 2001 heb geschreven is expliciet of impliciet gericht tegen het weerleggen en verdedigen van die afschuwelijke, nihilistische ideeën, en tegen diegenen onder ons die proberen dit gedrag te vergoelijken.”
Hij gaat verder met het zoeken naar een verklaring voor deze vreemde kronkel in progressief denken als hij zegt in ‘Don’t mince words’ (2007): “Progressieve terughoudendheid waar het de confrontatie met deze ware gruwel betreft is, zo denk ik, het resultaat van een of ander diepgeworteld stilzwijgen waar het een heimelijk concept van ‘ras’ betreft. Onbewust wordt aangenomen dat een kritiek op de politieke Islam een aanval is op mensen met een donkere huidskleur.” Het is opvallend dat dit artikel de beoogde slachting van vele burgers door enkele religieuze fanaten betreft op zowel het vliegveld van Glasgow als in het uitgaansleven van Londen, een zaak die in Australië geheel vergeten lijkt omdat het compleet is voorbijgestreefd door de beruchte ‘zaak Haneef’, met in de hoofdrol een achterneef van een van de aanslagplegers. De – kortstondige – detentie zonder proces van Haneef veroorzaakte in Australië een enorme commotie die lang heeft nageëbd.
Ik moest denken aan de woorden betreffende ‘menselijk begrip’ van het Nobleprijscomité bij de toekenning van de prijs aan Saul Bellow in 1976 toen ik het volgende las in Hitchens’ zeer interessante essay over een van de groten van de 20e-eeuwse Amerikaanse letteren (Augie is Augie March, hoofdfiguur uit De Avonturen van Augie March, 1953): “Als tegenwicht tegen zinloosheid en nietigheid, probeerde Bellow wat Augie noemt “de universele bevoegdheid om edelmoedig te zijn” te stellen – het gevecht om niet alleen een ghettosituatie maar ook de ghettopsychoses te ontgroeien. Zo’n diepgewortelde ambitie, zoals Bellow wist, kan een kwelling zijn voor diegenen die niet van nature edelmoedig zijn.” In een zin van linguistische schoonheid en effectviteit duidt Hitchens aan waar het allemaal om draait, niet alleen in het werk van Bellow, maar in het leven zelf.
Een vernietigend stuk over de belabberde stijl in een van John Updike’s latere romans Terrorist wordt gevolgd door lof voor Updike’s essays, met een speciale vermelding voor zijn stuk over Philip Larkin, volgens Hitchens ‘een van de beste langere stukken over Larkin’s poetry die ik ooit heb gelezen.’ Ik kan hetzelfde zeggen over Hitchens’ eigen essay over de beroemde Britse dichter. Met zijn heldere inzicht dat de tegenstellingen in de persoonlijkheid van het genie precies de bron van dat genie kunnen bepalen. “Larkin, die ooit tegen een interviewer zei dat ‘armoede voor mij is wat narcissen voor Wordsworth waren,’vond zijn poetische bronnen in de overbevolkte, overwekte, ondervoede maatschappij waar hij pretendeerde zozeer aanstoot aan te nemen.” Een zelfde tegenstelling treffen we aan in het essay over Evelyn Waugh, waarin Hitchens Orwell treffend aanhaalt als hij zeer terecht duidt op ‘De onmacht van Waugh om geloof te verenigen met volwassenheid.’
Gore Vidal is het onderwerp van een ander zeer interessant stuk. Hun vriendschap van jaren terug verbrokkelde na de 11e september, vooral nadat Vidal zich begon over te geven aan samenzweringstheorieeën. Als hij zelfs durft te twijfelen of Osama Bin Laden het brein achter de aanslagen was, geeft Hitchens deze actie het label van een ‘Grassy Knoll enterprise’. Ik stel voor dit woord te nomineren voor ‘Webster’s woord van het jaar’ – zeer toepasselijk voor alle liefhebbers van samenzweringstheorieën die ervan overtuigd zijn dat óf de CIA óf de Mossad achter de aanslagen van de 11e september zat.
In ‘The Swastika and the Cedar’, een artikel over de vierde verjaardag van de moord op de Libanese ex-premier Rafik Hariri, schetst Hitchens een helder portret van de tweedeling in de Libanese maatschappij. Over de herdenking zegt hij: “Vrouwen met hoofdbedekking waren schaars; vrouwen met gezichtsbedekkende kleding waren nergens te bekennen. Designer jeans waren het overheersende modethema.” Vergelijk dit met een bijenkomst waar de ‘partij van god’ haar eigen martelaren herdacht: “Stel je een Shiite-Moslim megakerk voor, met een gescheiden ingang voor mannen en vrouwen en gescheiden plaatsen (met de vrouwen allemaal volledig in zwarte gewaden gehuld). Een gigantische poster van een nucleaire paddenstoel domineert de scène, met het opschrift OH ZIONISTS, IF YOU WANT THIS TYPE OF WAR THEN SO BE IT!” Ik hoop dat dit genoeg is om diegenen met vrijzinnige, moderne denkbeelden aan het denken te zetten voordat ze de lofzang prijzen over Hezbollah.
Er is ook een vernietigend kort stuk over de corruptie tijdens de meest recente verkiezingen in Afghanistan, ‘First, silence the Whistle-Blower’, waar – bepaald niet verrassend – de persoon die probeerde aan te tonen dat de verkiezingen frauduleus waren verlopen – met alle bewijsmateriaal in zijn voordeel – direct op non-actief werd gesteld. Het is vanwege dit soort artikelen dat we een schrijver van het kaliber van Christopher Hitchens niet kunnen missen en hij verdient absoluut het predikaat ‘groot’.
De essays in Arguably werden eerder gepubliceerd in een reeks diverse publikaties, maar de meeste stukken verschenen in Slate, Vanity Fair en The Atlantic, en ze dateren van 1999 tot dit jaar. Dat zou een probleem kunnen vormen wat betreft de oudere stukken, maar Hitchens’ argumentatie is altijd sterk en vol interessante feiten, ook voor hen die het niet – altijd of helemaal – met hem eens zijn. Dit is een boek voor hen die, net als ondergetekende, houden van een goede polemiek, hongeren naar kennis en een plezier scheppen in de schoonheid, gevatheid en inventiviteit van de Engelse taal, die Christopher Hitchens met veel effect weet aan te wenden. Laten we hopen dat dit niet zijn laatste boek zal zijn.
Christopher Hitchens: Arguably, Allen & Unwin, 2011, 790 bladzijden, € 16,99.
Vertaling van de stukken van Hitchens: Kees Bakhuijzen
4.11.2011
[Dit artikel verscheen eerder op het Australische discussieforum On Line Opinion: hier]
Merkwaardig toch, dat een essayist met kennis van de standpunten van Thomas Jefferson, deze staatsman naar voren schuift ter legitimering van een neo-progressieve (Libs/neo-conmen), onconstitutionele oorlog. Jefferson had zich doodgeschaamd voor dergelijke steun aan de welfare/warfare state machine van de republicraten.
BeantwoordenVerwijderenOh well.. Op zich een boeiend schouwspel, die broedertwisten tussen progressives; de een aanhanger van de Wilsoniaanse variant, de ander meer van de managerial state, een derde bevlogen werkend aan de hervorming van de publieke ruimte namens de therapeutic state (met uitverkoren "slachtoffers" van insensitiviteit).
Wie wellicht zoekt naar wat intellectueel tegengas, na deze Hitchens bewieroking, raadplege: "Multiculturalism and the Politics of Guilt: toward a secular theocracy", van Paul Gottfried (2002).
Sag
Als geen ander weet Hitchens de onzin van religie aan te tonen, dat religie niet meer is dan een wens van de mensheid. Lees zijn boek GOD IS NIET GROOT en je zult je geen seconde vervelen.
BeantwoordenVerwijderenVanavond praat Theodor Holman met Paul Cliteur over Hitchens, en over de bundel: Mag ik dit zeggen? Beschouwingen over de vrijheid van meningsuiting. Waar liggen de grenzen van deze vrijheid? Wat is er het afgelopen decennium gebeurd? Wanneer mag de staat ingrijpen?
BeantwoordenVerwijderenRadio 5: 1900-20.00 uur
Hoofdgast Paul Cliteur
Paul Cliteur bij obalive
BeantwoordenVerwijderenHitchens, nu "van boven" neerkijkend op het gekrakeel op deze aardkloot:
BeantwoordenVerwijderen"Well, I'll be..!!"
Moeilijk he, om dat hemelsbeeld los te laten.
BeantwoordenVerwijderen"Moeilijk he, om dat hemelsbeeld los te laten."
BeantwoordenVerwijderenHaha, dat valt voor deze non-activistische atheïst best mee hoor. Maar eerlijk gezegd vind ik het - als beeld - helemaal nog niet zo verkeerd. Bovendien heeft het de potentie om somtijds te beschermen tegen progressieve staatsverafgoding (en bijgevolg het steunen van zinloze oorlogen, zoals bijv. in Irak).
Kan mij daarentegen wel voorstellen dat het sommigen zwaar valt om niet te vallen voor de verleiding vanuit een seculier-cultische reflex te reageren ;)
Grt,
Sag
Naar de vreselijke Stephen Fry(pro-Hamas en islamofiel) en die communistische Sean Penn ga ik niet kijken. Hier Christopher Hitchens in debat met Tariq Ramadan (klik hier)
BeantwoordenVerwijderenHier een paar mooie necrologieën die ook de lelijke kanten van Hitchens niet verzwijgen:
John Podhoretz (klik hier)
Peter Wehner (klik hier)
Rick Richman (klik hier)
Er valt zeker het een en ander op Stephen Fry aan te merken, maar pro-Hamas? Heb je daar ook een linkje naar? ;)
BeantwoordenVerwijderenHier nog een 'mooie necrologie' van een niet-gelovige:
In Memoriam: Christopher Hitchens, 1949–2011
Stephen Fry had mede een verklaring ondertekend dat de EU met Hamas vriendjes moet worden.
BeantwoordenVerwijderenMaakt me niet uit van wie de necrologie komt maar het moet niet zoals in het geval van Dawkins een "white-wash" zijn.
Ja, dat vind jij maar ik lees toch liever Hitchens zelf:
BeantwoordenVerwijderenChristopher Hitchens: one man's service in the war against delusion