De leesclub als hype

In kranten en tijdschriften verschijnen nog steeds recensies van boeken, fictie en non-fictie. Maar volgens Christiaan Weijts (zie zijn column in De Groene 07.03.2013) vindt daar al lang geen echt debat meer plaats. Dat heeft zich verplaatst naar blogs, en naar huiskamers, studentenkamers, cafés en zaaltjes. Het jonge tijdschrift Das Magazin hanteert nog wel de fysieke vorm van een blad (erg mooi vormgegeven) maar combineert deze uitgave met discussies on line en in cafés over net verschenen romans (of zelfs over de drukproef!) in ad hoc opgerichte leesclubs en literaire feesten (de schrijver doet ook mee). Peter Buwalda bekijkt in zijn recente Kellendonklezing (zie de verkorte versie in de NRC van 09.03.2013) deze verschuiving van het literaire debat vanuit het perspectief van de schrijver. Daarin importeert hij het aan Jonathan Franzen ontleende begrip ‘schrijverscontract’. De schrijver die de lezer een good read bezorgt, wordt erelid van de leesclub. Is dit een nieuw verschijnsel of hebben er
altijd ‘schrijverscontracten’ bestaan?

Om bij de schrijvers te beginnen. Herman Koch was in het nieuws, omdat er veel geld gemoeid was met de rechten van de vertaling van zijn roman Het diner (in Nederland meer dan een half miljoen exemplaren verkocht), dat nu als The dinner nummer 7 op de fictielijst van The New York Times staat. Bij elke nieuwe druk van Eus van Őzcan Akyol staat op de cover vermeld hoeveel exemplaren er inmiddels van zijn verkocht. Van Bonita Avenue, het knaldebuut van Peter Buwalda, zijn meer dan 300.000 exemplaren over de toonbank gegaan.
Christiaan Weijts

In de Volkskrant van 17 januari jl. ging Akyol met Peter Drehmans in dicussie over commerciële belangen in de uitgeverswereld. Drehmans (11 matig verkochte romans) stelde dat tegenwoordig commercie gaat boven literaire kwaliteit. Akyol (1 succesvolle roman) vond dat elitair geklaag van een oubollige schrijver.

Őzcan Akyol
De tegenstelling tussen literaire kwaliteit en commercieel succes vertaalde Buwalda in zijn lezing vanuit het gezichtspunt van de schrijver naar twee manieren waarop de auteur zich tot zijn lezers kan verhouden. Hij baseerde zich daarbij op het essay Mr. Difficult (2002) van de Amerikaanse schrijver Jonathan Franzen. Een roman, geschreven volgens het ‘statusmodel’, is hoge kunst, echte literatuur, moeilijk te lezen, geeft de lezer een tough read. Men denke aan Joyce of Musil. Aan een roman, geschreven volgens het contractmodel, houdt de lezer een prettige leeservaring over, een good read. De schrijver verplaatst zich in wat de lezer graag wil. Beide modellen kennen volgens Buwalda extremen (vul zelf maar in), maar ze hoeven elkaar niet uit te sluiten. De god denkbaar de god van W.F. Hermans is geschoeid op model 1, De donkere kamer van Damokles van dezelfde schrijver op model 2. Herman Brusselmans gebruikt beide modellen zelfs in één roman, zijn recente Mogelijke memoires. Bij sommige statusschrijvers weet je gewoon wat je krijgt. Het lukt hen kunst en amusement harmonisch te verenigen. Neem bijvoorbeeld Reve.
Peter Buwalda

Volgens deze indeling zou Drehmans een status schrijver zijn en Akyol een contractauteur. De laatste noemt Wieringa, Rosenboom en A.F.Th. van de Heijden respectabele auteurs die goed verkopen en niet, zoals Drehmans, zeuren over commercialisering. Buwalda noemt zelf het voorbeeld van Hans Münstermann. Pas zijn vijfde roman (De bekoring) won de AKO en hij bereikte er een groot publiek mee (100.000 exemplaren). Van zijn volgende (Land zonder Sarah) werden er ternauwernood 10.000 verkocht. Fuck the contract! Contractbreuk door de schrijver dus. Te weerbarstig. Te literair.

Fuck de leesclub, zou je ook kunnen zeggen, die zijn stoffig imago van bejaardenclubje aan het verliezen is. De echte contractschrijver is heden ten dage het erelid van de leesclub. Daar vindt tegenwoordig de echte discussie plaats. Die gaat niet zozeer over de stijl, de vorm, maar meer over herkenning. Is er plezier aan het verhaal beleefd, welke scènes zijn bijgebleven, welke personages maakten indruk, welke wendingen waren ongeloofwaardig? Daar krijgt een schrijver op een directe manier te horen, dat er niet door heen te komen was, of welke herinneringen het boek bij de lezers heeft losgemaakt. Democratisering dus van wat met een chique woord de receptie van literatuur heet.

Das Magazin organiseert op zaterdag 18 mei in Amsterdam een soort van leescluborgie in cafés en op allerlei culturele plekken. Dertig leesclubs van 25 lezers worden er voor die lenteavond rondom een schrijver geformeerd. Een maand van te voren krijgen alle lezers het boek toegestuurd. Dan gaat de discussie loos on line. Aan het eind van de avond van 18 mei verzamelt iedereen zich op een groots literair feest in de Melkweg. De helft van de leesclubs is nu al uitverkocht. En er is een keur aan schrijvers: Koch, Buwalda, van Dis, Weijts, Thomèse, Bervoets, Enter, Lubach…etc.

Zijn dit allemaal contractschrijvers? De scheiding der wegen is niet altijd even strikt. De een krijgt te horen dat hij alleen maar zijn publiek wil behagen, de ander wordt verweten dat hij een ivoren toren schrijver is. Drehmans noemt in zijn discussie met Akyol H.C. ten Berge als schrijnend voorbeeld van een PC Hooft-prijswinnaar die gedwongen is zijn laatste roman in eigen beheer uit te brengen. Hij noemt Ten Berge een auteur voor wie schrijven een raison d’être is, en niet een amusant uitstapje of een opstapje naar DWDD-roem. Drehmans stelt literaire kwaliteit boven het zoveelste schrijfsel van een BN’er of een als autobiografische ‘shock novel’ aangekondigd debuutromannetje. Maar heeft de statusschrijver ook niet een contract? Niet met de leesclub als metafoor voor het grote publiek maar wel met officiële literaire instanties of instituten. In ieder geval had hij dat. Met Kees Fens bijvoorbeeld, of Carel Peters. Met de literatuurwetenschap. De literaire canon. Met (gewezen) literaire tijdschriften als Merlijn. Een beetje roman moest natuurlijk behoorlijk gelaagd zijn. Gespiegeld in een stuk of wat oude mythen. En er moesten op zijn minst zeven scripties en drie proefschriften over geschreven kunnen worden.

Kees van Kooten
Sinds de bestselleritis is uitgebroken, gelden er andere wetten en andere codes. In de literaire ‘pikorde’ , zoals deze in de net verschenen HP staat, komen nog maar een paar recensenten voor, en dan nog pas vanaf plaats 15. The Dinner van Koch had in The New York Times een slechte recensie maar staat in de fictielijst van diezelfde krant op plek 7. Er is een andere publieke ruimte voor het boek ontstaan. Niet alleen op tv (van Dis had in de vorige eeuw ook al een programma dat bestsellers opleverde), maar in de nieuwe leesclub, thuis, in het café, in zaaltjes en op allerlei culturele plekken. Voor een contractschrijver is het handig als hij zich daar goed kan presenteren, en beslist meegenomen als hij boeiend kan voorlezen, zoals Tom Lannoye of Kees van Kooten.

Van Kootens nieuwe verhaal (De verrekijker) krijg je nu trouwens gratis als boekenweekgeschenk. Dat is in Nederland nog altijd het boek met de allerallergrootste oplage, afgezien dan van een paar tinten grijs.

2 opmerkingen:

  1. Er wordt in ieder geval geschreven in Nederland. Schrijvers zat.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Leesclubs of niet, bestselleritis of niet, vandaag in huis gehaald:

    KOUSBROEK van Gabriel Kousbroek @gaapmedia , HITLER van Willem Melching, DE LEEUW EN ZIJN HEMD van Nelleke Noordervliet, SAN MIGUEL van T.C. Boyle en SWEET TOOTH van Ian McEwan ("To Christopher Hitchens 1949-2011") #Boekenweek

    Jammer genoeg had Selexys "Er ist wieder da' niet in huis. (Is ook nog niet vertaald)
    http://www.amazon.de/Er-ist-wieder-Timur-Vermes/dp/3785747411

    BeantwoordenVerwijderen