In het eerste deel (Paradies: Liebe), dat in Cannes in première ging, beleeft Theresa, de zus van Anna Maria, een seksvakantie in Kenia. Seidl toont ons in dit deel bepaald geen liefdesparadijs maar een kil en berekend sekstoerisme, waarin alleen maar verliezers figureren, gefilmd in vaak esthetische beelden. Het onderscheid in rassen registreert hij bijvoorbeeld in een esthetisch shot dat symmetrisch is opgebouwd. Op de voorgrond zien we stretchers in keurig gelid, waarop blanke toeristes met blubberbuiken liggen. Dan horizontaal een wit touw. Daarachter staan – in een strakke mise en scène - jonge mannen met zwarte gespierde lijven, wachtend totdat een ‘sugar mama’ zich in hun domein zal wagen. Op de achtergrond een blauwe zee. Daarboven een blauwe lucht.
Werd er bij het zien van dit deel nog gelachen of eerder gegniffeld om de belevenissen in en rondom het toeristenhotel in Kenia, juist omdat de tegenstellingen zo pijnlijk zijn, bij een vertoning van het tweede deel is lachen nauwelijks nog mogelijk. De hoofdpersoon is verpleegster-laborante op een afdeling van een ziekenhuis waar scans worden genomen van patiënten. Met eenzelfde klinische kilheid scant Seidl de vakantie van deze Anna-Maria. Ze boent eerst haar huis, dat van alle gezelligheid is ontdaan, helemaal schoon. Het is niet netjes, niet proper. Haar huis is klinisch, heeft geen ziel, ook al hangt het vol met kruisbeelden. Dan gaat ze met een groot Mariabeeld op missietocht. Oostenrijk moet weer katholiek worden. Ze belt met name aan in wijken waar immigranten wonen. Tussendoor bidt ze, geselt zich, doet al kruipend door haar huis de rozenkrans.
Ze houdt bidsessies met een groepje verwante geloofsfanatici. Ze zingt en speelt hymnen en godvruchtige liederen. ’s Nachts bevredigt ze zich met een kruisbeeld. Dan keert halverwege de film haar islamitische man, verlamd en zittend in een rolstoel, terug. Later komen we erachter dat hij een ernstig ongeluk heeft gehad. De man eist z’n positie van echtgenoot weer op, maar de vrouw heeft genoeg aan haar grote geliefde Jezus. En daarmee ontspint zich letterlijk en figuurlijk een gevecht tussen deze twee. Zij behandelt hem als een hond, en hij haar vervolgens ook.
Seidl geeft zijn personages geen duidelijke drijfveren mee en zeker geen voorgeschiedenis. Ze lijken in een situatie geworpen, zoals de figuren van Beckett, maar deze hebben toch altijd nog iets dubbelzinnigs en een komisch aspect. Bij Seidl kun je je niet met de personages identificeren. De film gaat voorbij aan elke vorm van psychologie, vonden Sanders en Keijser in Oba live. In een dergelijke klinische enscenering zijn de figuren niet meer dan karikaturen, marionetten van een idee. Maar van welk idee?
Seidle staat in zijn land niet alleen, als het gaat om zwartgalligheid. In het toneel gingen hem Thomas Bernhard, Werner Schwab en Gustav Ernst voor, in Nederland vooral geregisseerd door Theu Boermans. Hij introduceerde bij het Trusttheater de zogenaamde faecaliëndrama’s van Schwab, die in de nieuwjaarsnacht van 1994 op 36-jarige leeftijd stierf aan de drank. Ernst regisseerde hij ook in Wenen, een stad die hij typeerde als het snijvlak van traditioneel katholicisme en Oost-Europese melancholie. Hij ontwaarde er veel somberheid, doodsdrift en morbiditeit.
De filmer Seidl is verwant aan zijn landgenoot Michael Haneke, die dit jaar met Amour de Oscar voor de beste buitenlandse film won. Haneke heeft dezelfde afstandelijke blik. Ook hij filmt in lange totalen en zet de camera op afstand, maar hij zorgt er wel voor, dat je je kunt verplaatsen in de personages. In alle droefenis laat hij toch altijd nog iets van menselijkheid zien. Die is in Paradies: Glaube nagenoeg afwezig. Seidle toont alleen wreedheid en haat. Alles kan nog rotter zijn dan het al is. Er zijn geen lichtpuntjes, er is geen inspiratie. De twee hoofdfiguren in Paradies: Glaube verscheuren elkaar als wolven. Anna Maria verbergt de rolstoel van haar man, waarop deze later alle kruisbeelden van hun haakje licht. Komisch misschien als je het leest. Een recensent schreef: “De zwartkomische strijd tussen Anna Maria en haar verlamde islamitische echtgenoot loopt aardig uit de hand.” Zwart is het wel, maar komisch niet als je het ziet door de camera van Seidl. Als toeschouwer kun je er alleen maar naar kijken met een koele afstandelijke blik. Seidle stuurt je met lange afstandelijke totalen en symmetrische composities die vervreemdend werken. De ondoordringbare godsdienstgekte van de vrouw biedt eigenlijk geen ruimte voor iets van een lach, en maakt het ook onmogelijk er “een godsdienstoorlog in groter verband” in te zien, zoals ik ergens anders las. Was de heldin in Paradies: Liebe een door en door keurige vrouw, waardoor haar ontsporing des te genanter en pijnlijker was voor de kijker, in Glaube zie je van meet af aan een vrouw die door Jezus van lotje is getikt. Ze kastijdt zichzelf in de overtuiging dat ze daarmee zichzelf en de wereld zal redden. Wat dat betreft kun je deze film en het lijden van de hoofdpersoon daarin het beste nu in de Lijdensweek gaan zien. Deze Anna Maria blijft bij Seidle echter een eendimensionaal figuur. Ze is wat ze is, een in deze tijd niet meer voor te stellen figuur. En toch hebben deel 1 en 2 van Seidl’s trilogie af en toe iets van een intrigerende schoonheid. Ze bevatten beelden die blijven hangen. Onmenselijkheid gestold in esthetiek.
In de tweede helft van April gaat Paradies:Hoffnung, dat in Berlijn voor het eerst werd vertoond, in Nederland in première. Daarin gaat de dochter van Theresa naar een dieet kamp. De vraag is of dit derde deel de kijker wel enig soelaas gaat bieden. Veel hoop heb ik daar niet op.
Toch ben ik na het lezen van dit blog juist nieuwsgierig geworden naar het derde deel, over een dieetkamp. Dat zal wat worden zeg!
BeantwoordenVerwijderen