Nog steeds actueel

(de natuur op je naakte huid)

Er zijn van die zinnen die je moeilijk kunt vergeten. Soms komen ze terug in een droom, of gewoon wanneer je bij de bakker staat en een broodje gezond bestelt, of als je naar een film kijkt. Je kunt het niet voorspellen.

Ik zat in een van de hoogste klassen van de middelbare school en mijn vriendinnen en ik waren die dag wel naar school gegaan maar in de eerste pauze, om 9.50 uur, besloten we de rest van de dag vrij te nemen. Het was zo'n zomerse dag waarop alleen water verkoeling kan brengen, zwemwater welteverstaan en daarom fietsten wij naar één van de 'plassen' die onze woonplaats omringde. Wij
kenden een plekje waar bijna niemand kwam. Voor je het wist, liep je namelijk aan de 'ingang' voorbij. Die lag verscholen naast een woonhuis, zodat het pad dat wel degelijk naar het natuurgebied leidde meer op een 'achteromgangetje' van dat woonhuis leek dan op een voor iedereen toegankelijk doorgangsweggetje. Er kwamen, kortom, weinig mensen en aangezien het een doordeweekse dag betrof, lagen we lange tijd met z'n vieren in het hoge, koele gras: één blondharige, één zwartharige en twee bruinharige meisjes van pakweg zeventien jaar.

We lagen daar naakt en we waren allemaal even mooi maar we waren ons daar niet van bewust. Door ons spontane besluit hadden we geen zwemkleding bij ons en dus liepen we naakt het meer in, voorzichtig steun zoekend aan de grote, dikke boom, ervoor zorgend dat we niet onderuit gingen op de gladde en grillige stenen die langs de oever lagen. We waren zo vrij als het maar kon zijn, al spijbelden we dan wel. Niemand kon ons horen lachen, schateren of schreeuwen, we hadden het meer voor ons alleen. Dachten we.

Want op een gegeven moment – er is natuurlijk altijd een gegeven moment - kwam er een wandelaar langsgelopen. De grasstrook waarop wij lagen was hooguit vijf meter breed, en wij lagen het verst af van het smalle wandelpaadje dat vlak langs het water liep. Daar liep nu, wij hadden hem al aan zien komen, een man met een hond. Niks bijzonders. Niks aan de hand. Uiteraard zag hij ons liggen maar wij hadden ons snel op onze buik gedraaid want wij wilden geen 'aanstoot' geven laat staan iemand ongewenst sexueel prikkelen, want naakt wordt daar in onze cultuur nu eenmaal snel mee geassocieerd. Maar meer dan een vluchtige kontshot gunden we deze voorbijganger niet. We boden hem zodoende alle gelegenheid ongemerkt aan ons voorbij te gaan.

Maar wat van ons niet had gehoeven, gebeurde wel. De man groette ons. Enkelen van ons groetten terug, zonder op of om te kijken, zo nonchalant mogelijk, zo ongeïnteresseerd mogelijk. Niks aan de hand. De man en zijn hond verdwenen uit zicht. Maar niet voor lang. Even later liep hij weer langs, nu zonder hond. Hij passeerde ons geruisloos maar ik zag vanonder mijn oksel dat hij ons, 'onbedekt meisjesvlees', goed in zich opnam. Daar heb je het gelazer, dacht ik, maar niemand raakte in paniek, niemand begon zich aan te kleden. Bovendien waren wij met z'n vieren en hij alleen. Kom op, dacht ik, wees sportief en loop door man! Maar eikels heb je overal. Toen, net zo goed als nu, zo'n vijfentwintig jaar later.

We giechelden wel toen hij voor de zoveelste keer langskwam, stopte en de gedenkwaardige zin sprak: “Heeft één van de dames zin om te neuken?” Dit zinnetje werkte onmiddellijk op onze lachspieren maar we hielden ons in, we hielden ons gedeisd. En zijn vraag, hoe krankzinnig ook,was eigenlijk nog een eerlijke vraag ook. Dat konden we nog welwaarderen maar het was totaal overbodig om te overleggen wie van de dames er 'zin' had, dus handelden we het verzoek zakelijk en snel af, nog steeds plat op onze buik liggend. We antwoordden beleefd en vooral eerlijk: “nee,” en “nee, bedankt”, waarna hij, goddank, afdroop. Dachten wij.


We hadden echter te maken met een klein mannetje dat niet tegen zijn verlies kon, dat het spel niet eerlijk speelde. Hij bleef weliswaar op gepaste afstand van ons maar nu begon hij te zeuren over dat wij vast aan het spijbelen waren en of we niet op die en die school zaten en dat hij die school dan wel even ging bellen en zou inlichten over waar wij waren en dan zouden wij wel gestraft worden. Tenzij we dus de voorkeur aan een potje neuken met meneer gaven. Op deze laffe en doorzichtige wijze probeerde hij ons over te halen en tevens bang te maken maar wij lieten hem zwetsen en volhardden in zwijgen.

Uiteindelijk verdween hij – waarschijnlijk was zijn lunchpauze voorbij - mopperend en dreigend langs het pad waar wij nog vele, vele malen terugkeerden (later ook met vriendjes) omdat wij ons niet lieten intimideren en omdat het nu eenmaal goddelijk (en gezond!) is om te genieten van de zon, het water en de wind op je blote huid. Zoiets vanzelfsprekends lieten wij ons niet afnemen, niet door één eikel, niet door honderden eikels. Toen niet en nu evenmin.

Annelies van der Veer

1 opmerking: