David Lynch: Kunst of Kitsch?

Half oktober zag ik in De Wereld Draait Door de Eindhovense band Wolfendale optreden ter gelegenheid van de release van hun debuutalbum Foghorn. Frontman Sander Strick verklaarde, dat de titel van hun album ontleend is aan de tv-serie Twin Peaks, gemaakt door David Lynch en Mark Frost en uitgezonden in 1990 en 1991. De serie, die al snel een wereldwijde cultstatus kreeg, begon met de woorden 'the lonesome foghorn blows'. Strick noemde Lynch hun grote inspirator en roemde de muzikaliteit van de ritmische montages van de Amerikaanse regisseur, de heel bijzondere sfeer en suggestie die uitgaan van zijn verhalen en die op alle lagen van de menselijke geest en ziel inwerken. Ik
beluisterde hun album op luisterpaal en hoorde een aangename mengeling van intieme folk a la Midlake, flarden bossa nova en Calexico-achtige woestijn-latin. Lynch is overigens behalve filmregisseur ook kunstschilder, striptekenaar, meubelontwerper, hoogleraar op de University of Fine Arts in L.A. en ambassadeur van Transcendente Meditatie. Hij heeft ook veel met muziek. Zo componeert hij elektronische muziek en in november komt zijn solo-album Crazy Clown Time uit. Onlangs kwam in Parijs de club Silencio (een gelijknamige club komt voor in zijn film Mulhouse Drive - 2001) in Rue Montmartre 142 gereed, waarvoor Lynch het ontwerp maakte. En voor het Weense filmfestival Viennale (20 okt. tot 2 nov. 2011) maakte hij – als voorlopig laatste in een rijtje van eerbiedwaardig filmmakers (o.a. Agnes Varda en Jan-Luc Godard gingen hem voor) – de clip 3 R's. Gefilmd in zwart-wit, zoals hij dat ook deed met zijn spraakmakende langspeelfilm debuut in 1977: Eraserhead. Deze film wordt door Filminstituut Nederland EYE in een in 2001 gerestaureerde versie in verschillende filmhuizen in Nederland vertoond.

Ik was destijds een trouw kijker van Twin Peaks. The elephant man (1980) en The straight story (1999) zag ik op tv, Blue velvet (1986) en Mulholland Drive (2001) in de bioscoop en Wild at heart (1990) op video. Maar Eraserhead, de 'Citizen Kane van de horrorfilm', had ik nooit gezien.
De films van Lynch zijn moeilijk samen te vatten. The elephant man en The Straight story zijn nog het meest conventioneel (het is niet voor niets dat juist deze films op de Nederlandse tv zijn vertoond). De overige (waaronder ook Dune – 1984 - , Lost Highway – 1997, en Inland Empire- de laatste lange speelfilm van Lynch uit al weer 2006) zitten boordevol vervreemdende droombeelden en surrealistische hallucinaties. Zo ook Eraserhead dat zich afspeelt in een naargeestige nachtmerrie-achtige industriële omgeving en dat voorzien is van een indrukwekkend door Lynch vervaardigd geluidsdesign van monotone industriële en andere zuigende en knarsende geluiden. De productie van de film kostte vijf jaar (er was voortdurend gebrek aan geld voor deze low-budget film – als er geld was ging de ploeg weer door, altijd 's nachts omdat iedereen overdag moest werken). Hoofdpersoon is Henry Spencer (Jack Nance – hij moest het maffe kapsel van zijn personage vijf jaar lang dragen), een labiele vreemde jongeman die zijn vriendin zwanger heeft gemaakt en door haar ouders gedwongen wordt met haar te trouwen. De scѐne bij de ouders thuis is van een bijzonder vreemd-komische hilariteit, waarin de man een gebraden kip serveert die uit zichzelf begint te bewegen en te bloeden. Het gezinnetje betrekt een somber appartement in een postapocaliptische industriële omgeving. Het kind blijkt een vreselijk monster te zijn dat onophoudelijk huilt en ziek is. Angstaanjagend en gruwelijk om te zien (Lynch heeft nooit willen onthullen, hoe dat monstrum gemaakt is. Uit een koeienfoetus, zoals wel beweerd is?). De vrouw kan er niet meer tegen en verlaat man en kind, waarna zich tussen deze twee een bizarre, groteske band ontwikkelt. Lynch zou zijn eigen angsten rondom het vaderschap in deze nachtmerrie hebben verbeeld. Kijken naar deze film levert beslist geen vrolijk anderhalf uurtje op. Maar de stortvloed aan beelden en geluiden houdt je toch gevangen en blijft fascineren. Zo is het mij althans vergaan. Het geheel is beklemmend, vervreemdend en spannend. Ook komisch. En soms ook smakeloos. Ik kan me voorstellen dat mensen er volledig op afknappen. Maar het totaal van aan de expressionistische filmstijl ontleende filmbeelden, slepende en dan weer hamerende geluiden en kinderlijke melodieën is bijzonder knap gemaakt en blijft je op een of andere manier bij.

Dale Cooper
In zijn verhalenbundel Vogels met zwarte poten kun je niet vreten vermeldt A.H.J. Dautzenberg (zie mijn artikel over Absurdisme van 11 maart) de film Inland Empire in een dialoog. De zoon Ralf uit het verhaal Glückauf zit in zijn slaapkamer op het bed, als hij gestommel hoort. Het is een mijnwerker in vol ornaat, met een lantaarn op zijn hoofd, een mijnlamp in de ene en een houweel in de andere hand. Wanneer de koempel in de wasbak geplast heeft, spreekt Ralf hem aan. 'Stel nu, meneer de koempel, stel nu dat een dove naar Inland Empire kijkt, hoe zou hij die film dan beleven?' 'Naar wat?' 'Zou hij zonder de mysterieuze en aanzwellende muziek niet gewoon door de aanstellerige kitsch van die Lynch heenprikken?' 'Kameraad, ik weet niet waar je het over hebt. Maar het is hoog tijd dat jij de mijnen in gaat.' Is dit verwantschap of spot met Lynch? Of beide misschien? In ieder geval kan Dautzenberg er zelf ook wat van. En feit is dat muziek en geluiden een grote rol spelen in de films van Lynch, en een onlosmakelijk geheel vormen met de soms angstaanjagende droombeelden. Muziek en geluidsdesign doet Lynch vanaf Blue velvet samen met de componist Angelo Badalamenti. De obsessie van Lynch voor het angstaanjagende en het kwaad achter en onder de uiterlijke schijn van een vredige en overzichtelijke wereld (in Blue velvet en Twin Peaks) – hij komt zelf uit het plattelandsstadje Missoula/Montana - vinden we terug in de muziek van Badalamenti. Aan de ene kant zoetgevooisde, lelieblanke liedjes en zuivere thema's (melodramatisch leed, de kitsch, de onschuld, een rustige en idyllische wereld) en aan de andere kant jazz en aanverwanten (duister, surreëel, wild, lichamelijk, gevaarlijk, kwaadaardig), waardoor je als kijker/luisteraar meegesleept wordt in hallucinerende trips, die – zoals gezegd - niet iedereen kunnen bekoren. De titel Blue velvet is ontleend aan de hit van popzanger Bobby Vinton in 1963 en wordt gezongen door nachtclubzangeres Isabella Rosselini die geterroriseerd wordt door sadist en seksmaniak Dennis Hopper. En dat terwijl de film zo vredig begonnen is: Kyle Maclachlan (magistrale rol ook in Twin Peaks als FBI-agent Dale Cooper) treft een menselijk oor aan midden in het mooi gemaaide grasveld bij zijn ouderlijk huis. Hij gaat op onderzoek uit, bijgestaan door buurmeisje Laura Dern (actrice in meer films van Lynch). De politie-inspecteur blijft maar glimlachen, terwijl hij het oor bekijkt en beaamt: 'That's an human ear, allright.' Dan komen ze op hun zoektocht terecht in een onderwereld van geweld, seks en ziekelijke obsessies, die Blue velvet bij release tot een schandaalsucces maakten. Lynch maakt veel gebruik van populaire liedjes, al of niet opnieuw gearrangeerd door Badalamenti. Zoals In Dreams van Roy Orbison, ook in Blue velvet, Falling van Orbison in Twin Peaks, een Spaanse versie van Crying van Orbison in Mulholland Drive en Love me tender van Presley in Wild at heart, gezongen door hoofdpersoon Nicolas Cage.

Over Wild at heart en The straight story schreef ik in mijn artikel Roadmovies van 6 juni. Waar Blue velvet en Twin Peaks ons verlokken tot kwaad en verderf   'just around the corner', is de arena van Mulholland Drive een spookachtig Los Angeles, in het bijzonder Hollywood, en de club Silencio daarin. De opzet was aanvankelijk die voor een tv-serie maar ABC, de producent van Twin Peaks, wilde er niet mee verder. Uiteindelijk werd het Franse Canal+ de financier. Het labyrinthische 'verhaal' draait om twee vrouwen, een blondine (Laura Harring) en een zwartharige (Naomi Watts), de twee vrouwelijke archetypen in Hollywood. De laatste lijdt – na een auto-ongeluk – aan geheugenverlies, de eerste is naar Hollywood afgezakt op zoek naar roem en rijkdom. Ook hier weer een surrealistische droomwerkelijkheid gevat in een perfect ontwikkelde filmgrammatica met bedwelmende muziekscores. Beloond met een prijs voor de beste regie in Cannes. Alleen al de talrijke verwijzingen naar de Amerikaanse film- en tv-geschiedenis (Hitchcock bijvoorbeeld en Wilder) vormen een intrigerend zoekplaatje. In de schilderkunst voelt Lynch zich verwant met Edward Hopper en Francis Bacon, in de literatuur met Kafka, en wat de cinema betreft vind je in zijn films reminiscenties aan Fellini (La Strada en 8 ½), Tati (Mon oncle), Ingmar Bergman (Persona, Het uur van de wolf), Werner Herzog (Stroszek), Aki Kaurismaki, Billy Wilder (Sunset Boulevard, The appartment), Hitchcock (Rear Window, Vertigo, Psycho) en Kubrick (Lolita en 2001- A space Odyssee). Het moge duidelijk zijn, dat Lynch dichter bij het concept van de Europese filmauteur en zijn arthousefilm staat dan bij dat van de commerciële Amerikaanse filmindustrie en zijn Hollywoodproducties .

David Lynch
Op 30 November 2010 zond de AVRO (Close-up) de documentaire Van Hitchcock tot David Lynch – Film en het onderbewuste – uit, waarin – bezijden de titel – vooral Europese filmauteurs als Bergman en Fellini of regisseurs als Fritz Lang (oorspronkelijk uit Duitsland afkomstig) de revue passeren. En in een interview voor de Nederlandse televisie (dec. 2006 VPRO Wereldgasten) erkende Lynch openhartig zijn schatplichtigheid aan Fellini en vertelde hij hoe hij deze meester bezocht vlak voordat hij overleed. Interviewster Joyce Roodnat schreef in een VPRO-nummer van december 2006: “De volgende ochtend wandelt hij, vooruitgesneld door de assistent, binnen op het afgesproken uur. David Lynch. Kalm, beminnelijk, indrukwekkend. Met een grijze rock 'n rollkuif in top, een overhemd met minivlekjes roest, een scheur in de mouw van zijn jasje. Ik stel me voor, hij ook. In zijn ogen schemert een jongen, in zijn stem klinkt een zestigjarige man met een wild hart. Hij is volslagen zichzelf. Een ander register heeft hij niet, en dat is overweldigend.” En in New York Magazine van oktober jl vertelt actrice Laura Dern (Blue velvet, Wild at heart, Inland Empire) hoe ontspannen het werken is met Lynch. Dan is hij bepaald niet de gek voor wie hij door sommigen versleten wordt. In zijn boek Catching the big fisch – meditation, consciousness, and creativity (2006) schrijft Lynch zelf: “Fellini had me sit down. He was in a little wheelchair between the two beds, and he took my hands, and we sat and talked for half an hour. I don't think I asked him much. I just listened a lot. He talked about the old days – how things were. He told stories. I really liked sitting near him. And then we left. That was Friday night, and Sunday he went into a coma and never came out.” En over muziek: “The music had to marry with the picture and enhance it. (...) When it marries, you can feel it. The thing jumps; a “whole is greater than the sum of the parts” thing can happen.” Zo gecompliceerd als de films van David Lynch zijn, zo kinderlijk eenvoudig heeft hij zijn gedachten in dit boek genoteerd.

3 opmerkingen:

  1. Inderdaad: kunst of kitsch? Bepaalde films zijn echt meesterlijk bizar. Ik heb b.v. erg genoten van Mulholland Drive (en niet Mulhouse drive).
    Maar ja, dat gedweep met die kitscherige jaren 50 pulpmuziek komt me bij Lynch regelmatig de strot uit. Om maar eens wat te noemen.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. 't Zou zomaar kunnen dat Alan Ball zich bij het maken van de serie TRUE BLOOD (HBO, nog niet in NL uitgezonden) door Lynch's Twin Peaks heeft laten inspireren. Alleen haalt Detective Andy Bellefleur het niet bij FBI-agent Dale Cooper uit Twin Peaks, maar juist door het 'gestuntel' van Bellefleur moet ik aan Twin Peaks denken. Beide series: niet te versmaden.

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Zeker geen kitisch, de films van Lynch zijn altijd de moeite waard.

    BeantwoordenVerwijderen