Roadmovies

Dick_small-1
‘Chauffeurs gevraagd’, las ik ooit in een mini-advertentie. Een oude baas langs al zijn verpachte boerderijen in de Betuwe rondrijden, dat kende ik. Twee maal per week producten naar de markt transporteren, daar had ik ervaring mee. En ik had verstandelijk gehandicapten vervoerd van hun tehuis naar de sociale werkplaats. En vice versa. Maar dat voor dit karweitje ook een chauffeur nodig was, dat had ik me nooit gerealiseerd. Ik was er niet helemaal gerust op, toen ik

de pont over het IJ nam. Het was begin juni en langzaam werd het donker, toen ik ruim voor elven arriveerde op de plaats van bestemming. Een paar jongens stonden rokend te wachten. Ik zette m’n fiets tegen een oude loods. Tegenover ons lagen enorme schepen afgemeerd. Afkomstig uit Japan. Al gauw bleek wat de bedoeling was. Van elf tot ’s morgens zeven reden we Toyota’s – alleen maar rode Toyota’s - van de boot naar een parkeerterrein. Auto starten, het scheepsruim uitrijden, heel precies parkeren, terug lopen, nieuwe auto starten en zo voort. Elke twee uur kregen we een liter halfvolle melk en mochten we tien minuten pauzeren. Vier liter melk per nacht. Dat was tegen de enorme bel uitlaatgassen die in het ruim van het Japanse schip bleef hangen. Na zes dagen was ik ziek. Misselijk van de gassen, de melk maar vooral van de frustratie. Een klein rekensommetje leerde me: ik had in zes dagen zes maal zo’n zeven uur gereden. Tweeënveertig uur. Weliswaar niet hard. Maar toch. Ik had aan de Côte d’Azur kunnen zijn. Verder. In Rome. Napels. Of langs de andere kant. In Madrid. In Malaga. Verder nog: oversteken naar Tanger, Rabat. Maar ik fietste elke morgen om zeven uur huiswaarts. En ’s avonds weer terug naar de haven. Het was gewoon een slechte roadmovie. De allerslechtste roadmovie ooit. Want ik maakte helemaal niets mee. En vooral: ik werd er niets wijzer van. En dat is toch de bedoeling van een roadmovie. Dat de held een (innerlijke) reis maakt. Een avontuurlijk traject aflegt. Een odyssee beleeft. Maar er was helemaal geen sprake van een avontuurlijke tocht. Er was helemaal geen story. Ook de witte motor bracht geen verhaal op gang. Er waren alleen vale lichten in een nachtelijk havengebied. En er was stank. Van startende motoren en van het nieuwe namaakleer van de rode Toyota’s. Verder niets.

De roadmovie is een typisch Amerikaans genre, waarin de road de Amerikaanse highway is en de protagonist een outcast die gedwarsboomd wordt door conservatieve medeburgers. Eigenlijk is de roadmovie geen genre in de stricte betekenis van het woord. Het is eerder een hybride mix die allerlei elementen leent van andere genres en filmstijlen. Een overall-begrip. De held legt een traject af, waarin elementen van allerlei genres verwerkt kunnen zijn. Liefde, horror, comedy, misdaad, thriller, aktie, erotiek, western. Dit laatste genre zou je ook een roadmovie kunnen noemen. Eentje waarin de protagonist nog een positivo is, een pionier, een strijder en jager, altijd in westelijke richting, het mythische westen, waar alleen telt wat je presteert. De eerste western was The great train robbery (1903) van Porter. Maar het begon natuurlijk pas goed met Stagecoach(1939) van John Ford. Er zouden er nog vele volgen van deze regisseur, steeds met John Wayne als de verpersoonlijking van de positieve revolverheld, opgenomen in onmetelijke landschappen, vooral tussen de rotsformaties van Monument Valley in Arizona. Wie daar wel eens rondgereden heeft, en de gitaarmuziek van Ry Cooder uit de roadmovie Paris,Texas (Wim Wenders – 1984) uit de geluidsboxen heeft laten schallen, zal zich ongetwijfeld op dat moment net zo’n frontier en cowboy hebben gevoeld als John Wayne, en Clint Eastwood, de laatste een soort Ford en Wayne in één. De eerste psychologische western was High Noon (!952) van Fred Zinneman. Later kwamen de spagetti-westerns, en ook een homo-western (Brokeback Mountain 2005). De laatste western: True Grit van de Coen-Brothers. Maar ook in Rusland en andere voormalige Oostbloklanden zijn vele westerns (easterns dus) geproduceerd, waarvan er dit jaar enkele op het Rotterdams filmfestival te zien waren.

Easy Rider (Hopper, 1969) wordt wel als de eerste roadmovie beschouwd. In de zestiger jaren had de oude western z’n glans verloren, maar elementen als de (zoek)tocht, de weidse (woestijn)landschappen en de nachtelijke kampvuren keerden terug in een ander soort verhaal met een andere soort held. In Easy Rider rijden de twee langharige cowboys (Fonda en Hopper; een bijrol van Nicholson) als hippies rond op hun stalen rossen, niet west- maar oostwaarts, van LA naar New Orleans. Het zijn geen positivo’s meer uit De Amerikaanse Droom, de pioniersmythe. Het zijn non-conformististen die geld hebben verdiend aan handel in drugs en rondtoeren in een versleten en afgedragen wildwestoutfit. Het loopt ook slecht met hen af. Evenals met de dames Thelma en Louise in de gelijknamige feministische roadmovie (1991), die na een moord als noodweer voor verkrachting op de vlucht slaan en er uiteindelijk voor kiezen met hun Cadillac het ravijn in te rijden. Ook Rainman (1988) speelt zich vooral af op de Amerikaanse Highway. En de hoofdpersoon van Forrest Gump zou je een Odysseus met een IQ van 75 kunnen noemen. Alsof zijn dertig jaar durende zwerftocht door de Amerikaanse geschiedenis nog niet genoeg is, onderneemt Forrest Gump ook nog een drie jaar, twaalf maanden, veertien dagen en zestien uren durende loopmarathon door alle staten van Noord-Amerika. In zijn weemoedige roadmovie Broken Flowers (2005) slaagt Jim Jarmusch erin zijn publiek vrolijk te stemmen, terwijl het zit te kijken naar de gedoofde passies van een lamlendige vijftiger die een rondgang maakt langs ex-geliefden. Het meest verrassende roadmovie-voertuig dat ik ken is een oude grasmaaier. Filmmaker David Lynch, een bewonderaar van Fellini maar zijn universum is veel wreder, had eerder al met Wild at heart (1991), gebaseerd op de noir roadnovelle van Barry Gifford, zeg maar de nieuwe Kerouac van het post-beat tijdperk, bijna een ànti-roadmovie gemaakt : een aaneenschakeling van flashbacks, tragi-komische anekdotes en absurde verhalen en route. The straigt story uit 1999 baseerde hij op een waar gebeurd verhaal. De hoofdpersoon woont samen met zijn volwassen dochter. Wanneer hij hoort dat zijn broer een beroerte heeft gehad, besluit hij hem te bezoeken om het een en ander bij te leggen. Omdat hij slecht ter been is en zijn ogen te zwak zijn om auto te rijden, pakt hij zijn oude grasmaaimachine. In zes weken rijdt hij van Laurens, Iowa naar Mount Zion, Wiscounsin, een afstand van 360 km oostwaarts. De film is een moderne odyssee van iemand die worstelt met zijn sterfelijkheid en een intense band heeft met zijn broer. Niets van het Lynchiaanse mysterie. Het is een kalme, lieve film. In de goede zin van het woord. Een ode aan het vredige Amerikaanse platteland.

Ook buiten de VS zijn vele roadmovies gemaakt. Van La Strada (Fellini, 1954) tot Wilde aardbeien (Bergman, 1957). Van Im lauf der Zeit (Wim Wenders, 1976) tot Tampopo (Juzo Itami 1985), Van Le grand voyage (vader en zoon naar Mekka -Ismaël Ferroukhi 2004) tot Silent Souls (twee mannen rijden a long way door Centraal Rusland om het lichaam van de gestorven vrouw van één van hen te begraven – Fedorchenko 2010) en Diarios de motocicleta (de studenten Che Guevarra en de onlangs gestorven Alberto Granada op de motor – merk Norton - door Zuid-Amerika - 2004) van Walter Salles. De laatste werkt momenteel aan de verfilming van de klassieker On the road (1957)van Jack Kerouac. Dat boek las ik in de tijd dat ik zes dagen in de Amsterdamse haven werkte. Als tegengif. Later heb ik voor mezelf revanche genomen voor die non-roadmovie in le port d’Amsterdam. Ik reed (eastern)van San Francisco via Yosemitepark, het zoutmeer Mono Lake en ghosttowns als Bodie door Death Valley naar Las Vegas. Vandaar naar de Grand Canyon. Terug (western)via New Mexico naar San Diego. Vandaar via LA naar SF. Ik werd er even een ander mens van. En: ik maakte de tocht dit keer in een donkerblauwe Toyota.

De roadmovie is een tijd lang gedomineerd door men in midlife crise. Sinds enige tijd is er in dit type film een hoofdrol weggelegd voor de gepensioneerde man. Dat begon al in het genoemde The straight story van Lynch. In About Smidt (2002)van Alexander Payne zien we Jack Nicholson afscheid nemen van zijn kantoorbaan. Hij weet niet wat hij verder met zijn leven aan moet. Kort daarna overlijdt zijn vrouw. Nicholson kruipt in de camper die zij voor hen beiden gekocht heeft en begeeft zich naar zijn dochter tegen wier huwelijk hij zich heftig verzet. Ondertussen overdenkt hij zijn leven. ‘Sprechhund’ in deze overpeinzingen is een zesjarig Foster-Parent-jongetje dat hij heeft geadopteerd. Afgelopen maand is in de Nederlandse bioscopen Mammuth van de (Waalse) Belgen Gustave de Kevern en Benoît Delépine uitgebracht. Ook een roadmovie voor pensionado’s, waarin de hoofdpersoon (Gérard Depardieu) eveneens ondervindt, dat het leven meer is dan werken alleen. De Kerven en Delépine debuteerden een paar jaar geleden met Aaltra, ook al een roadmovie (per rolstoel). In Mammuth maakt de gepensioneerde varkensslachter Serge Pilardosse (bijgenaamd Mammuth) een lichtelijk absurde tocht op zijn oude motor (een Münch Mammut 4/1200, bouwjaar 1973) om de getuigschriften te verzamelen van al zijn voormalige werkgevers. Zonder die papieren krijgt hij namelijk geen pensioen. Het is ook een reis terug in de tijd naar de jaren zeventig , naar zijn eerste liefje (Isabelle Adjani) die als een engel af en toe over zijn schouder meekijkt.

Van de oorspronkelijke pionier, en later de non-conformistische drop-out, zijn we in de eenentwintigste eeuw dus beland bij de uitgebluste vijftiger die zijn exen langsgaat en de vertwijfelde pensionado die zich afvraagt waarvoor hij eigenlijk een leven lang gewerkt heeft. Het wachten is op de filmversie van On the road die – als het mee zit – in het najaar in de Amerikaanse bioscopen gereleast wordt. Terug naar de bakermat van de roadmovie.

Intussen zag ik Africa United (2010) van Debs Gardner-Paterson, een feelgood-roadmovie, waarin een paar kinderen van Rwanda naar Zuid-Afrika reizen om er het WK voetbal bij te wonen. De release in Nederland was begin april jl. Het Wk voetbal in Zuid-Afrika. Ik heb nog nooit zoveel mosterd na de maaltijd gegeten. En op 9 juni a.s. gaat Rabat van Jim Taihuttu en Victor Ponten in premiѐre. In 2008 was er al Hitte Harara van Lodewijk Crijns waarin twee vriendinnen (Bracha van Doesburgh en Nabila Marhaben) met de auto naar Marokko gaan om spulletjes te kopen voor hun nieuwe henna- en nagelstudio. Rabat gaat over de tocht van drie jongens. Als Nadir (Nasrdin Dchaar) van de ene op de andere dag de oude taxi van zijn vader van Amsterdam naar Rabat moet rijden, nodigen zijn twee beste vrienden (Chico Kenzari en Achmed Akkabi) zichzelf uit om met hem mee te gaan. Ze rijden door het Europese landschap naar Marokko/Rabat. Tijdens deze reis komt door allerlei gebeurtenissen hun vriendschap steeds meer onder druk te staan. Een Nederlandse roadmovie gebaseerd op de jaarlijkse tocht van vele Marokkaanse Nederlanders naar Marokko.

5 opmerkingen:

  1. Erg leuk stuk, bedankt Dick! Het doet mij eens temeer beseffen hoezeer bij een eeuwig gebrek aan tijd en een voorliefde voor de boeken en de muziek de cinema altijd een ondergeschoven kindje blijft. Van al die grote films die je hier noemt heb ik er slechts een gezien: 'Wild at heart'. Maar ondanks het feit dat ik een liefhebber ben van David Lynch, heb ik zelfs 'The straight story' nog nooit gezien. Zelfde verhaal met bv Almodovar. Ik vind hem geweldig, maar ik heb slechts de helft van zijn films gezien. Coen Brothers is altijd 50-50. De ene film geniaal, de andere vind ik niks. 'Fargo' staat hoog in mijn lijst van de beste films ooit, maar bij het door velen zo bewonderde 'The Big Lebowsky' ben ik de zaal uitgelopen. Die keer niks. - KeesB

    BeantwoordenVerwijderen
  2. De meeste 'Roadmovies' die Dick noemt, heb ik wel gezien. Na Wild at Heart werd ik meteen fan van Nicolas Cage, dat flegmatische aan hem heeft wel wat. Alleen 'Thelma and Louise' heb ik gek genoeg nog steeds niet gezien maar ik vraag me af of ik daar iets aan mis.

    The Straight story kun je gerust gaan zien Kees, een rustige, ontroerende 'roadmovie' en zeker de laatste 3 films van de Coen Brothers, te weten:

    Burn After Reading (veel lol met met Clooney, Brad Pitt en Malkovich, heel ander niveau dan The Big Lebowsky),
    A Serious Man ('joodse humor') en True Grit (originele Western)

    BeantwoordenVerwijderen
  3. O ja, en 'O Brother, Where Art Thou?' van de Coen Brothers is ook niet te versmaden. Ik draai de muziek nog wel eens:

    http://en.wikipedia.org/wiki/O_Brother,_Where_Art_Thou%3F

    BeantwoordenVerwijderen
  4. Dit is toch geweldig: the Soggy Bottom Boys - I Am A (Uit de film: O Brother, Where Art Thou?)!

    The Soggy Bottom Boys - I Am A

    BeantwoordenVerwijderen
  5. Annelies, ik vond 'Burn after Reading' en 'O brother where art thou?' beide geweldig. - KeesB

    BeantwoordenVerwijderen