Anderhalve maand geleden besprak Bert Wagendorp in zijn column in de Volkskrant de familie Assad naar aanleiding van een reportage in The Vogue over Alma al Akhras (35), de vrouw van Bashar al-Assad (45), de president van Syrië. Ze hebben drie kinderen: Hafez (vernoemd naar zijn opa die in 1982 zo’n 17.000 tot 40.000 mensen vermoordde), Zein en Karim. Wagendorp noemt een paar opmerkelijke details uit het familieleven van de al-Assadjes. De drie kinderen zitten op een Montessori-school. Op foto’s in The Vogue valt aan de kleding en het interieur van de vijf weinig Arabisch te ontdekken (wel veel schilderijen). De ouders hebben beiden
in Londen gestudeerd en gewerkt. Vader Bashar vertelt over zijn vak oogheelkunde: “Zeer precies werk en er is altijd maar heel weinig bloed”.
De afgelopen maanden hebben het leger en de veiligheidsdiensten van Assad heel veel bloed doen vloeien in de steden Hama, Daraa, Rastan, Latakia, Talbisch, Jisr al-Shughour, Homs, Banias en Damascus. Het nieuws hierover komt maar met mondjesmaat tot ons. We zijn afhankelijk van social media en filmpjes op You tube. Op dit moment circuleert een filmpje waarop het gruwelijk verminkte lichaam van het dertienjarige jongetje Hamza uit Daraa getoond wordt. Op 29 april liep hij met zijn vader mee in een demonstratie tegen het regime van Assad. Hij werd opgepakt en op 24 mei bij zijn ouders afgeleverd: dood en wreed gemarteld. Zoals Tunesië en Egypte hun icoon van de opstand hadden, zo is in Syrië Hamza nu het gezicht van de protestbeweging geworden. De Syrische regering ontkende natuurlijk elke vorm van marteling, maar inmiddels is het filmpje de wereld rondgegaan en ook in het Pentagon niet onopgemerkt gebleven getuige de woorden van Hillary Clinton: “Ik kan alleen maar hopen dat deze jongen niet voor niets is gestorven. “ Op de montessorischool van de al-Assadjes zal deze immense wreedheid waarschijnlijk niet in een kringgesprek aan de orde komen.
De berichten uit Syrië zijn moeilijk te controleren en vaak met elkaar in tegenspraak. Zo maakte de Syrische staatstelevisie afgelopen week bekend, dat er in de noordelijke stad Jisr al-Shughour 120 politie-agenten op brute wijze waren doodgeschoten door ‘gewapende bendes’, oftewel betogers. Maar er gaan ook geruchten, dat deze ordebewakers door collega’s zijn gedood, nadat ze hadden geweigerd op betogers te schieten.
Journalisten komen Syrië niet meer in. verschillende mensenrechtenorganisaties melden, dat zeker 20 lokale en internationale journalisten zijn opgepakt, gevangen gezet en gemarteld. Dorothy Parvaz, journaliste voor al-Jazeera, werd - ook op 29 april - op het vliegveld van Damascus gearresteerd en in de cel gezet. Ze wilde demonstraties verslaan maar kwam dus niet verder dan the airport. In de gevangenis werd ze, naar eigen zeggen, gehandboeid en geblinddoekt naar een binnenplaats geleid, waar ze het gehuil en geschreeuw moest aanhoren van jongemannen die gemarteld werden. Na drie dagen werd ze uitbesteed aan Iran, waar ze ook in een gevangenis belandde maar goed behandeld werd. Op 18 mei werd ze vrijgelaten.
Begin juni was de Syrische schrijver Khaled Khalifa in Nederland om zijn in 2008 verschenen roman (in Syrië onmiddellijk verboden) De poorten van het paradijs voor uitgeverij De Geus te promoten. Khalifa situeert zijn verhaal in het Syrië van begin jaren tachtig, toen Hafez al-Assad, de vader van de huidige dictator dus, een slachting liet aanrichten onder aanhangers van de Moslimbroeders. In een interview noemt de schrijver de huidige beweging veel breder. Ze is actief in het hele land en is samengesteld uit allerlei verschillende groeperingen. Vooral jongeren maken zich sterk voor de val van de regering en de hele kliek er om heen. In de jaren tachtig vochten er volgens Khalifa twee partijen om de macht en vielen er veel burgerslachtoffers. Nu is de revolutie vanuit de bevolking ontstaan. Mensen willen vrijheid en democratie. Dit regime heeft afgedaan voor het volk. Het westen denkt, dat radicale moslims de macht zullen overnemen. Maar volgens Khalifa wil de Syrische bevolking geen extremisme.
Nauwelijks journalisten of fotografen dus, die ons rapporteren over de ontwikkelingen in Syrië. Wel een schrijver dus. En een schilder. De afgelopen maand was landschaps- en stadsschilder Theo de Feyter een aantal keren vanuit Syrië aan de telefoon bij radioprogramma’s als Met het oog op morgen en De avonden. Hij kent Syrië goed, heeft er een boek over geschreven, heeft er gewerkt als archeoloog en komt er regelmatig als reisleider, en als schilder (hij heeft er ook geëxposeerd) . Dit keer was zijn reis gecanceld, maar hij was toch vanuit Jordanië naar Damascus gegaan om vrienden te bezoeken en om er te schilderen. (Vrienden hier hadden hem gezegd: Hoe kun je daar in godsnaam gaan schilderen, als er op de bevolking geschoten wordt?). Na zijn reis heeft hij ook in de NRC en Het Parool over zijn ervaringen verteld. Hij wilde doen wat hij altijd in Damascus doet: vrienden spreken en de stad schilderen. Maar hoe schilder je een stad waar een revolutie gaande is?
De afstand tussen facebook en you tube als reportage middelen en tekeningen en schilderijen als instrumenten van verslaggeving beslaat een aantal eeuwen. Social media zijn de communicatiemiddelen bij uitstek van de Arabische lente geworden. Maar voor schetsende en schilderende rapporteurs van opstanden en slagvelden moeten we een aardig eindje in de geschiedenis terug. We kennen natuurlijk de prenten en schilderijen van zee- en veldslagen uit de zeventiende eeuw en later. Maar deze werden meestal achteraf gemaakt. De kunstenaars waren er in de meeste gavallen geen getuige van geweest. Goya was één van de eerste kunstenaars die al schilderend het neerslaan van een opstand en de daarop volgende repressie aanklaagde. Op twee mei 1808 kwam het Spaanse volk in opstand tegen de intocht van Napoleon in Madrid en de daarmee gepaard gaande terreur van het Franse leger. De daarop volgende jaren lange strijd wordt wel de eerste guerilla-oorlog genoemd. Op 3 mei 1808 gaf Napoleon bevel tot een massale executie op de berg Principe Pio bij Madrid (het tegenwoordige Plaza Espana). Goya schilderde zowel de bloedige gebeurtenissen van de tweede als de derde mei 1808. Maar wel naderhand en in opdracht van de Spaanse regering, toen Napoleon in 1814 verslagen was. Beide enorme doeken zijn te zien in het Prado. Een echte oorlogsverslaggever die in opdracht werkte en zijn waarnemingen ter plekke in tekeningen (die hij later tot schilderijen omwerkte) weergaf, is Winslow Homer die als frontier in de Amerikaanse Burgeroorlog tekende en schilderde. Tot op de dag van vandaag zijn er tekenaars en schilders die in opdracht hun werk in oorlogsgebied verrichten. De Engelse regering heeft die traditie in ieder geval tot in Irak voortgezet, al ging het dan niet zozeer om het schetsen van oorlogshandelingen in de frontlinie of de gevolgen van aanslagen op straat maar om het tekenen en schilderen van bijvoorbeeld legerkampen en kazernes.
Theo de Feyter noemt zichzelf uitdrukkelijk géén journalist, geen chroniqueur, geen verslaggever, geen reporter. Hij is kunstenaar. Landsschaps- en stadsschilder. Als zodanig heeft hij gewerkt in Turkije, Spanje, Italië, Frankrijk, Duitsland, Nederland en Syrië, en in steden als Rome, Venetië, Parijs, Amsterdam en Damascus. Een enorme produktie, een indrukwekkende reeks tentoonstellingen. Prachtige schilderingen, meestal in gouache op papier, soms ook in olieverf op doek. Heel eigen. Onmiddellijk herkenbaar. Op zijn website ( www.TheodeFeyter .nl ) vind je vele reproducties van zijn werk. En van twee interessante projecten die over jaren lopen. In de één speelt de tijd een grote rol; in de ander de locatie. Mijn uitzicht om 17.00 u (ook in boekvorm uitgegeven) omvat 176 gouaches die De Feyter steeds om 17.00 in zijn atelier heeft gemaakt. Kijkend door zijn atelierraam, steeds vanuit dezelfde kijkrichting. Deze reeks geeft een interessant beeld van de ontwikkeling van seizoenen door de jaren heen. Hemelsbreed toont ons een reeks van 55 gouaches op de lijn van zijn atelier aan de westkant van Amsterdam naar het centrum van de stad, waar zijn woning ligt. Op de plattegrond van Amsterdam heeft hij een lijn getrokken tussen deze twee punten. Overal waar deze lijn een straat, plein, plas, of gracht kruist heeft hij ter plekke (zoals altijd) geschilderd, steeds kijkend in de richting van zijn woning. Behalve dat je als kijker zo een reis maakt van locatie naar locatie, maak je ook een reis in de tijd. Je begint bij het platteland, gaat naar de nieuwste woonwijken. Van daaruit naar steeds oudere delen van de stad om te eindigen in de zestiende eeuw.
In Damascus zijn op dit moment de oude historische stad en het moderne zakencentrum het rustigst. Het regime probeert koste wat het kost een Syrisch Tahrirplein te voorkomen. In dit centrum van de macht heerst een onnatuurlijke stilte. Daar schildert Theo de Feyter de ‘gestapelde motieven’: geen vorm is in zijn geheel te zien, maar wordt altijd overlapt door een andere. Een collage van vreemde afsnijdingen en vreemd gevormde vlakken. Daken dus, huizen, winkels, straten, troittoirs, auto’s, reclameborden, een spinnenweb van bovengrondse elektriciteit en schotelantennes.
Op de gouaches van De Feyter zien we niet, dat mensen op hun hoede zijn, somber, bang. De repressie is in zijn schilderijen niet openlijk zichtbaar. Toch zien we iets van een verborgen revolte, een onzichtbare opstand. Bijvoorbeeld in de vorm van grote billboards, die ‘reclame voor Syrië’ maken. Leuzen en afbeeldingen die in het teken staan van de eenheid van het land, die gegarandeerd zou worden door het regime. Leuzen die reageren op die van de opstandelingen. Het regime begon met: ‘Allah, Syrié, Bashar, dat alleen!’ De demonstranten antwoordden: “Allah, Syrië, Vrijheid, dat alleen!’ De billboards echoën: Vrijheid? Begin niet met moord en vernietiging. Begin met wederzijds begrip!’ Wie dat wil fotograferen, kan zijn toestel inleveren. Maar schilderen, dat mag. Zo zie je aan de zijkant op een door De Feyter geschilderd plein een billboard met daarop een vrouw die met haar duimen en wijsvingers het teken van een hart maakt. De begeleidende tekst luidt: “Ik heb hart voor Syrië.” Op een ander schilderij zie je een banier in de oude stad hangen. Het laat Bashar zien met de twee belangrijkste heiligdommen van Damascus: De Omayyaden-moskee en de Grieks –orthodoxe Miriamiye-kerk. De boodschap is duidelijk: dit regime staat voor het samenleven van de verschillende geloven. Strategische propaganda van het regime Assad vastgelegd op een schilderij van Theo de Feyter, zoals dat Vogue-artikel een staaltje van uitgekookte PR van de familie al-Assad was. Aan het eind van die reportage gaat het gezin al-Assad met de journaliste naar een kerkviering. Het is één groot en gezellig feest van verschillende geloven en culturen. “Dit is de vrijheid die je wilt zien in het Midden-Oosten”, zegt Bashar tegen de journaliste. De vrijheid die de opstandelingen in Syrië voor ogen staat is nog niet precies ingevuld maar kan pas gestalte krijgen op basis van deze voorwaarde: weg met het regime al-Assad.
De tentoonstelling van Theo de Feyter is nog te zien tot 2 juli in Galerie Petit in Amsterdam.
Perfect leesstuk voor deze vrije dag!
BeantwoordenVerwijderenDick toont ons altijd weer een bredere horizon.
In het Groninger museum was een tentoonstelling over het onbekende oriëntaalse Rusland van de 19de eeuw en daar waren werken te zien van de Russiche schilder Vasili Vereshchagin. Hij beelde in zijn schilderijen de oorlog in de islamitische delen van Rusland uit, waarin de moslims zich tegen Rusland verzetten.
BeantwoordenVerwijderen