Van Paul Cliteur naar Paul Scheffer

Op vrijdag 28 december verscheen zijn laatste column in de NRC. Thierry Baudet heeft een onderzoeksbaan aan de universiteit van Tilburg aangenomen waarvoor hij veel gaat reizen. Geen columns dus meer van dit 'conservatief wonderkind', zoals hij in een recent artikel in HP werd genoemd. Behalve door zijn columns is hij vooral bekend door zijn tot boek omgewerkte proefschrift De aanval op de natiestaat en zijn H.J Schoo-lezing, getiteld Pro Europa, dus tegen de EU (zie Het Project Europa: afmaken of afbreken). Hij richt zijn pijlen daarin op het multiculturalisme en de Europese Unie. Maar ook op het modernisme in de kunst. Dat laatste is een onderbelichte en merkwaardige stellingname. En kan en wil iemand die zich keert tegen immigratie en een verenigd Europa wel werken in de onderzoeksgroep van Paul Scheffer?


Thierry Baudet
Laat ik nog even een paar van zijn laatste columns onder de loep nemen. Bijvoorbeeld die waarin Baudet de retorische vraag stelt of de Middeleeuwen zijn teruggekeerd. Hij schetst een beeld van West-Europa tussen 1500 en 1650. Een tijd van bloedige conflicten als gevolg van de frictie tussen machtstructuren uit de oude Middeleeuwen en de behoefte aan andere wettelijke entiteiten in een nieuwe moderne tijd. Zo ontstaat in de 17e en 18e eeuw de nationale staat. Napoleon, Wilhelm II, Mussolini en Hitler deden pogingen om weer een imperiaal gezag te vestigen, maar na de Tweede Wereldoorlog werd de nationale soevereiniteit hersteld. Zij werd volgens Baudet tegelijkertijd ondergraven door supranationale instanties en massale immigratie. Dat betekent volgens hem dus een terugkeer naar de middeleeuwen. Overlappende jurisdicties, een nieuwe elite, een nieuw imperiaal gezag en een ‘nieuw pauselijk gezag’ in de vorm van het ‘universele’ Mensenrechthof en het ‘universele’ Strafrechthof. Met deze laatste vaststelling zal zijn leermeester Cliteur, die universele rechten stelt boven claims van culturen en religies, niet erg ingenomen zijn.

In een andere column beargumenteert hij, waarom de islam moeilijker in een democratie is in te passen dan het christendom. Dat zit ‘m vooral in het feit dat de scheiding van kerk en staat, van godsdienst en politiek ‘verbonden is aan het wezen van het christendom’, terwijl de islam ons het tegenovergestelde leert. Nou moet je natuurlijk oppassen met het woord ‘wezen’ als het gaat om de historische ontwikkeling van een religie. Die scheiding is er in Europa op een gegeven moment gekomen. Onder druk van verschuivende machtsverhoudingen. Daarvoor zat die scheiding helemaal niet in het ‘wezen’ van het christendom en al helemaal niet in de praktijk ervan. In Nederland hebben christelijke partijen tot 1967 de meerderheid gehad, wat betekende dat ze een minderheid bepaalde religieus gefundeerde zaken konden opleggen, zoals het principe van de zondagsrust.
In deze column schermt Baudet trouwens met de ‘universele’ rechten als uiting van die scheiding, terwijl hij ze in de hierboven genoemde column ziet als uiting van hersteld imperiaal en pauselijk gezag. Cliteur is meer dan Baudet geneigd om de drie monotheїstische godsdiensten op dezelfde manier te onderwerpen aan de tucht van het constitutioneel regime. Baudet hangt meer aan de verworvenheden en kunstschatten van het christendom dan Cliteur en zit daarmee dichter op de conservatieve lijn van de Britse filosoof Roger Scruton, die meer hecht aan traditionele waarden als gezin, cultuur, het historisch gegroeide en decentralisatie.

De laatste column van Baudet ging over wat hij ‘oikofobie’ noemt. De angst voor het eigene tegenover xenofobie, de angst voor het vreemde. De Oikos, het eigene, wordt volgens hem stuk gemaakt door de massale immigratie en de Europese Unie. Maar ook door het modernisme in de kunsten, dat ‘ontheemding’ centraal stelde en stelt. Shockerende kunst in plaats van kunst die geborgenheid biedt. De ‘vervreemdende klanken van de atonale muziek’, de ‘onbegrijpelijke stellages en kleurstrepen in de moderne musea’, de ‘afschrikwekkende bouwsels die in elke stad verrijzen’, zij alle ‘komen evenzeer voort uit een vijandschap met de Oikos als het multiculturalisme en het Europese project’.
Oikofobie, een term van Scruton, zou volgens Baudet dominant zijn onder de intellectuele en politieke elites van nu. Deze afkeer van het eigene vormt in zijn ogen het vertrouwde thuis in toenemende mate om tot een kille en onherkenbare omgeving. Zo ook het modernisme dat pathologische trekken heeft: het komt voort uit een ziekelijke afkeer van de schoonheid en harmonie van de traditionele kunsten en architectuur. Afkeer van moderniteit komt trouwens aan alle kanten van het politieke spectrum voor. Net zo goed bij antiglobalisten als bij religieuze fanatici (van welke geloofsrichting dan ook) en conservatieven. Het is een tamelijk romantische instelling. Ze roept ook reminiscenties op aan opvattingen over moderne kunst in fascisme en communisme. Wat verstaat Baudet precies onder modernisme? Het is net zo moeilijk te definiëren als porno. Zouden we wat hem betreft bijvoorbeeld het mes kunnen zetten in, laten we zeggen, het schilderij Guernica van de modernist Picasso?

Zoals vaak eindigt Baudet ook zijn laatste column met: “De kwestie verdient brede maatschappelijke discussie. Het antwoord wijst mogelijk de weg naar genezing”. Hij kan zich niet voorstellen dat de zaken anders zouden kunnen zijn dan hij ze voorstelt, maar dat staat het advies van een brede maatschappelijke discussie niet in de weg. Een sympathiek gebaar van een jonge conservatieve intellectueel met goede manieren.

Democratie kan volgens Baudet alleen bestaan op basis van soevereine nationale staten. De vraag is in hoeverre dit een achterhaald negentiende eeuws concept is. In ieder geval gelooft Baudet zelf niet meer in de huidige patijdemocratie. In Nederland bijvoorbeeld ziet hij PvdA, VVD, Groen Links, D66 en het CDA als één pot nat. In feite vormen ze één en dezelfde partij. Het is een soort syndicaat. Maar het is natuurlijk wel de resultante van een ontwikkeling in onze nationale soevereine staat. Er zijn andere theoretici, zoals de socioloog Willem van Schinkel, die in zijn boek De nieuwe democratie pleit voor een kritisch nationalisme dat de natie als een utopisch in plaats van een museaal project beschouwt. Volgens hem zijn er alternatieve politieke denkwegen mogelijk.
In het onlangs verschenen Nationalisme, naties en staten – Europa vanaf circa 1800 tot heden (onder redactie van Leo H.M. Wessels en Toon Bosch) wordt duidelijk, hoeveel tijd, strijd en werk aan de tekentafel het ontstaan van nationale staten gekost heeft. Het was vaak een kwestie van ‘binnenlandse kolonisatie’. Uit een amalgaam van gemeenschappen, stamverbanden en congregaties die elkaar naar het leven stonden, werden al of niet goed functionerende staten gevormd. Het overleven van de natiestaat lijkt veel te maken te hebben met het feit dat nationale gevoelens zich zo gemakkelijk laten mengen met iets anders. Nationalisme manifesteerde zich de afgelopen twee eeuwen als romantisch, revolutionair, conservatief, katholiek, kapitalistisch, socialistisch, darwinistisch, wetenschappelijk, atheїstisch, racistisch, fascistisch, nazistisch, communistisch, eurosceptisch en eurofobisch. In dit lijvige werk wordt trouwens ook een paragraaf gewijd aan Quést-ce qu’ une nation?, een lezing die Ernest Renan in 1882 aan de Sorbonne hield, waarvan nu net een moderne Nederlandse vertaling (Wat is een natie?) van Coos Huijsen en Geerten Waling is verschenen, waarover op dinsdag 12 maart a.s. Martin Bosma, René Cuperus en Yoeri Albrecht in debat gaan in de Balie in Amsterdam.

De sollicitatie door Thierry Baudet naar de post-doc plaats bij hoogleraar Europese Studies Paul Scheffer in Tilburg is een opmerkelijke stap. De aanname trouwens ook. Baudets opdracht is te onderzoeken hoe Brazilië, China en India functioneren en hoe ze zich verhouden tot Europa. Is het zo, dat deze nieuwe economische grootmachten tot meer Europese eenwording nopen? In zijn columns deed Baudet dit soort beweringen af als ‘bezweringsformules’ die als legitimatie dienen voor het gevoerde beleid. Nu moet hij ze dus wetenschappelijk onderzoeken.

Baudet pleit voor een terugkeer naar soevereine nationale staten en een geordende en gefaseerde ontmanteling van de EU. Paul Scheffer, de man van het ‘multiculturele drama’, is een voorstander van een gemengde vorm. Geen absolute Staten van Europa maar ook geen terugkeer naar volkomen soevereine natiestaten.

Over een terugkeer naar oude vertrouwde traditionele vormen van kunst zullen ze het misschien alleen bij het koffie-apparaat hebben. De ironie wil overigens dat juist de kunsten in Europa vaak de nationale grenzen overschreden hebben. Zet op die euro’s Shakespeare, Mozart en Picasso, zei de schrijver Umberto Ecco. Baudet wil liever geen euro’s en zolang die er nog zijn hoeft de modernist Picasso voor hem er echt niet op. Nou ja, ook een ‘conservatief wonderkind’ slaat wel eens een valse noot aan.

6 opmerkingen:

  1. Zondagmorgen zonder zorgen:

    Je hebt tegenwoordig ook 
schilderijen die chromosomen heten en waar helemaal niets op staat: beter weg dan later niet te vinden. Onlangs werd er één door een Amerikaanse oplichter gemaakt, door een Amsterdamse pooier aangekocht, door een Amsterdamse zenuwlijder vernield, en daar 
na door een andere Amerikaanse oplichter met enige luciferdoosjes, een vliegenmepper, een spuitbus en 
een deegrol voor zoveel miljoen gerestaureerd.

    Welkom in Sprookjesland! En, als immer: Moedig Voorwaarts!

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Beetje dom Ron, Het Zwarte Vierkant van Malevitsj is al van 1913...

      Verwijderen
    2. Deze reactie is verwijderd door de auteur.

      Verwijderen
  2. "Die scheiding is er in Europa op een gegeven moment gekomen. Onder druk van verschuivende machtsverhoudingen. Daarvoor zat die scheiding helemaal niet in het ‘wezen’ van het christendom en al helemaal niet in de praktijk ervan."

    Het is maar hoe ver je teruggaat. In aanleg, en zeker de eerste, essentiële eeuwen van de ontwikkeling van het christendom, was het christendom niet aan de macht. Jezus streefde volgens de geschriften geen wereldlijke macht na en verwachtte dat ook van zijn volgelingen niet.

    Baudet heeft dus gelijk als hij stelt dat "scheiding van kerk en staat, van godsdienst en politiek ‘verbonden is aan het wezen van het christendom’".

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Er is de tendens bij Pausen geweest om ook de wereldlijke macht te grijpen, maar de verhouding of ook het onderscheid Keizer-Paus is altijd gebleven. De Politiek heeft zich kunnen handhaven, consolideren en supreem vestigen.

    Trouwens heeft Christus Zelf gezegd: Geeft God wat Godes is, en aan de Keizer wat dien toekomt. Zowel op theoretische als historische grond mogen wij nu zeggen dat het Christendom de scheiding van Kerk en Staat accepteert of respecteert.

    De Islam doet dat heel opzichtig niet, het Hinduïsme weer wel. Een vergelijking van de moderne politieke cultuur van India en Pakistan wordt nu interessant.

    BeantwoordenVerwijderen
  4. Het kan aan mij liggen maar ik krijg na het lezen van deze bijdrage het gevoel dat ik Thierry Baudet zelf moet gaan bestuderen.

    BeantwoordenVerwijderen