De legendarische actrice Marilyn Monroe is de laatste tijd weer in de mode. In onderzoek van de Britse keten Deberhams werd Monroe uitverkozen tot vrouw met het mooiste bikinilichaam aller tijden. Voor wie het weten wil: op de tweede plaats staat ‘Mad-men’ actrice Christina Hendricks, gevolgd door Bond-girl Ursula Andress. Het Amerikaanse cosmeticamerk MAC komt met een collectie make-up als eerbetoon aan Marilyn Monroe. En in de bioscoop draait op dit moment My week with Marilyn van regisseur Simon Curtis met Michelle Williams als de Amerikaanse filmdiva. Het script is gebaseerd op de memoires van Colin Clark, die als jonge assistent in 1957 de opnamen meemaakte van The prince and the showgirl, waarin de Hollywood ster stond tegenover Laurence Olivier, de gelauwerde klassieke Engelse Shakespeare acteur. In mijn artikel “Shall I be here?” vroeg ik me af, of deze film een nieuwe kijk op Monroe opleverde. Het is een vermakelijke en zeer onderhoudende film met een prachtige rol van Michelle Williams, maar een verrassende of nieuwe invalshoek geeft het verhaal niet.
Christina Hendricks
In het begin van deze film komt de Amerikaanse toneelschrijver Arthur Miller voor, die in 1956 getrouwd was met de Hollywood ster. In 1961 scheidden ze. Een jaar later trouwde Miller, voor de derde maal, met de Oostenrijkse fotografe Inge Morath, met wie hij samenbleef tot aan haar dood in 2002. Zelf stierf Miller op 90-jarige leeftijd in 2005. Marilyn Monroe overleed op 5 augustus 1962, waarschijnlijk als gevolg van een overdosis pillen.
In 1964 schreef Miller zijn meest autobiografische toneelstuk, Na de zondeval, waarin ook zijn verhouding met Monroe belicht wordt, en dat 1 maart jl in premiѐre is gegaan bij Toneelgroep Amsterdam. We beleven in deze voorstelling de herinneringen van hoofdpersoon Quentin, een veertigjarige advocaat die gebukt gaat onder zijn twee huwelijken en zijn ongelukkige kindertijd (dominante moeder en door de beurscrisis van 1929 failliete vader), wanneer hij op het vliegveld wacht op de aankomst van zijn nieuwe geliefde , de Duitse Holga. Via haar heeft hij kennis gemaakt met het Europese verleden, met name de Tweede Wereldoorlog en de Holocaust. Quentin verbindt deze geschiedenis met zijn eigen leven, zijn positie in de anti-linkse heksenjacht van McCarthy, en stelt daarmee zijn eigen motieven en moraal ter discussie. Hoe kun je ooit zeker zijn van de zuiverheid van je eigen motieven? In al deze overpeinzingen, getoond in concrete scѐnes, speelt zijn verhouding met de beroemd geworden zangeres Maggy een grote rol, vooral in het tweede deel.
In de regie van Eric de Vroedt bij Toneelgroep Amsterdam is dat na de pauze. Fedja van Huêt en Karina Smulders, in de werkelijkheid ook een stel, laten dan een fabelachtig staaltje acteren zien, waarmee ze alle kanten van een destructieve relatie, een symbiotische verhouding waarin de twee partners elkaar gegijzeld houden, op aangrijpende wijze neerzetten. Van Marilyn Monroe wordt aangenomen, dat ze een borderline stoornis had. Het script van Miller laat een aantal aspecten daarvan duidelijk zien in het personage van Maggy, evenals de inadequate en machteloze reacties van echtgenoot Quentin daarop. De interactie tussen beiden wordt zo to the point neergezet, dat je je afvraagt of hier een ter zake deskundige psycholoog bij betrokken is geweest. Maar dat is niet het geval. De benauwenis van het Stockholmsyndroom wordt benadrukt door de voortdurende aanwezigheid van een soort regisseur of bewaker – zwijgend, na de pauze in witte jas – die de boel in de gaten houdt en Quentin een paar maal terughaalt, als deze van het toneel wil vluchten. Alsof hij wil ‘zeggen’: je zult dit tot het einde toe doormaken. Ook het decor – drie wanden van kleine witte kubussen die lijken te kunnen verschuiven onder een heel verschillende belichting – ondersteunen (samen met de muziek) de suggestie van een nauw omsloten ruimte. Er wordt strak gespeeld, met perfecte dictie, goed getimed en vooral de tekstbehandeling van Huêt is voortreffelijk. Er is een mooie en levendige mise en scѐne in die begrensde ruimte die veel weg heeft van een medische omgeving met witte muren, zwarte wachtkamerstoelen en een cleane sfeer en die gaandeweg de voorstelling verschillende functies krijgt. Dat is het mooie van toneel: een vernuftige multifunctionaliteit van de ruimte met daarin life spelende acteurs. Uiteindelijk blijkt en blijft die ruimte hier het (verwarde) brein, de hersenpan van de hoofdfiguur die rekenschap aflegt van wat hij gedaan heeft en wat hem overkomen is en die zich afvraagt wat er nog mogelijk is.
Miller is vooral bekend geworden door zijn toneelstuk Dood van een handelsreiziger (1949), waarin handelsreiziger Willy Loman zijn baan verliest. Hij projecteert zijn dromen op zijn twee zoons, die daar allesbehalve gelukkig mee zijn. Miller staat – door het werken met flash-backs en het hanteren van technieken als stream of consciousness en losse associaties – bekend als theatervernieuwer. Daarbij stelt hij de ‘American Dream’ in de meeste van zijn stukken ter discussie, - de Amerikaanse liberale achievement-oriented cultuur, waarin individuen volgens Miller alleen maar meetellen voor zover ze succesvol, rijk en well-liked zijn; wie te weinig talenten heeft en geen sterke ambitie, valt buiten de boot. Death of a salesman is vijf maal verfilmd, waarvan die van regisseur Volker Schlöndorff (1985) met Dustin Hoffman en John Malkowich de bekendste is geworden.
Arthur Miller en Marilyn Monroe
Meer dan Eugene O’Neil (Long day’s journey into night – 1941), Tenessee Williams (Streetcar named desired – 1947) en later Edward Albee (Who is afraid of Virginia Woolf – 1964) was Miller een pleitbezorger van het genre van de moderne tragedie. Hij is de schepper van de moderne tragische held (waarbij hij teruggreep op Ibsen) die strijdt voor zijn waardigheid en tegen een onderdrukkende invloed van de maatschappij op zijn individualiteit. Volgens Miller kon de doorsnee mens net zo goed een tragische held zijn als de koningen van weleer. De ondergang van de held hoeft ook niet het gevolg te zijn van zijn falen of gebrek aan inzicht, zoals Aristoteles stelde. Zijn ondergang kan voor Miller ook te maken hebben met zijn weigering om zich door de maatschappij in een bepaalde rol te laten duwen. Bij voorbeeld in die van de krantenjongen die miljonair wordt, hét beeld van de Amerikaanse droom (titel ook van een door Albee in 1960 geschreven en door GK Van het Reve in 1964 vertaald stuk).
De Hollywood film is bij uitstek de dramatische vertaling van de Amerikaanse droom. Verbeeldde de Griekse tragedie de ondergang van een hooggeplaatst persoon – buiten zijn schuld, door onwetendheid -, het Hollywood verhaal laat ons de strijd zien van een positieve held die door diepe dalen heen het kwade overwint en als winnaar, als verlosser en messias, uit de strijd tevoorschijn komt. Dat juist Miller een verbintenis aanging met Marilyn Monroe, die enerzijds de weg omhoog, naar welstand en roem, belichaamde, anderzijds een tragische heldin werd, die het moest afleggen tegen de eisen die de Amerikaanse droom aan haar stelde, maakte hem zelf – voor een periode – eveneens tot een tragische held. De moderne tragedie en de Hollywood film, dat lijkt een moeilijke combinatie te zijn, die in de personen van Miller en Monroe in ieder geval niet langer dan vijf jaar stand hield.
Na de zondeval kun je geen goed stuk noemen. Daarvoor heeft het een te losse en onevenwichtige structuur. In die zin is dit stuk van Miller eigenlijk ook geen tragedie maar eerder een moraliteit, die vragen oproept en een les wil geven. Wat het stuk precies wil zeggen, wordt niet helemaal duidelijk door die losse structuur, door te weinig focus en te veel personages. Regisseur De Vroedt heeft wel consequent een vormvast concept gehanteerd: dat van een psychotherapeutische sessie waarin de hoofdpersoon de belangrijke personages uit zijn leven uitnodigt voor een kringgesprek. In het tweede deel wordt dat ruim vijftig minuten adembenemend toneel, wanneer de verhouding tussen Quentin en Maggy onder operatielampen ontleed wordt. De geblokte muren beginnen dan door spectaculaire videotechniek te verschuiven, terwijl de partners zich bewegen tussen tedere toenadering en machteloze woede respectievelijk liefdevolle charme, flemerig divagedrag en om aandacht smekende hulpeloosheid. Het lijkt theatraal. Dat is het ook. Maar het past volkomen bij de setting van een vrouw met een chronisch tekort aan liefde en een man die er niet in slaagt daar adequaat op te reageren. Voor zover dat al mogelijk is. Het zijn vijftig minuten prachtig toneel. Helaas is het eerste deel te lang, te heterogeen, te diffuus. Maar vijfig minuten inzicht in de persoon van Marilyn Monroe en haar partner in crime is meer dan de film My week with Marilyn te bieden heeft, hoe onderhoudend en vermakelijk die ook is.
Onafhankelijk en onbaatzuchtig;
voor uw dagelijkse portie geestelijk verzet.
Hoei Boei, de enige site met zowel Gerard Reve
als Harry Potter aan haar zijde.
Marilyn Monroe en de Amerikaanse Droom
Categorieën:
Dick Gilsing
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten