Door Dick Gilsing
Soms probeer ik jonge mensen iets te laten ontdekken in films, wat ze er in eerste instantie niet in gezien hadden. Of onbewust wel maar ze konden er nog geen betekenis aan geven. Of ze zagen het wel maar begrepen het niet als onderdeel van een geheel. Dat iets kan een detail zijn, zoals de lange camerabeweging van boven naar beneden, die begint bij een vertrekkend personage op de 12e verdieping en eindigt, wanneer dit personage het gebouw op de begane grond verlaat, ondersteund door muziek van Henny Vrienten, in Left Luggage (1998) van Jeroen Krabbé. Of de manier waarop Alain Delon in Le Samouraï (1967) van Jan-Paul Melville zijn hoed opzet en zich door de film beweegt als een roofdier, soepel en altijd op zijn hoede, klaar om toe te slaan. Of hoe Woody Allen in Annie Hall (1977) spot met de ‘wetten van de vierde wand’ door zijn semi-intellectuele verontwaardiging recht in de camera af te reageren. Of hoe we in het begin van Caché (2006)van Haneke volkomen op het verkeerde been worden gezet. Dat zijn dus details. Het kan ook gaan om het contrast tussen twee personages, komisch zoals tussen de Brooklyn-neger en de Oostduitse taxichauffeur in Night on Earth (1991) van Jim Jarmusch , of dramatisch zoals tussen Ledger en Gyllenhaal in de ‘gay cowboymovie’ Brokeback Mountain (2005) van Ang Lee. Ook kan het gaan om de ontwikkeling van een personage door de hele film heen, zoals die van Harrison Ford in Witness (1985) van Peter Weir, van een hard boiled grootsteedse politierechercheur die geweld niet schuwt tot een vreedzaam verdediger van law and order. Of de bijzondere structuur in het net in Nederland uitgekomen Blue Valentine (2010). Soms zoeken we ook naar de onderliggende symboliek van een film als geheel. Om die helder te krijgen liet ik mijn studenten onlangs twee films vergelijken die in ieder geval bij hun release controversieel waren: Schindler’s List (1993) van Spielberg en La vita ѐ bella (1997) van Begnini. We betrokken daar ook documenten bij van het in januari 2007 in De Balie in Amsterdam georganiseerde symposium over de vraag in hoeverre de Holocaust nog een moreel ijkpunt is en citaten uit het boek De Holocaust is voorbij. Afrekenen met Hitlers erfenis (2010) van Avraham Burg, voormalig parlementslid voor de Israëlische Arbeiderspartij. Evenals fragmenten uit de bij het genoemde symposium en op het IDFA-festival van december 2006 vertoonde documentaire van Marcus J. Carney, die in zijn film The end of the Neubacher Project (2006) de pijnlijke geschiedenis van zijn (Oostenrijkse) familie blootlegt, die altijd de Holocaust heeft ontkend. We kwamen dus beslagen ten ijs. En we kwamen er ook aardig uit. We vonden de douche-scѐne van Spielberg kitsch en we concludeerden dat hij Schindler indrukwekkend maar ook kritiekloos had neergezet. We vonden het documentaire zwart-wit van De Amerikaan authentieker dan de bordkartonnen sprookjeskleuren van de Italiaan. Maar we vonden het jongetje dat opgaat in het spel dat Holocaust heet, ook ontwapenend. En de verhouding tussen vader en zoon vertederend. Maar wie schetst mijn verbazing, of liever verbijstering, toen ik , en wij allemaal, erachter kwamen dat bijna 50 % van de aanwezigen niet wist, wanneer WO II precies had plaatsgevonden. Waarschijnlijk van 1930 tot 1935. Of misschien wel later. Zo ongeveer in de buurt van 1950. Er waren genoeg i-pads aanwezig om dat even te checken. Maar toch. Verbijsterend.
Er bestaat een bijzonder lezenswaardig boek, waarin filmlessen organisch zijn opgenomen. De Filmclub (2008) van David Gilmour. Wanneer deze Canadese filmcriticus merkt, dat school voor zijn puberzoon een drama dreigt te worden en dat hij hem op deze manier kwijt zal raken, doet hij hem een onconventioneel voorstel. Hij hoeft niet meer naar school. Hij hoeft ook niet te gaan werken. Maar dan moet hij wel drie films per week gaan zien, die zijn vader voor hem uitkiest. Samen zien ze van alles. Romantische komedies , de Franse Nouvelle Vague, westerns, horror, James Bond, internationale klassiekers, de film noir, rampenfilms, Fellini. Van Apocalpyse Now tot Last Tango in Paris, van Rosemary’s Baby tot Casablanca, van Blue Velvet tot Basic Instinct. Films van Hitchcock, Kurosawa en Scorcese. Films met Marlo Brando, James Dean, en Nicholson, met Audrey Hepburn, Mia Farrow, en Julia Roberts. En via de film raken ze in gesprek over het leven. Over meisjes, muziek, werk, geld, drugs, liefde en vriendschap. Ontroerend zijn de nostalgie van de vader die zijn zoon loslaat, en de verwondering van de tienerzoon die het leven ontdekt. Samen komen ze er in de Italiaanse klasieker Ladri di biciclette (1948) achter, dat we wat we als goed of kwaad betitelen laten afhangen van wat op dat moment onze behoeften zijn. En dat Le souffle au coeur (1971) van Louis Malle in wezen gaat over ‘een levensfase waarin allerlei dingen een diepe indruk maken, waarin de specie nog niet is uitgehard’ (Gilmour).
Double Healix is een organisatie in Haarlem, die lezingen en trainingen verzorgt – nationaal en internationaal - op het gebied van leiderschap en duurzaamheid, onder leiding van psychotherapeut, leiderschapstrainer, duurzaamheidsadviseur en filmkenner Manfred van Doorn. Zijn Double Healix model is gebaseerd op De held met de duizend gezichten (Ned. Vert. 1990) van Joseph Campbell (uitgewerkt door Christian Vogler in The Writers journey 3rd ed. 2007), waarin de held een aantal stadia doorloopt alvorens tot inzicht te komen. Dit verhaalmodel is heel goed vergelijkbaar met de narratieve structuur van films, waarin de hoofdpersoon een soortgelijke ontwikkeling doormaakt. Het Double Healix model kent twaalf stappen, vier meer dan in het acht- stappenmodel dat Paul Ruven en Marjan Batavier in hun boek Het geheim van Hollywood (2008) hanteren. Van Doorn is een veel gevraagd spreker en trainer die volle zalen trekt waarin hij met door hun bedrijf gestuurde employees de reis doorneemt van stap 1 (proloog) tot stap 12 (elixer), aan de hand van vele filmfragmenten. Daarbij behoort een boek (Het wiel opnieuw uitvinden, - dat wiel was volgens mij al uitgevonden), waarin de twaalf fasen in de reis uitgelegd worden, en toegelicht met vele beelden en stills uit films. De proloog (fase 1) wordt bijvoorbeeld geïllustreerd aan de hand van het begin van American Beauty (1999) waarin de slapende held niet weet dat hij zijn einde al weet. Fase Twee (oproep tot avontuur) wordt ons duidelijk gemaakt aan de hand van o.a. de oproep in een gouden doosje in Amélie (2001) . Fase vier (mentor): Van Doorn noemt de geest uit de fles in Aladdin die nieuwe mogelijkheden tevoorschijn tovert. Mij lijkt de filmoperateur (Philippe Noiret) in Nuovo Cinema Paradiso (1988) ook een hele goede. Enfin, als je in de zaal zit bij Manfred van Doorn, dan krijg je – in de loop (of reis als je wilt) van twaalf lezingen (1 stap van tweeëneenhalf uur ter waarde van 50 euro per keer) een groot aantal filmfragmenten voorgeschoteld, die alle de fasen in het verhaal van de held, en in de reis van het leven, verduidelijken. Ook Lajos Egri vergeleek in zijn standaardwerk The art of dramatic writing (1960) de plotpunten in een dramatisch verhaal met de fasen in het leven. Ook op dit punt was het wiel dus al uitgevonden. Maar goed: het is altijd leuk om filmfragmenten te bekijken. Niet meer vertoond met oude video-apparatuur, maar met de allermodernste middelen. En die d o e n het. Daar betaal je dus ook voor. Dat bedrag hebben mijn studenten er niet voor over. Hun workshops zijn gesubsidieerd. De apparatuur weigert soms dienst. Maar ze krijgen (je durft het bijna niet meer te zeggen) wel waar voor hun geld.
In dat gesubsidieerde onderwijs zitten nogal wat obstakels die goed onderwijs blokkeren. Daar staan op dit moment de kranten vol van. Met name het HBO-onderwijs heeft het zwaar te verduren. En terecht. Volgens een onderzoek van de Vereniging Medezeggenschap Hogescholen onder 11 overwegend grote hbo-instellingen blijkt dat van het personeel op een hogeschool slechts 57 % geregistreerd staat als docent. Dat percentage ligt in de werkelijkheid een stuk lager, omdat veel van hen geen of maar voor een gedeelte onderwijs geven. Zij zijn ook teamleider, coördinator, kwaliteitszorgmedewerker, voorlichter, onderwijsadviseur, toetscontroleur, ontwerper van competenties, bewaker van beheersindicatoren, en nog zo wat.
Enkele jaren geleden rekende de Tilburgse hoogleraar Jan Bouwens uit, dat op een bepaalde hogeschool bij elf opleidingen 21 % werd besteed aan onderwijs, inclusief het voorbereiden van lessen en het nakijken van werkstukken en tentamens. Verreweg het meeste geld gaat naar huisvesting. Naar kosten voor overhead. Naar representatie. En naar kwaliteitsmeting. Deze meting betreft niet zozeer de kwaliteit van een docentencorps maar vooral de mogelijkheid van inwisselbaarheid van individuele docenten. Het liefst moet elke docent alles kunnen geven. En dat kan als alle stof gegoten is in een onderwijsmal die bepaald wordt door vooraf vastgestelde beheersindicatoren en toetscriteria.
Ook in het middelbare onderwijs speelt deze scheefgroei in de verhouding overhead- onderwijs een steeds grotere rol. Getuige ook de onlangs verschenen boeken van Graa Boomsma en Jan Blokker jr. In Uit de school en Bedrog & Onbenul betogen beide schrijvers, dat het hen gaat om kennisoverdracht. Kennis, kennis, kennis. En ze wijzen de ‘terreur van het competentiegerichte leren’ af. Al decennia lang, zo schrijven beide docenten/schrijvers, is het zo dat de beleidsmakers de besluiten nemen en deze vervolgens bij de docenten neerleggen met de woorden: Nu mogen jullie zeggen hoe we het gaan implementeren. Of: uitrollen over het veld, en waar dan de piketpaaltjes moeten komen te staan. Een variant op de managementclaus die ik zelf vanaf ongeveer de eeuwwisseling talloze malen kreeg voorgehouden: dit zijn de kaders; je bent zelf professioneel genoeg om die naar behoren in te vullen. Professionaliteit betekent dan niet meer de kunst om een vak en de context daarvan over te brengen aan jonge mensen, maar de ontwikkeling van een handigheid om binnen beperkte tijd en met beperkte middelen een groot pakket van zeer uiteenlopende taken uit te voeren. Geen wonder dat behalve studenten ook kwaliteitscontroleurs dan even niet meer weten hoe je “de door jouw en jou collega’s aangevraagde camera’s “ moet spellen. “Kennisoverdracht is niet nodig”, is nog steeds een door onderwijsmanagers gebezigde kreet. Immers: “Je kunt het allemaal opzoeken.” Natuurlijk. Je kunt het allemaal opzoeken. Dat vindt Frank Furedi ook. Maar in zijn onlangs in Nederlandse vertaling (van Willem van Paassen) verschenen De terugkeer van het gezag – Waarom kinderen niets meer leren maakt hij duidelijk, dat leerlingen en studenten dat niet zo maar doen. Informatie kun je opzoeken. Maar kennis verwerf je je. Die komt niet zo maar aanwaaien. Daar moet je moeite voor doen. In ons huidige onderwijsbestel gaan we er te veel vanuit, dat kinderen, leerlingen en studenten overal en op elk moment wel iets leren. Teaching is learning geworden volgens Furedi. Ook hij stelt dat er weer kennis onderwézen moet worden door docenten die hun gezag ontlenen aan vakkennis. Niet door een enkeling maar door een team van vakbekwame docenten die elkaar niet controleren maar inspireren. Een team, want ons onderwijs kan niet rusten op die ene meester in Etre et avoir (documentaire 2002) of Entre les murs (geënsceneerde documentaire 2008). Of dichterbij: Meester Ben (documentaire 2008)) op een zwarte school in Den Haag. Hoe inspirerend hun werk ook is. Er is meer nodig. Op de eerste plaats een vakkundig docententeam, dat gestuurd wordt door inspirerende leiders. Gestuurd in de zin van gecoacht, geïnspireerd en gefaciliteerd. Gefaciliteerd met middelen als goede leslokalen en goede apparatuur, een werkbaar rooster, genoeg scholingsmogelijkheden. Dat zijn basisvoorwaarden. Waarom moeten docenten daar steeds om vragen? En dan natuurlijk een overhead die ten dienste staat van het onderwijs en de organisatie daarvan. Niet een overhead die het speeltje is van megalomane bestuurders zoals die er in de afgelopen 12 jaar te veel zijn geweest. Het is ongelooflijk hoeveel er het afgelopen decennium is scheefgegroeid: onderwijs geëxploiteerd alsof het louter een bedrijfsaangelegenheid is, een ongehoorde vorm van marktdenken dat heeft geleid tot veel te grote opleidingen met te weinig docenten, een veel te sterke ontwikkeling van het competentiegericht leren, de enorme schaalvergroting en bureaucratisering, de zogenaamd klantvriendelijke benadering van studenten bij wie te weinig een onderzoekshouding wordt aangekweekt. Het is óók ongelooflijk wat er ondanks al deze obstakels toch gepresteerd is, wat er dankzij studenten, docenten en hun directe leidinggevenden tot stand is gekomen aan waardevolle projecten en maatschappelijke bijdragen. En dan bedoel ik niet die projecten die alleen maar ter meerdere eer en glorie van bepaalde bestuurders waren opgezet.
Okee. De Tweede Wereldoorlog zoeken we op. En in deze tijd van het jaar kan toch bijna niemand ontgaan, wanneer die ook al weer was. De media vertellen het ons. En anders de meester of juffrouw in de klas. Maar het is ook belangrijk het hoe en het waarom daarvan te leren begrijpen. Dat zoek je niet zo maar even op. Daarvoor is teaching nodig. En bewuste sturing, zoals Bo Tarenskeen en Jaïr Stranders nu doen op de avond van 4 mei, na de dodenherdenking op de Dam. Vanaf 21.00 u zijn er 20 voorstellingen in verschillende theaters in Amsterdam. Waarom? T & S: Wij willen de historische achtergrond van WO II weer meer concretiseren. Door de theatervoorstellingen krijgt de geschiedenis weer betekenis, komt deze dichtbij. Als je een specifiek verhaal uit de geschiedenis tilt, wordt dat een anker. We willen de stilte op de Dam nog meer diepte geven, we hopen dat over drie á vier jaar het samenkomen in theaters op 4 mei vanzelfsprekend wordt. Niet alleen in Amsterdam. Eén van die voorstellingen is Bent van Martin Sherman (een gay love story in een concentratiekamp tijdens WO II). Ik zag begin jaren ’80 een indrukwekkende enscenering met Joop Keesmaat en Siem Vroom. Nu in De Engelenbak in de regie van Gerardjan Rijnders. Bent werd in 1997 verfilmd.
Een mooi initiatief waarbij kennis, gevoel en inzicht georganiseerd en kritisch worden doorgegeven. Teaching dus.
Lang stuk.Wel mooi hoor! Ik ga er een dezer dagen eens rustig voor zitten.Eerste indruk,beetje langdradig maar best wel de moeite waard.
BeantwoordenVerwijderen