Het is vreemd, maar



(...) Het is vreemd, maar het is mij wel eens, alsof ik vroeger niet goed wakker was, als ik terugkijk. Ik bedoel vroeger wilde ik heel beroemd worden, beroemder dan wie ook. Pas later, veel later, toen ik tegen de veertig jaren oud was, begreep ik dat het onzin was, naar beroemdheid te verlangen, en te begeren voort te leven in een straatnaam die niemand meer kan thuisbrengen en in citaten in schoolagendaas, met dingen die je nooit gezegd hebt. Ik begon van lieverlede te denken: neen, roem is het niet. Geld, en de daarmede te kopen rust en afzondering, dat is belangrijk. Reizen zonder de angst van met te weinig geld te komen zitten; niet afhankelijk zijn van de gunsten van autoriteiten, huiseigenaren, uitgevers. Op de centen letten dus, en zakenman zijn. Dat heb ik gedaan, en aldus ben ik één van de twee, drie schrijvers die in Nederland van hun eigen werk leven. Maar tenslotte vond ik ook dat niet wezenlijk belangrijk. Nu denk ik: als ik iets zou kunnen schrijven, dat iemand zou ontroeren, en geven, ja, wat? Geluk? Bestaat dat wel, geluk? Alles is toch ongeluk - leven, geboren worden...? Maar als ik iets zou kunnen schrijven dat iemand in dat ongeluk zou kunnen troosten, zoals de Moeder van God, en God Zelf in de persoon van de Heilige Geest wel eens iemand kunnen troosten, dan zou dat toch iets goeds zijn, dat misschien welgevallen zou vinden bij God? Je gaat wel door veel droefheid, voordat je die afstand gevonden hebt. (...)

Gerard Reve

(Gerard Reve. Uit: Klein Gebrek Geen Bezwaar. Pag. 101. Brief aan A. Roland Holst, 30 augustus 1971.)

3 opmerkingen: