De oude man en de veel, veel grotere zonde


“Jullie spotten met mij!” roept de oude man uit. 't Liefst staat hij op en loopt weg maar dat kan hij niet. Dat gaat niet meer zo makkelijk. Zijn heup ligt dwars. Tegenover hem zitten zijn dochter en schoonzoon, voor de rest is de gezellige gemeenschappelijke ruimte van het ouderencomplex leeg. Het is nog te vroeg voor de paar vaste gasten, die zullen later komen.

De dochter en haar man stoppen abrupt met lachen, pa's uitbarsting doet hen schrikken. Wat hebben ze verkeerd gezegd? Híj wilde toch over zijn verleden praten, over z'n ex-vrouw, hun (schoon)moeder, hij was toch degene die wilde duiden? Dat hij er op z'n 75e, zo'n 25 jaar na de scheiding, op terug wil komen, is al pijnlijk genoeg maar misschien is er dan toch sprake van enig voortschrijdend inzicht? Zo hoopt zijn dochter, enigszins tegen beter weten in. Als het hem helpt z'n hart te luchten dan willen zij best luisteren en commentaar geven. Als volwassenen, als gelijkwaardigen. Want wat heeft hij er anders aan?

Is het dan zo vreemd dat zijn dochter hem er voorzichtig op wijst – ze zal toch niet de eerste zijn van wie pa het hoort? - dat het voor haar moeder misschien niet zo prettig moet zijn geweest dat hij, ook al waren het de jaren zestig, steeds maar weer vreemd ging? Dat zijn belofte zich te beteren niets waard bleek? Dat z'n vrouw, haar moeder, er na al die jaren van opnieuw en opnieuw proberen genoeg van had gekregen?

Hoe had hij dan gewild dat ze hadden gereageerd op zijn opmerking dat hij niet anders kon omdat al die vrouwen met wie hij vreemd ging, zich aan hem hadden opgedrongen, zich hadden aangeboden, zelfs letterlijk met hun benen wijd? Dat ze níet om deze bespottelijke woorden in lachen waren uitgebarsten maar hem begripvol hadden aangekeken en 'm een klopje op zijn schouder hadden gegeven? Tuurlijk pa, je kon niet anders, je had totaal geen eigen wil in dezen. Het was allemaal voorbestemd, die vrouwen kon je niet versmaden, onmogelijk om niet met hen naar bed te gaan, en dat had allemaal niets te maken met je relatie met de vrouw met wie je toen getrouwd was. Moeder. Had hij zo'n reactie verwacht?

Het lijkt erop, want spotten, zelfs met iets bespottelijks, is in de ogen van de oude man een veel, veel grotere zonde.

Annelies van der Veer

3 opmerkingen:

  1. Het is een misverstand om te veronderstellen dat verstand met de jaren komt.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Ik was een keer op een begrafenis van een oude man. Wat een plichtpleging bleek dat te zijn. Geen enkel warm woord, hij was een "hard werkende man" geweest, dat soort praat. Terwijl ik hem gekend had als een vrolijke gezellige gast.

    Na het vertoon met wat aanwezigen gepraat. De man in kwestie bleek zich aan vergaande ongewenste intimiteiten bij kinderen en kleinkinderen te hebben schuldig gemaakt. Hij had nooit zijn spijt daarover betuigd want had nooit het kwalijke daarvan kunnen inzien: ze waren er toch immers door hem !?

    Onvoorstelbaar. Maar waar.

    Zoals ook praten over de dood. Er was laatst zo´n "Uiting" van SIRE, dat mensen met onderlinge relaties moeten doorgaan, ook wanneer voor de één de eindigheid in zicht is. Lijkt me normaal, totdat je iemand tegenkomt die relaties verbreekt omdat ze wel weet wat kankeren is, maar niets met het verschijnsel zélf te maken wil hebben.

    Komt vooral voor in de hoogste krijgen, hoorde ik.
    Hebben zeker nooit van der mollenfeeste ( http://tinyurl.com/6crby58) gelezen..

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Wat een pijnlijk afstandelijke satire leg je in je stukje, Annelies. Iemand wordt in de titel ervan door je aangeduid als ‘de oude man’ en jij legt de aanduiding ‘een veel, veel grotere zonde’ – die komt uit jouw mond – als satirisch verwijt aan het einde van je tekst ‘in de ogen van de oude man’. Die ‘oude man’ is je vader, al gebruik je dat woord überhaupt niet en spreek je daarentegen drie maal over ‘haar moeder’ – dat moet stilistisch wel, omdat je begonnen bent met over jezelf te spreken in de derde - in plaats van in de eerste persoon. Die rol als eerste persoon neem je qua stijl bijna aan het eind van je blogje pas op je, wanneer je schrijft over ‘de vrouw met wie je (tweede persoon) toen getrouwd was’ en ‘Moeder.’ (curs. van mij). Je loyaliteit ten opzichte van haar is lofwaardig, maar kom, kom, Annelies, een beetje milder naar hem toe kan ondanks alles ook wel.

    Als de vrije wil al bestaat (Victor Lamme: ‘De vrije wil bestaat niet’) dan zijn de jaren zestig toch werkelijk geen geschikte context geweest om een veelal juist bij mannetjesdieren evolutionair gegeven neiging tot promiscuïteit te onderdrukken. Behalve mannen konden moeders er trouwens ook wat van, weet ik uit ervaring. Zoiets als de inquisitie - maar dan natuurlijk wat minder hevig - was toen toch wel een goed ding geweest. Misschien. Maar laat ik ook wat milder ten opzichte van jou zijn. In de totaliteit van het noodzakelijk korte bestek van je blogje leg je voor mij een pijnlijke mix van liefde en verwijt bloot. Dat spreekt mij als ongemakkelijk te jong getrouwd man uit 1941 wel aan.
    Martin van Delden.

    BeantwoordenVerwijderen