Verder op de Balkan

De avondlijke parade. Mannetjes- en vrouwtjes- gedrag. Meisjes groepen giechelend samen, jongens lopen met een hoge borst de pier op en af. Een zoele avond op de kade van Ohrid. Het is een warme dag geweest. Maar we zullen nog meemaken dat het ook kan regenen, onweren, bliksemen in Macedonië. Dat wil wel rondom het meer van Ohrid dat omgeven is door bergen, ook aan de Albanese kant. We hebben net het gedenkteken ter ere van de Nederlandse schrijver Den Doolaard bekeken. Een opengeslagen boek met een beeltenis van de auteur en een tekst in het Macedonisch, het Engels en het Nederlands. Die laatste taal horen en zien we meer dan ons lief is langs het water van dit diepste en schoonste meer van Europa. Bordjes met opschriften als 'Fietsen te huur' of 'Lekker eten hier’. Gekeuvel in Brabo- en Limbo-varianten van in tattoo's gehulde typen. In Pestani zien we villa's waar de Nederlandse driekleur uit de ramen hangt. Mijn vriendin en ik dachten dit vertoon van nationalisme aan de Costa te ontvluchten, maar stuiten er in deze betrekkelijk jonge Balkan republiek evenzeer op. Tenminste rondom het meer van Ohrid. Verderop valt het wel mee. Het gebied werd oorspronkelijk bewoond door Macedonische Slaven. In zijn Macedonia Today and Yesterday verwijst Jovan Pavlovski naar de Romeinse historicus Procopius Kasarikski, die hen
omschrijft als groot, sterk, vies, vriendelijk en gastvrij. Het meer is – van wegen de continue verversing door bronnen - helder en schoon, maar verder kan het hier inderdaad (nog steeds) her en der stinkend vies zijn. Vele koningen probeerden de Macedonische Slaven te knechten maar slaagden daar hoogstens voor korte tijd in. Dan komen er perioden van Griekse, Bulgaarse en Servische overheersing. Vanaf het eind van de veertiende eeuw deden de Turken hun intrede in het gebied. Ze zouden er meer dan 500 jaar hun wrede bewind uitoefenen. In Oriënt-Express vertelt Den Doolaard de lotgevallen van de broers Damian, Kosta en Kroem, Macedonische vrijheidstrijders tijdens de Ilinden-opstand van 1903, het verzet tegen de Turkse overheerser. Toen het Turkse Rijk ten onder ging, deden de Grieken, Bulgaren en Serven weer hun aanspraken gelden. De Belgische Balkankenner Raymond Detrez beschrijft in Macedonie, land in de wachtkamer hoe de eersten Macedonië als een onlosmakelijke component van de Griekse identiteit beschouwden. Dat was ook nog het geval, toen Macedonië zich in 1991 als enige deelrepubliek zonder bloedvergieten van Joegoslavië had weten af te scheiden. Het had eenvoudigweg een referendum gehouden: 68 procent van de stemgerechtigden kwam opdagen, 95 procent van hen stemde voor onafhankelijkheid. Griekenland liet onmiddellijk van zich horen. Onder geen beding mocht het kersverse staatje de naam Macedonië voeren, want zo heette de provincie in het noorden van Griekenland al. Daarom werd Macedonie op papier met de onmogelijke naam Former Yuogoslav Republic Of Macedonia opgezadeld.

Overal in het land (ongeveer zo groot als België – circa 2 miljoen inwoners) zie je – soms naast elkaar – de gebedshuizen van de twee vigerende godsdiensten. De massieve, vaak uit natuursteen opgetrokken kerken van het Macedonisch-orthodoxe geloof (70 procent) en de ranke minaretten van de Islam (29 procent). Beide hebben sinds de onafhankelijkheid wat in te halen. De laatste kreeg onder Tito en zijn opvolgers weinig ruimte. De eerste is internationaal niet erkend en zet zich af tegen de Servische variant. De kerken van de één mogen niet hoger zijn dan die van de ander. Behalve deze twee heersende godsdiensten zijn er nog kleine gemeenschappen van katholieken, methodisten en joden.

Als je vanuit Struga (aan de noordelijke kant van het meer) omhoog gaat, kom je in vrij gesloten Islamitische dorpen. Albanees en Islamitisch bolwerk is de stad Tetovo aan de voet van de bergen die in het noord-westen de grens vormen met buurstaat Albanië. De afscheiding van Macedonië mag dan wel geruisloos zijn verlopen, maar vanaf 2001 begonnen de tegenstellingen tussen de Macedonische en Albanese bevolkingsgroep zich op een openlijke en gewelddadige manier te openbaren. De stad Tetovo speelde daarin een hoofdrol. Op 14 maart 2001 werd er in deze stad geschoten. En die salvo's vielen niet in de categorie 'social shooting': de traditie om tijdens bruiloften en andere feesten geweren en pistolen in de lucht leeg te schieten. Den Doolaard vertelt over deze traditie in Oriënt-Expres en De herberg met het hoefijzer, dat zich afspeelt in het Albanese dorpje Teth en dat in 2008 in een Albanese vertaling is verschenen. Op weg naar Debar, eveneens aan de Albanese grens, zo'n veertig kilometer onder Tetovo, zagen we nu trouwens ook een man langs de kant van de weg zijn revolver in de lucht leeg schieten. God of Allah mag weten waarom. De schoten op 14 maart 2001 in Tetovo waren afkomstig van rebellen van het UCK, dat in Kosovo de strijd had gevoerd tegen de Serven. Dat de twee bevolkingsgroepen in Macedonië vreedzaam met elkaar konden leven, leek vanaf dat moment een illusie. Zou Macedonië een tweede Bosnië worden, vroegen waarnemers van de VN en andere organisaties zich af.

In haar fascinerende boek Joegoslavie achter de schermen (2007) beschrijft NRC correspondente Yaël Vinkx, hoe etnisch gemengde vriendenkringen in Macedonië vanaf toen uit elkaar gingen vallen, hoe De stenen Brug in de hoofdstad Skopje een hermetische scheidslijn werd tussen de islamitische Albanezen ten noorden van de rivier de Vardar en de orthoxe Macedoniërs ten zuiden daarvan, en hoe in de universiteitsstad Bittola de winkels van de Albanese gemeenschap met hakenkruizen werden beklad en in brand gestoken.

Buttola ligt in het zuiden. Op drie uur rijden van Skopje, terwijl het naar de nu stil gevallen Griekse havenstad Thessaloniki maar een uur gaans is. Het is een stad met een aangename sfeer, merkte ik, een stad die nostalgie ademt. In vergelijking met andere steden in het land telt Bittola veel oude patriciërswoningen. In 1912 werden er de Turkse strijdkrachten tot capitulatie gedwongen. De stad (de Albanezen noemen haar Monastir) speelt ook in de Albanese geschiedenis een grote rol. In 1830 werden er vijfhonderd invloedrijke moslimfamilies verraden en afgeslacht door de Turkse overheersers. In 1908 werd er het Albanese alfabet (Latijns schrift) gestandaardiseerd.

Op die bewuste avond in het voorjaar van 2001 trokken bendes gewapende jongeren door de Albanese wijken van Bittola, een zwartgeblakerd spoor van verderf achter zich latend. Bij het ochtendgloren lagen 42 winkels in puin. Nu is de winkelstraat in Bittola weer een geanimeerde route die het verkeersplein met de gele bloemen verbindt met het plein waaraan de Yeni Moskee staat. Even verder op - aan de overkant van de rivier de Dragor - liggen de Isaak-Bey Moskee, de Turkse wijk Carsija en de Bazaar.

Ga je vanuit Struga rond het meer in zuidelijke richting, dan stoot je na een kilometer of 25 op de grens met Albanië. Vijf kilometer daarboven liggen een mooi gerestaureerd Orthodox klooster en een bijbehorende kerk, een aangenaam rustige plek aan het verder vaak drukke meer. Op de zuid gevel van het klooster, gekeerd naar Albanië, is een immense icoon geschilderd. Het lijkt een statement.

Een paar honderd meter verderop ligt een voormalig statement in volledig verval. In CCCP (Cosmic Communist Constructions Phographed – 2011) heeft Frédéric Chaubin (zie Vrouwen van dictators) een groot aantal foto’s opgenomen van moderne communistische architectuur, geïnspireerd op de constructivisten en suprematisten uit het begin van de twinstigste eeuw en op moderne westerse architecten. Vaak prachtig in lelijkheid. Sublieme monsters, megastructuren in beton. Vlak bij het genoemde klooster ligt er zo een. Een immens voormalig hotel met prachtig uitzicht op het meer. Destijds lieten communistische leiders er zich fêteren. Nu ligt het er volkomen verlaten bij. Ontmaskerd. Ten prooi aan verval en bederf. Op een paar honderd meter daarvandaan is een nieuw hotel neergezet. Groene grasvelden rondom een enorm zwembad. We horen er voornamelijk Nederlands. Snel doorrijden maar. De grens over. Langs de Albanese kant van het meer van Ochrid.

We worden in Albanië verwelkomd via een strak geasfalteerde weg zonder al die hobbels en gaten die zo kenmerkend zijn voor het wegennet van Macedonië. Maar dat duurt niet zo lang. Ook de Albanezen moeten het verderop nog even doen met oneffenheden in het wegdek. De maffiabazen laten alleen wegen asfalteren die ze zelf nodig hebben, tekende Olaf Tempelman eens op uit de mond van een Albanese taxichauffeur (VK 16 jan. 2006). (Oude) Mercedessen kunnen het beste tegen de kuilen en gaten. Die zie je dan ook veel. Na vijf km is Tirana rechtsaf nog 117 km. Veel meer naar het noorden, aan de grens met Kosovo, ligt het Albanese stadje Kukës, in 1999 toneel van onafzienbare stromen vluchtelingen die vanuit Kosovo Albanië binnen trokken. Tv beelden van slingerende bergweggetjes verstopt met ontelbare vluchtelingen die zich op tractoren en karrenwagens langs het steile ravein naar Kukës wurmden. Met Milosevic aan de macht had Kosovo al snel veel van de onder Tito opgebouwde autonomie verloren. De Albanezen in Kosovo (behorend tot de Gegs – de Tosken in het zuiden van Albanië vormen de andere bevolkingsgroep) moesten alsmaar inleveren ten gunste van de Servische bevolkingsgroep. Albanië kenner Miranda Vickers beschrijft in haar boek The Albians, a Modern history het clansysteem van de Gegs en hun traditie van bloedwraak, waarover ook den Doolaard verhaalt, bijvoorbeeld in De herberg met het hoefijzer, en waardoor het zelfs voorkwam dat de ongetrouwde oudste dochters de rol van vermoorde mannen moesten overnemen. Een soort travestie avant la lettre. In 1997 bestonden er nog zo’n 25 van deze ‘gezworen maagden’. Yaël Vinckx maakt gewag van een fotoreportage over hen in een tijdschrift: “Daarin zag ik vrouwen die niet meer als zodanig waren te herkennen, maar als mannen wijdbeens voor hun tractor stonden, sigaret in de mondhoek.”

We buigen links af, weer naar het meer, richting Pogradec. We zien her en der paddenstoelvormige bunkertjes waarvan er tussen 1974 en 1986 (na Albaniës vertrek uit het Warschau-pact) zo’n 700.000 gebouwd zijn om de Albanese bevolking te beschermen tegen mogelijke invasies van buitenaf. In deze geschutskoepeltjes kunnen zich één, hooguit twee man installeren met hun geweer in de aanslag. Inmiddels zijn sommige van deze betonnen gevaartes op last van het ministerie van Cultuur met roze en purperen motieven beschilderd. De meeste bunkers staan nu leeg en worden gebruikt als openbaar toilet of vuilniscontainer. Heel wat Albanezen schijnen er hun maagdelijkheid te hebben verloren. Pogradec ligt aan de zuidkant van het meer van Ohrid (Ohër of Ohri in het Albanees), is recent opgeknapt en als badplaats geliefd bij vele Albanezen. De Albanese Rivièra aan de Ionische zee is nog in ontwikkeling. Voor Sarande (tegenover het Griekse eiland Korfoe) is een luchthaven gepland. Progradec stond ook boven aan het lijstje bij de communistische leider Enver Hoxha en zijn kliek, die er zijn vakanties doorbracht. Iets oostelijk buiten deze stad, richting Macedonië, ligt het buitenverblijf van de voormalige dictator. Nu is er een restaurant gevestigd. Een wandeling door het park daar geeft je nog een inkijkje in de weelde waarin de communistische elite destijds leefde, iets wat voor de gewone Albanezen natuurlijk volstrekt verborgen bleef.

Met het passeren van de grens , terug naar Macedonië, hebben we pech, omdat er net voor ons een hele karavaan fietsers zit, die allemaal gecontroleerd moeten worden. Aan de Macedonische kant van het meer zijn tot aan Ochrid geen moskeeën meer te bekennen. Wel Orthodoxe kloosters en kerken. Meteen over de grens al staat het veel bezochte klooster Sveti Naum. Vandaar kun je ook met de boot naar Ochrid en afmeren aan de voet van de oude stad, die aan de oostkant begrensd wordt door een schilderachtige Albanese wijk. Daar hoor je geen woord Nederlands.

Lang voor 1991 scheen je aan de kade in Ohrid al opschriften te vinden als “Hollandse koffie’ (het ging dan om oploskoffie). Op het terras van Hotel Gorica kon een ober in wit overhemd en zwarte strik zeggen: “Wilt u afrekenen? Mijn dienst is klaar. Ik ga naar huis.” Met de oorlog in Joegoslavië was dat voorbij, ook al lag het belegerde Serajewo op tien uur rijden afstand. Nu is er geen onbeslapen hotelbed meer in Ohrid te vinden. En alle terrasstoelen zijn er bezet. Vaak door Nederlanders.

Macedonië probeert zich inmiddels op de kaart te zetten door zichzelf een historische fundering te geven. Zo werd er op 22 juni 2011 in Skopje een bronzen beeld (13 m hoog op een sokkel van 10 m hoog) onthuld, met de naam Krijger te paard, maar voor iedereen is het duidelijk dat het hier gaat om een beeld van Alexander de Grote. De onthulling is door Griekenland betiteld als een ernstige provocatie, evenals de vernoeming in 2006 van het internationale vliegveld van Skopje naar diezelfde held uit de Oudheid. De tegenstellingen tussen Orthodoxe en Albanese Macedoniërs worden tegenwoordig vooral uitgevochten rondom symbolische figuren als moeder Theresa. Is ze nu een Macedonische of een Albanese? Zeker is dat ze in 1910 in Skopje is geboren en haar moeder van Albanese afkomst was. Haar vader was wellicht een Vlach en haar broer droeg een Servische naam, Lazar, en de familie was katholiek. Toen moeder Theresa zalig werd verklaard, wilde Macedonië een kopie van het bronzen beeld dat van haar gemaakt is en dat in Skopje staat, aan Rome cadeau geven. Maar de Albanese partijen weigerden hieraan mee werken, toen bekend werd, dat op de sokkel de inscriptie ‘Dochter van Macedonië’ kwam te staan. Een rel was geboren. Symboolpolitiek heet dat bij ons. Zoiets als de uitspraak van Wilders, dat Badr Hari bij een veroordeling zijn Nederlanderschap ontnomen moet worden en dat hij terugmoet naar Marokko, een uitspraak die uit zijn verband gerukt zou zijn. Maar ook dat hoort bij diezelfde symboolpolitiek.

Yaël Vinxk vraagt zich in haar boek af, waarom de Joegoslaven elkaar aan het eind van de twintigste eeuw zo naar het leven stonden. De geschiedenis, de Turkse overheersing, de willekeurige grenzen opgelegd door grote mogendheden, de verdoezeling van spanningen onder Tito, de economische armoede daarna, de psychologie van de wraakzucht. De meest opmerkelijke verklaring hoorde ik het afgelopen jaar in een discussie in de Balie in Amsterdam, waar diergeneeskundige Aart de Kruif (ter promotie van zijn boek Typisch Testosteron) tegenover allerlei andere verklaringen bleef vasthouden aan zijn enige echte antwoord op de vraag wat de oorzaak was van de wreedheden op de Balkan: “Volgens mij was (en is) er slechts één antwoord mogelijk: de invloed van testosteron.” De tegenstelling nature nurture (zie Wij zijn het brein, maar zit daar ook pvv in?) in de zoveelste variatie. 

Aan de kade van Ochrid gaat het vertoon van de pantoffelparade elke avond gewoon door. De ene keer met een beetje meer, de andere keer met een beetje minder testosteron. Eén avond tijdens ons verblijf daar vulde de kade zich met folkloristische dans- en muziekgroepen van voormalige Oostbloklanden. Van Estland tot Macedonië en van Polen tot Bulgarije. Nationalistisch vertoon lijkt een niet uit te roeien fenomeen. Op alle mogelijke niveaus. Ondanks of dankzij welke eenwordingen en globalisering dan ook. Of het een regio, een werelddeel of continent nu voor de wind gaat of juist niet. Naties blijven zich van elkaar onderscheiden. In positieve en/of negatieve zin. (Volgens Thierry Baudet kan er zonder souvereiniteit en zonder natie geen democratische rechtsstaat bestaan). Toch kunnen ze ook niet zonder elkaar, en vermengen ze zich met elkaar. Zelfs een land als Zwitserland, dat zich aan de euro onttrekt, en waaraan de PVV zich zo graag spiegelt, maar dat geen eigen taal heeft. “We zijn allemaal bastaards”, zei Adriaan van Dis in de laatste aflevering dit seizoen van Zomergasten zondag 25 aug. jl. En zo is het maar net. Op een of andere manier zijn we allemaal bastaards. Dat beseffen ze op de Balkan maar al te goed.

Zie ook Festivals op de Balkan.  

2 opmerkingen:

  1. Mooi verhaal. De ene wreedheid roept daar de andere wreedheid op. Al duurt het soms langer dan de andere keer. Als ik zag dat de honderden moskeeën er mooi bijstonden terwijl de rest nog in puin lag is de volgende wreedheid alweer naderbij. De vreselijke saouds brengen oliedollars en dan weet je het alweer. Mooi gebied. Maar ze leren het nooit.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Republiek Skopje, zulks is de beste naam voor de voormalige deelstaat "Macedonië".
    Deze Republiek Skopje behoorde in de Middeleeuwen tot Bulgarije.
    Ik ben geen slavist, maar maak mijzelve diets dat "Macedonisch" een bulgaars dialect is.
    Kroem was een gekend bulgaars heerser.
    Bij het verdrag van Santo Stefano in 1876 ontving Bulgarije zijn natuurlijke en etnische grenzen.
    De Britten wisten zulks te versteren.
    Gevolg: een sterk verkleind Bulgarije en nog tientallen jaren van ellende en opstanden.
    De Britten ontvingen voor hun verraad aan de bulgaarse zaak Cyprus.

    BeantwoordenVerwijderen