Veertien zetels bij de jongste peiling van Maurice de Hond. Een absoluut dieptepunt. De implosie van de Partij van der Arbeid gaat vrolijk verder. Minister van Prachtwijken Eberhard van der Laan doet zijn uiterste best om klagende autochtonen en jonge Marokkaanse kereltjes, die dreigen auto’s in de fik te steken, naar elkaar toe te praten.
Veertien zetels, dat kan nog minder, moet de Amsterdamse burgemeester Job Cohen (PvdA) hebben gedacht toen hij een interview gaf aan Trouw. Aanleiding was een bundel lezingen, waarin Cohen voor de zoveelste keer de Joodse minderheid uit vroegere eeuwen op één lijn stelde met de islamitische minderheid in onze tijd.
Dat er behalve overeenkomsten ook verschillen bestaan in de ontwikkeling van beide bevolkingsgroepen, laat Cohen graag buiten beschouwing, ook bij zijn onvermijdelijke verwijzingen naar de Tweede Wereldoorlog.
Maar voor hij daar terecht komt geeft de burgemeester eerst een geschiedenisles. Volgens Cohen kwam de integratie van de hoofdstedelijke Joden op gang ‘vanaf de negentiende eeuw toen Joodse kinderen op school Nederlands moesten spreken, in plaats van Jiddisch‘.
Nu was het Jiddisch, de taal van de Joodse immigranten uit Oost-Europa, in Nederland al aan het begin van de Bataafse Republiek (1795) op zijn retour. Deze taal bleef echter wel in gebruik op de door rabbijnen en godsdienstonderwijzers geleide schooltjes, waar vooral godsdienstkennis op het leerprogramma stond. Amsterdam kende toen zelfs een opperrabbijn die geen woord Nederlands sprak.
Daarom maakte Lodewijk Napoleon, de Franse Koning van Holland, in 1809 een decreet, waarbij het Jiddisch in het onderwijs werd afgeschaft. Hij kreeg daarbij de steun van liberale Joden. Hij stuitte op verzet vanuit de joodse kerkbesturen.
Het Napoleontische beleid werd krachtig voortgezet door koning Willem I. Halverwege de negentiende eeuw was het Jiddisch in ons land als dagelijkse spreektaal praktisch verdwenen. Een officiële leerplicht kent Nederland overigens pas sinds 1901, hoewel het in de voorafgaande decennia al een bijna algemeen gebruik was geworden om kinderen naar de lagere school te sturen.
In de vergelijkingen met de integratie van de Joden wordt door mensen als Cohen graag vergeten dat deze juist tot stand kwam ondanks het verzet vanuit religieuze kringen. De emancipatie raakte in een stroomversnelling toen de synagogen hun invloed op hun Joodse achterban begonnen te verliezen. In die tijd hielpen de sociaaldemocratische en links-liberale voorgangers van Cohen en Alexander Pechtold nog bij deze emancipatie in plaats van deze te belemmeren door godsdienst een bindende rol te geven bij de integratie.
Misschien dat Cohen tussen het schrijven van lezingen eens tijd vindt om te lezen in De Europese Revolutie, het controversiële en veelbesproken boek van Christopher Caldwell. Wellicht heeft deze Amerikaanse waarnemer niet op alle punten gelijk, maar hij poneert wel prikkelende stellingen die recht ingaan tegen het optimistische denken over integratie van multiculturalisten als Cohen en publicist Geert Mak. Zoals (blz. 22): “In theorie zou kunnen blijken dat iedere totaal andere cultuur moeilijk te assimileren is in het Europese leven. In de praktijk is het de islam die de meeste problemen oplevert.” Of (blz 118): “De nieuwe immigratie, voornamelijk van moslims, was minder beheersbaar en minder verklaarbaar dan iedere voorgaande immigratiestroom.”
Job Cohen heeft inmiddels wel begrepen dat de religieuze boerka niet helpt bij de integratie. Hij doorbreekt volgens Trouw ‘zijn imago als theedrinkende slapjanus’ door te pleiten voor het stoppen van uitkeringen aan boerkadraagsters, die worden afgewezen bij sollicitaties.
Tjonge jonge jonge, wat een krachtige taal! Het is zoals de Engelsen zeggen ‘too little too late’. In april 2006 hield partijgenoot Ahmed Aboutaleb, toen nog wethouder van Sociale Zaken in Amsterdam, al een soortgelijk pleidooi. Een jaar later wilde de gemeente Diemen deze maatregel daadwerkelijk in de praktijk brengen, maar werd ze teruggefloten door de altijd begripvolle Nederlandse rechters. Ondertussen wachten de meeste kiezers op serieuze wetgeving, waarmee de mensonterende wandelende vrouwengevangenis genaamd boerka uit ons straatbeeld kan worden verbannen.
Als het aan Job Cohen ligt, blijven de gemaskerde godsdienstfanates rondlopen in prachtwijken als Osdorp, Slotervaart en Geuzenveld. Cohen vindt de boerka persoonlijk verschrikkelijk. Maar het is nu eenmaal ‘een religieuze uiting‘ en daarom mag je deze vorm van vrouwenslavernij (of godsdienstverdwazing, voor zover de dwangbuis 'vrijwillig' wordt aangetrokken) niet verbieden.
Beste Job, is veertien zetels voor de PvdA nog niet erg genoeg?
Carel Brendel
Carel Brendel is auteur van Het verraad van links
Op naar de 0 zetels!
BeantwoordenVerwijderenHet moge duidelijk zijn dat je van de meeste partijen, de pvda in het bijzonder, geen zinnig beleid meer hoeft te verwachten.
Ook atheistische Joden kunnen zich gewoon Jood blijven noemen en dragen daarmee bij tot de integratie en emancipatie Atheitische moslims bestaan er per definitie niet.
BeantwoordenVerwijderenIk ben tegen verbieden.
BeantwoordenVerwijderenWant met een verbod van de burka alleen blijft het niet en lost het niets op.
Met een verbod op een kledingstuk volgt er al gauw een volgend verbod om een ander verschijnsel de kop in te drukken en is evenzo krachteloos.
Neen, zo komen we er niet.