Eigenlijk is het onvoorstelbaar dat we nu al weer zeven jaar in de ban zijn van de duistere wederwaardigheden van een jeugdige psychopaat. Hoe komt het dat hij nog steeds zoveel aandacht krijgt? Hoe kon hij uitgroeien tot een groezelige celebrity? Ik noem zijn naam niet. En zeker niet die verkorte vorm die suggereert dat iedereen weet over wie het gaat. Die zelfs een soort van vertrouwdheid lijkt te willen oproepen die je helemaal niet wil. De vermelding van alleen zijn voornaam in krantenkoppen, in de aankondiging van tv-programma's en in de onderschriften bij foto's doet menigeen de wenkbrauwen optrekken. What the hell moeten wij daarmee? Het is mijn vriend niet. Nee, maar het is intussen wel een merknaam geworden. Het merk ik. En niemand vraagt zich nog af, waar die roem vandaan komt. Roem lijkt in dit geval een op zichzelf staand gegeven geworden.
Natuurlijk is er op gewezen, welke factoren het ontstaan van die merknaam bevorderd hebben. Hij was
niet alleen een prooi van de media, hij zocht ze ook zelf doelbewust op. Dader en slachtoffers zijn/waren meer of minder kinderen van de elite. De al of niet bewezen misdaden vonden niet plaats in een flat in Nieuwegein of Capelle aan de IJssel, maar in het internationale uitgaansleven van disco's, drugs en casino's. De sfeer van alles of niets, alles is mogelijk en geoorloofd, de roekeloosheid van de gokker die kan winnen en verliezen. De wereld van verleiden en bedriegen waarin feiten en fictie nauwelijks onderscheiden zijn. Wat gisteren gebeurd is, bestaat vandaag niet meer. Het imago van de looser die aan het kortste eind trekt: onmin met zijn vader, foute vrienden, afgeluisterd, gefaald aan de leugendetector, bedelend om geld bij een Amerikaanse tante die een liedje voor hem schrijft. Allemaal zaken die ook medelijden en leedvermaak opwekken.
Theatergroep Nieuw West heeft er een toneeluitvoering van gemaakt, die de afgelopen weken werd herhaald in Theater Bellevue in Amsterdam en de komende maanden overal in het land gespeeld wordt. De tekst is van Rob de Graaf, de meest onderschatte toneelauteur van Nederland. De regie van Marien Jongewaard. Filosoof Rob Wijnberg beschreef indertijd in NRC-next dat het hier niet zozeer om een pathologische leugenaar gaat maar om iemand die zich niet voor de feiten interesseert. Op zondag zegt hij: 'dit is er gebeurd, het is zo gegaan', op maandag zegt hij dat het allemaal verzonnen is. Voor hem is het allebei de waarheid. In een interview zeggen de makers dat ze deze stelling als uitgangspunt hebben genomen voor de voorstelling: hij is zowel iemand die “met hetzelfde gemak tot in detail vertelt hoe het gegaan is als iemand die zegt dat er helemaal niets gebeurd is. Het enige wat hij niet kan relativeren is zichzelf als centrum van die feiten. Daar gaat het in de voorstelling om.”
Op de zijwand van het theater staat in grote letters FICTIE geschreven. Dat weten we als toeschouwers dus. Het is geen whodunnit, niet nog een soort mini-Peter-R-De-Vries, maar fictie op basis van feiten. Gaandeweg de voorstelling besef je dat het een soort van verdorven versie van Roodkapje is, een versie van (een verknipte) Romeo en (een getroubleerde) Ofelia, die de waarheid wel eens dichter zou kunnen naderen dan de waarheid zelf ooit zou kunnen.
De regisseur heeft elke vorm van realisme vermeden. Dader en slachtoffer staan of zitten achter een eigen microfoon. In het midden, meer naar achteren, zit de moeder, als een quasi koor. Slechts één keer hebben de jonge personages fysiek contact, wanneer de jongen het meisje benadert met een zachte omhelzing. Maar het is de ijskoude kus van een zieke geest.
De feiten blijven de feiten, maar de schrijver heeft ze gegoten in prachtige toneelmonologen die in hun ogenschijnlijke terloopsheid je soms even de keel dichtsnoeren. Drie kapotte mensen vertellen hun verhaal in retrospectief. (De jongen:) “Hier is het geweest. Hier is zij begonnen. Zij keek mij zo aan, toen moest ik wel – ja, toch? (Het meisje:) “Dus hier was het. Hier hadden we die afspraak. Hier zijn we elkaar tegengekomen, hij en ik...” (De moeder:) “Jou had ik nooit willen hebben. Je hebt mijn jeugd en mijn lichaam verwoest. Voor jij bestond kende mijn leven geen zwaarte. Voor jij bestond was ik blond en gelukkig. Ik wist niet dat mannen bestonden, ik kende het kwaad niet”.
Uit de teksten doemt het beeld op van een verknipte geest die zich gesterkt weet door de gedachten van Fridrich (“Dat je er altijd vanuit moet gaan dat jij de sterkste en de beste bent...”) en zich verwant voelt met de eenzame kunstenaar Vincent (“Vincent zocht het leven en vond de pijn...”), van een moderne Ofelia en van een ongelukkige moeder-dochter-relatie (“Mammie...heeft me altijd (...) op afstand van de zee willen houden. Dat is volgens mij alleen maar omdat ze afgunstig is. De zee is de moeder van alles en zij is alleen maar de moeder van mij (...) Echt leven kon ik pas toen ik niet meer naar mammie hoefde te luisteren. Hier is het begonnen. Hier ben ik voor het laatst gezien. Hier ben ik nu afwezig”). Prachtig spel van Wouter Zweers met een sluwe glimlach en sexy oogopslag. Sanne Vogel acteert verweesd, als een dolend kind-meisje. Marjon Brandsma is als moeder streng, sober, door verdriet verkrampt. Het stuk eindigt met een soort van epiloog waarin we de zelfverzekerde (hij is alleen) in de tv-studio van P&W (er staat een glas wijn op tafel) op film zien en horen: “En zo werd ik een held. Een media-event. (...) Op alle covers wil ik staan, alle sites wil ik domineren. (...) nee – dat dat ook weer voorbij zal gaan, daar wil ik nu niet aan denken. Als het ooit zover komt, dan vind ik wel weer een nieuwe Natalee. See You, Natalee... - This is it.”). Het is eigenlijk net iets te veel werkelijkheid in een voorstelling die het vooral van het fictieve moet hebben. En Wouter Zweers wordt in zijn spel van egotripperij tijdens de voorstelling ook al geprojecteerd op de achterwand. Van de andere kant drukt de epiloog er ons juist weer op hoe het in de werkelijkheid verder is gegaan en confronteert ze ons met die infotainment-glansrol die in werkelijkheid zo is gaan overheersen. In de ogen van Allessandro Barrico is dat hele mediagebeuren een 'culturele mutatie' die we niet alleen voor lief moeten nemen maar ook positief zouden kunnen/moeten opvatten. In zijn bestseller I Barbari (2006 – Nederlandse vertaling De Barbaren van Manon Smits in 2010) spreekt hij over de nieuwe 'cultuur van de oppervlakte' waarin permanente verstrooiing het heeft gewonnen van de ouderwetse concentratie. Die verandering levert ons volgens hem tal van nieuwe mogelijkheden op om door de wereld te 'surfen' waaraan ook de oude doemdenkers heel wat zouden kunnen hebben. Dan is deze 'beroemde barbaar' toch wel een heel donkere schaduwzijde van, een bijzonder duistere plek op die nieuwe te besurfen wereld.
Natallee's laatste woorden in het stuk van Rob de Graaf zijn: “Dag zee, dag lucht, dag eiland. Mij moet je gewoon vergeten.” Toch leeft zij nog. Als beeld van het jonge mooie meisje op wie vernietigende krachten inwerken op de weg naar volwassenheid. De moderne Ophelia die in videoclips, liedjes en films van nu niet meer is weg te denken. Zie bijvoorbeeld de clip Everytime van Britney Spears. Ook in moderne films komt de moderne Ofelia veelvuldig voor: de maagdelijke prima ballerina Nina uit de balletfilm Black Swan van Darren Aronofsky (zie Oscars voor een stotteraar, danseres en bokser) woont bij haar dominante moeder en wordt door haar choreograaf aangezet verleidelijk te zijn, en het depressieve personage Justine in Melancholia van Lars von Trier sterft in haar bruidsjurk. Het androgyne model van de laatste tijd (Valentijn de Hingh, Andrej Pejic van de Hema push-up bh) visualiseert misschien wel het Opheliamoment waar geen tienermeisje meer tegenop kan. Maar in die moderne Ophelia zit volgens Merel van Ommen (De Groene Amsterdammer van 19 januari jl.) ook een bevrijdende kracht. Iets verontrustends. “Een vorm van verzet tegen het moordende keurslijf om tegelijkertijd vrijgevochten en preuts te moeten zijn, of verleidelijk en vrijzinnig”.
Een verknipte Romeo en een getroubleerde Ofelia dus in een gemuteerde cultuur. Het is een interpretatie van een feitelijke geschiedenis. Maar het heeft wel allemaal echt plaatsgevonden. In de epiloog van De Graafs stuk zegt die verknipte Romeo: “Feiten bestaan niet, alleen maar opinies en interpretaties. Dat inzicht maakte mij sterk en de mensen wilden naar mij luisteren. Euforie, daar leef ik voor. Op alle covers wil ik staan, alle sites wil ik domineren. En het is me gelukt. En... - Nee - dat dat ook weer voorbij zal gaan, daar wil ik nu niet aan denken. Als het ooit weer zover komt, dan vind ik wel weer een nieuw strand en een nieuwe Natalee....” Zo is het dus gegaan. Zo is het werkelijk in de werkelijkheid gegaan.
Mooi!!
BeantwoordenVerwijderenMooi!!
BeantwoordenVerwijderenJa mooi, dat stuk.
BeantwoordenVerwijderenDat er alleen maar gebeurtenissen zijn en dat de rest interpretatie is, is m.i. een waarheid als een koe. Maar vervolgens komt interpretatie niet uit de lucht komt voort uit een morele en culturele achtergrond. Bij J. was en is in ieder geval moreel besef geheel afwezig of, misschien beter gezegd: elk moreel besef waarin empathie een rol speelt. Kortom een ' lone wolf', en een gevaar voor een ieder in z'n buurt.
hans
HANS
Mooi stuk!
BeantwoordenVerwijderenDag Dick,
BeantwoordenVerwijderenToevalligerwijs kwam ik bij je blog terecht. Een heel interessante en relevante invalshoek. Ook leuk om te lezen welke associaties anderen hebben bij mijn stuk.
Vind je het goed als ik een link naar deze pagina op mijn website plaats?
Mmmhh, merkwaardig. Bovenstaande is van Merel dus.
BeantwoordenVerwijderen