Ischa Meijer (14.2.1943-14.2.1995) |
herfstig Amsterdam.
Buiten
trilt de stad
zich
langzaam
los
onder gebrek aan zon
mijn
diepste wens
was
ooit
een wandelaar
te zijn
dichtte hij, en werd staande gehouden door De Duidelijk Joodse Kunsthandelaar.
Deze passant had een kobold-achtige gestalte. En hij glimlachte voortdurend - wat zijn voorkomen zowel iets kwetsbaars als irritants verleende; een nogal zonderlinge combinatie van eigenschappen, aan dewelke - tenminste, dat dacht De Dikke Man - een bepaalde opzet ten grondslag moest liggen; waarbij men diende
te beseffen dat het kwetsbare element juist de irritatie opwekte en het ergerlijke een constante aanspraak poogde te maken op het medemenselijke van de omgeving.
'Ik heb haast,' zei De Duidelijk Joodse Kunsthandelaar, ' ik reis vanmiddag af naar Zürich. De jaarlijkse veiling.'
'Goed hotel geboekt?' vroeg De Dikke Man naar de bekende weg.
'Natuurlijk. Dat is de voorwaarde,' zei De Duidelijk Joodse Kunsthandelaar. 'Eerste klas. Voor minder doe ik het niet.'
'Jij hebt een leuk leven,' zei De Dikke Man.
'Ik heb van mijn hobby mijn werk gemaakt,' zei De Duidelijk Joodse Kunsthandelaar, ' en ik weet eigenlijk niet of dat wel zo verstandig is.'
'Neem je iemand mee?' vroeg De Dikke Man.
'Zoals gewoonlijk ga ik alleen,' zei De Duidelijk Joodse Kunsthandelaar. 'Ik duikel ginder wel gezelschap op.'
'Wat voor volk komt er op die veiling?' vroeg De Dikke man.
'Moffen. Veel moffen,' zie De Duidelijk Joodse Kunsthandelaar, 'erg veel moffen, die ontzettend aardig tegen me doen. Zoals ze ook zo sympathiek zijn voor die paar joodse collega's van me in Mofrika zelf. terwijl dát pas gajes is - neem maar van me aan.'
En De Duidelijk Joodse Kunsthandelaar lachte - zeer irritant en uiterst kwetsbaar.
De Dikke Man keek hem lang en doordringend aan.
'Is er wat?' vroeg De Duidelijk Joodse Kunsthandelaar, 'heb ik wat van je aan?'
'Ik bestudeer je,' zei De Dikke Man, 'er bestaan er niet veel meer van jouw type. Hoe zou het geweest zijn toen er nog zat van ons soort was? Dat vraag ik me steeds meer af.'
'En waar ben jij op weg naar toe?' vroeg De Duidelijk Joodse Kunsthandelaar. 'Naar De Betere Slager,' zei De Dikke Man, 'want stel je voor dat de soep opraakt.' Hij stak zijn hand op en marcheerde verder.
Ischa Meijer - De Dikke Man, pag. 56-58. Prometheus.
Vreselijk. Nooit begrepen waarom iedereen zo met dit voor de hand liggende mannetje wegliep, en zijn belletrie is helemáal om te huilen...
BeantwoordenVerwijderenJammer dat Ischa Meijer je reactie niet meer kan lezen, hij zou er vast smakelijk om gelachen hebben. Zo was hij wel.
BeantwoordenVerwijderenJemig, alweer 17 jaar geleden?! Ik mis zijn interviews.
BeantwoordenVerwijderenDat zal wel Ave. Ik kwam hem vaak tegen, en dan beviel hij me wel. Jammer dat hij altijd zo achtedochtig moest zijn, maar ir life leek het me wel een leuke man.
BeantwoordenVerwijderenAlleen dus niet als hij Ischa aan het uithangen was, dus die interviews vond ik niks aan. Net als het interessant werd moest hij weer zo nodig iets confronterends zeggen, iets waarmee je even helemaal op het verkeerde been werd gezet Daar was men ook erg dol op, in die jaren
Ach, het komt geloof ik doordat zijn tijdgenoten van bewondering helemaal plat gingen voor ´rebellen´ - zo noemde men in die dagen mensen die best wel een grote bek durfden opzetten.
Gek is dat eigenlijk.
Grote bek is toch het voorst aan de hand liggende verdedigingsmechanisme, zoals wij onderdehand allemaal aan den lijve ondervinden?