Het verlangen naar een houtkachel

Doeschka Meijsing (1947-30 januari 2012)
Het verlangen naar een houtkachel sluimerde al langer in mijn gedachten, maar nadat ik op de televisie 's nachts het bombardement op Bagdad had gezien, groeide het uit tot een obsessie. Ik zat in mijn eentje voor de beeldbuis en zag het ondenkbare gebeuren. De oranje horizon in de verte, waar zo nu en dan rookpluimpjes uit opstegen, was Bagdad, in de achtste eeuw gesticht door een of andere kalief en uitgegroeid tot een miljoenenstad, eeuwenlang het centrum van de mohammedaanse handel, in Mongoolse
handen, in Ottomaanse handen, in Britse handen. Een stad die onder het Abbasidische kalifaat kunst en wetenschap hoog in het vaandel droeg, waar studenten en geleerden uit de hele wereld naartoe stroomden, die de Duizend-en-een-nacht had voortgebracht, een stad waar wij als kinderen over zongen: 'De sultan van Bagdad, lag op zijn badmat...', die sprookjesstad werd gebombardeerd. De ondergang van Bagdad kwam me zo barbaars voor, en zo speelgoedachtig tegelijkertijd, dat ik mijn ogen niet geloofde. Ik zag het einde der tijden, het voltrok zich onwerkelijk onder mijn ogen, real time stupid.


Na die nacht kon ik het idee van een houtkachel niet meer uit mijn hoofd zetten. Ik bestudeerde de folders die ik had aangevraagd, ik liep eens een kachelwinkel binnen en liet me voorlichten over het ge- en verbruik ervan. Ik piekerde over het schoorsteenkanaal dat we dicht hadden laten metselen toen we het huis betrokken. Ik maakte een begroting.

'Wat is dat toch met die houtkachels van jou?' zei Jula. 'Waarom kunnen we dat geld niet aan iets nuttigers besteden? We hebben al verwarming.'
'Een verwarming kan uitvallen,' zei ik, 'wil je dan in de kou leven?'
'Die verwarming  valt niet uit,' zie Jula, 'en wie gaat er iedere zaterdagmiddag met die peperdure houtblokken sjouwen?'

Ik hield mijn mond maar keek besmuikt naar het parket dat in alle kamers lag, waar ik iedere dag weer van genoot, want een mens moet op hout leven, maar als het oorlog werd zou het ons toch enige tijd warm kunnen houden.

'Er komt geen oorlog en er komt geen houtkachel,' zei Jula.

En Janos zei een paar dagen later: 'Ik vind dat je er niet op vooruit bent gegaan sinds jullie vakantie in Toscane. Wat is daar gebeurd? Een mens kan niet de hele dag lopen piekeren over een houtkachel.'

'Ik wou dat ik het woord houtkachel nooit in de mond had genomen,' zei ik, 'met mij gaat alles prima, het is de wereld die van slag is en ik wil voorzorgsmaatregelen.'

Doeschka Meijsing, Over de liefde, pag. 61-62, Querido, Bestellen?

4 opmerkingen:

  1. "Het verlangen naar een potkachel" was toepasselijker geweest :)

    BeantwoordenVerwijderen
  2. In 1947 geboren??.Dan heb ik alle begrip voor dat grote verlangen.En laten we wel zijn met de huidige Europese regenten is zo"n ietwat paranoïde houding nog zeer nuttig op de koop toe.

    BeantwoordenVerwijderen
  3. excuus, ik ben er niet helemaal bij. Idd een potkachel :D

    BeantwoordenVerwijderen