Zes weken daarvoor was ik gestopt met roken, definitief, het moest maar eens afgelopen zijn met die verslaving, zeventien jaar was genoeg, maar ook zonder dat feit had ik deze jongen niet laten lopen. Hoe kan je een sigaret plaatsen boven een tango, die ook wel een droevige gedachte waarop je kunt dansen wordt genoemd? De danser draaide zich om en liep weg. Wat anders kon hij doen? Ik greep mijn kans, liep hem achterna, tikte hem op de schouder en zei "Zullen wij dan dansen?" Hoewel de Argentijnse man als bijzonder macho wordt gezien, je kunt wél als vrouw een man ten dans vragen, ook een onbekende. Geen probleem. Meestal gaat dat via oogcontact maar mijn directe methode werkte ook. Blij verrast keek hij mij aan en dus pakten we elkaar voorzichtig beet, wachtten enkele maten, luisterden en zonken weg. Ik geloof dat we de hele avond hebben gedanst. Het populaire meisje heeft het me niet in dank afgenomen, toch kostte het me weinig moeite haar woedende blikken te negeren. Ze had wél met hem willen dansen. Tsja... als 'roken voor het meisje komt' dan grijp je weleens mis.
Vòòr de Argentijnse dans, die een improvisatiedans is die men vooral niet moet verwarren met de westerse borrelnootjestango, kwam de muziek: de tango. In 1989 viel ik eens, op zoek naar moderne klassieke muziek, midden in het radioprogramma 'De Wandelende Tak' van de vpro, dat geheel gewijd was aan Osvaldo Pugliese*, de stokoude Argentijnse maestro en zijn Orquesta Tipica. Ik was al weg van de opzwepende klanken van 'le sacre du printemps' van Igor Stravinsky maar deze klanken raakten me diep. Ik werd erdoor gegrepen, zoals dat heet. Wat een onvervuld verlangen drukt deze muziek uit, wat een tegendraads ritme, maar vooral wat een ingehouden hartstocht en spanning!
Een wonder geschiedde. Die zomer kwam Pugliese naar Carré in Amsterdam. Op een zwoele avond die volgde op een bloedhete dag, ging ik er met een vriendin naar toe. We zaten in de nok en toen er bij deze muziek een danspaar, Vanina y Alejandro*, ten tonele verscheen, hield ik het bijna niet meer. Ik zweette. Dit, alleen dit wilde ik leren, dit waanzinnige spel tussen twee mensen, benen die als vlijmscherpe messen de ruimte bewerken, het aantrekken, het afstoten, de woede, het verlangen, de verwijdering en de omhelzing. Godallemachtig.
In het najaar meldde ik me aan bij 'De Amsterdamse Tangoschool' waar onder anderen Wouter Brave en Martine Berghuijs, de spectaculaire dansers, lesgaven maar ook Lalo y Mirta, het Argentijnse danspaar, en Rob en Inez, de Hollanders die van de tango hun hobby en hun beroep hebben kunnen maken. Bij het laatste stel kwam ik terecht voor de beginnerscursus wat een geluk bleek. Ik had A., een kennis die er wel zin in had overgehaald les met mij te nemen.
Discipline, oefenen, nog meer oefenen, geduld en een danspartner die even enthousiast is en die qua dansen geen hark is, dat alles heb je ten minste nodig om deze bloedmooie dans te leren. Eerst de acht passen van de basispas, die mits mooi uitgevoerd al spannend om naar te kijken zijn, dan de ocho's, de media luna en ga zo maar door. De variaties zijn oneindig, steeds weer kun je uit alle mogelijkheden kiezen, niets staat vast. Je weet als vrouw niet wat er gaat komen, alleen de hand op je rug (en de richting van de borst) geeft aan wat volgt en al hoewel je moet volgen, moet luisteren, je hebt bij de Argentijnse tango als vrouw macht, veel macht. Je kunt je gewicht gebruiken, je kunt een pas afdwingen, je kunt soms zelf het initiatief nemen, je kunt vertragen, het is een spel; een gevaarlijk maar geweldig spel.
De Argentijnse tango is een way of living. Denk je er met één les per week te komen, dan vergis je je. Een kantoorbaan erbij is desastreus tenzij je daar kunt slapen want de tangonachten zijn lang. En eenmaal gegrepen wil je meer. Er bestaat niets anders, feestjes zonder de mogelijkheid de tango te dansen, zijn saai, daar heb je niets meer te zoeken. Dus gingen we naar alle tangosalons en concerten - ach wat heb ik genoten van Carel Kraayenhof toen hij nog met Sexteto Canyengue speelde en nog niet de verwesterlijkte tango componeerde om Maxima's tranen tevoorschijn te roepen.
A. en ik dansten goed maar ik wilde niet verder met hem als danspartner. Hij ontpopte zich namelijk als een opschepper hetgeen hij verborg achter gespeelde verlegenheid, onnozelheid bijna. Ik voelde me niet prettig bij hem. Dat was een kleine ramp want je danst nu eenmaal het beste met degene met wie je de eerste passen geleerd hebt. De avond dat ik de beslissing nam, kwam ik toevallig Ischa Meijer tegen. Hij analyseerde het probleem in enkele minuten en gaf zijn keiharde oordeel: ik was onprofessioneel want wat maakt het uit wat voor karakter die danspartner heeft als je goed met hem kunt dansen? Toch heb ik Ischa's raad niet opgevolgd en daar heb ik geen spijt van gekregen.
Er brak een danspartnerloze tijd aan die een half jaar duurde maar ik gaf niet op, nam privélessen van Rob, op wie ik half verliefd werd (maar wie was dat niet op deze innemende, mooie man wiens partner Inez nooit ver weg was?), deed een cursus met deze en gene en danste op de salons met jan en alleman en leerde zo het tangowereldje goed kennen. Schrijver Thomas Rosenboom heeft dat aardig beschreven in 'Spitzen', het boekenweekgeschenk van 2004. Het is een fanatiek wereldje waar geen plaats is voor veel alcohol dat geeft maar onbalans -, waar veel afgunst is wie danst er het beste? - en waar iedereen elkaar in de gaten houdt. Men weet wie iedereen is maar men spreekt nauwelijks met elkaar. Als men dat al doet dan is het over de tango. Men kijkt, men loert, men rookt, men zweet, men houdt elkaar vast en men danst.
Ik kreeg het er op den duur een beetje benauwd van, al had ik veel over voor de dans en het gevoel dat je er, als het goed ging, door kreeg: euforie. Een enkeling vergelijkt het zelfs met een orgasme maar niet zozeer lichamelijk. En het gekke is dat hoe beter je gaat dansen, hoe beter je techniek wordt, hoe zeldzamer die euforische momenten worden. Verslavend. Vrouwen die langs de kant niet voor schoonheden doorgingen, veranderden tijdens het dansen in prachtwezens, verbazingwekkend maar waar. Natuurlijk waren er ook de vervelende mannen, de kleine mannen op zoek naar borstcontact, zeg maar - die je dicht tegen zich aantrokken en van de dans misbruik maakten maar zij waren uitzonderingen en werden meestal genadeloos door de dames afgestraft. Met die viezeriken werd niet meer gedanst. En natuurlijk maakte de tango ook slachtoffers; de stellen die uit elkaar gingen waren talloos, de tango vergt veel van je liefdesrelatie, dat had Ischa Meijer ook al begrepen en er mij voor gewaarschuwd: houd het gescheiden.
Die avond in Utrecht keerde mijn lot. Hoewel danslerares Martine mij aan R. wilde koppelen, een danser met veel ervaring die eveneens zonder danspartner zat, bleef ik koppig. Ik ging alleen voor het beste, R. was dat verre van. De blonde jongen die versmaad werd door het rokende meisje, was het voor mij. Hij bleek een jonge danser met veel talent, en dat was uitzonderlijk onder de mannelijke dansers. Dat hadden andere vrouwen, van wie er veel meer talent hadden, plotseling ook gemerkt maar ik was ze voor. We trokken agenda's, namen lessen, gingen later zelf lessen geven, dansten tot diep in de nacht en sloegen Ischa Meijers tweede raad in de wind want na zes weken werden we naast danspartners ook liefdespartners en dat nu veertien jaar. Ik heb nooit meer gerookt.
Annelies van der Veer
* Ik heb heel veel tangodansparen gezien maar 'n mooier en vooral spannender paar dan Vanina y Alejandro ben ik niet meer tegengekomen. Zij gingen wel uit elkaar maar gelukkig is deze historische opname er nog: een dansoptreden met Osvaldo Pugliese [overleden in 1995] en zijn Orquesta Tipica. Het kan kan niet mooier want ze dansen op het onvergetelijke Recuerdo. Klik op het plaatje.
[Deze tekst verscheen 26 juni 2005 op www.VetVEtVET.web-log.nl en
september 2005 in het tangomaandblad La Cadena.]
Geweldig! Dat is nog eens fijn genieten. Wat mooi, wat heerlijk.
BeantwoordenVerwijderenBedankt voor deze escape van het dagelijkse leven.
Marguerite.