"Tijdens de tweede wereldoorlog werd mij de volgende anecdote verteld: een aantal verzetslieden hadden het plan opgevat om een ss-man, die zich naar zij meenden bezighield met aanbrengen, uit de weg te ruimen. Zij wilden hem vermoorden, maar waren er niet helemaal zeker van of je zoiets wel doen kon. Zij wendden zich om raad tot een pastoor, en legden hem het morele probleem ‘mag men een ss-er vermoorden?’ voor. Het antwoord van de pastoor is mij altijd bijgebleven. Hij zei ‘eigenlijk niet’. De geschiedenis werd mij geloof ik verteld als een illustratie dat blijkbaar ook pastoors, mannen des vredes eigenlijk, meededen aan het te vuur en te zwaard bestrijden van de Duitsers en door uitspraken als deze aan verzetslieden een soort jachtacte verschaften. Mij trof die uitspraak echter omdat hij zo duidelijk verschilde van het marxistisch-leninistische antwoord op deze vraag, dat ongeveer zou hebben geluid: natuurlijk mag dat, het moet zelfs, het is een goede, ethisch zeer positief te beoordelen daad!
Men kan zich voorstellen dat mensen die andere mensen doodmaken en daarbij geestelijke raadslieden consulteren en van hen te horen krijgen dat het doden van een medemens eigenlijk een heel lelijk ding is, waartoe men slechts in uiterste noodzaak mag overgaan - men kan zich voorstellen dat zulke mensen bij het doden van andere mensen een zekere terughoudendheid zullen betrachten, zich minder gauw door bloeddorst en wraakzucht zullen laten meeslepen, dat moorden met een zekere tegenzin zullen doen - omdat zij af en toe aan die pastoor denken die hun verteld heeft dat zoiets eigenlijk niet mag. Laat men zich echter leiden door een levensbeschouwing die zegt ‘zedelijk is, wat dient tot vernietiging van de oude uitbuitersmaatschappij’ zonder meer, dan wordt het vermoorden van een medemens een ding, dat in alle opzichten goed is, want het goede doel wordt erdoor bevorderd. Maakt men per vergissing, bijvoorbeeld in het kader van de ‘persoonsverheerlijking’, enige millioenen mensen te veel dood, dan is dat meer een beleidsfout dan een misdaad. Het gevoel dat moorden überhaupt en altijd en overal en voor welk edel doel dan ook iets beroerds is ontbreekt, met alle gruwelijke gevolgen van dien.
In zijn zo lezenswaarde boek Marxism, 100 years in the life of a doctrine geeft Bertram Wolfe het volgende citaat uit het eerste nummer (18 augustus 1919) van Het rode zwaard, officieel orgaan van Lenins toen pas opgerichte politieke politie:
‘Wij hebben een nieuwe code. Ons humanisme is absoluut, want gebaseerd op het glorierijk ideaal van de afschaffing van tyrannie en onderdrukking. Alles is ons geoorloofd, want wij zijn de eersten ter wereld die het zwaard trekken niet ten behoeve van slavernij en onderdrukking, maar voor de zaak van vrijheid en bevrijding uit de slavernij.’
Er zou - dit terzijde - een interessante studie te schrijven zijn over de communistische polemiek, van Marx tot Mao. Het moreel zwart maken van de tegenstander op de grofste en onnozelste wijze die men zich denken kan speelt daar een zeer grote rol. Wie aanmerkingen maakt op de leugens, verdachtmakingen en scheldwoorden die door Marx en Lenin en hun volgelingen op tegenstanders worden afgevuurd, krijgt te horen - in het gunstigste geval - dat dit wellicht of zelfs zeker te betreuren is, maar dat nu eenmaal waar gehakt wordt spaanders vallen, à la guerre comme à la guerre, men is in de ‘strijd’ nu eenmaal ‘gedwongen’ minder zachtaardige middelen te gebruiken - alsof het niet mogelijk ware een zeer felle polemiek te voeren zonder leugen, verdachtmaking en scheldwoorden. En alsof leugen, verdachtmaking en scheldwoorden per se meer effect sorteren dan redelijke argumenten."
Natuurlijk is het niet mogelijk een felle polemiek te voeren zonder leugen, verdachtmaking en scheldwoorden. Dat is alleen mogelijk indien tenminste een ruime meerderheid van alle mensen tot in het diepst is overtuigd van de goedheid van het na te streven doel. Daar gaat en ging het bij het communisme altijd al mis. Het doel was macht, vals verpakt als strijd voor ‘de goede zaak’. Daarvoor diende ook dat zwaard. Om de troon te veroveren, te heersen en tiranniseren ten behoeve van de verworven macht. Daarom ook sorteren leugen, verdachtmaking en scheldwoorden in die sfeer veel meer effect dan redelijke argumenten, want ‘Alleen waarheid en wijsheid zijn niet bang voor kritiek’. (…).
BeantwoordenVerwijderenVervang het communisme in dit stuk van Van 't Reve door multiculturalisme en je hebt een aardige weergave van de manier hoe multiculti's te werk gaan. Ook zij maken onwelgevallige geluiden verdacht met vaak nog grovere middelen.
BeantwoordenVerwijderen