maar je moet er even op weten te komen

(...) ik was kort geleden juist tot de beantwoording gekomen van de vraag wat te doen indien ik, in Den Haag, voor wat voor subsidie dan ook, enig manuskript zou moeten inleveren waarvan bepaalde passages een voorzichtig kommies aanstoot zouden kunnen geven.

De procedure zou allereenvoudigst kunnen zijn: men neme, vóór de inlevering, elke passage die
moeilijkheden zou kunnen geven eruit (en mocht de tekst dan niet lopen, wat in de moderne Nederlandse letterkunde niet zo waarschijnlijk is, voege er iets gematigds in), strijke de prijs of beurs op en brenge, bij publikaatsie, de verwijderde tekst weer integraal aan. Het is, als met zo veel dingen, weer het ei van Columbus, maar je moet er even op weten te komen.

En dan te moeten bedenken dat al die schranderheid nu niet meer nodig is, waarschijnlijk zelfs niet eens meer als je nog wèl een tekst zou moeten inleveren, want als je tegenwoordig schrijft over meeldraden en stampers, of alleen maar over stampers, dat het een aard heeft en de lezer voor altijd de lust tot kezen vergaat - tien tegen één dat dan een katoliek parlementslid op een of andere vormingsdag lovend van je getuigt, dat je een zoeker bent en 'het menszijn als zodanig strijdend beleeft', of woorden tot een gelijksoortige strekking. Daarom begrijp ik ook niet, hoe mijn kunstbroeder Willem Frederik Hermans erbij komt om te beweren, dat in Nederland 'niks mag'. In Nederland mag vrijwel alles, als je maar eties bent en er voortdurend geen twijfel aan laat bestaan, dat de problemen van de bestemming van de mens, van de zin van het leven, van het aantal lichtjaren der hemellichamen, dat die je enorm dwars zitten. We zijn een zwaartillend, tobberig volk, en wie daar in zijn literaire vormgeving geen rekening mee houdt, of God met alle geweld zonder hoofdletter moet schrijven, die is een grote stomkop, vind ik, en haalt zich alle narigheid zelf aan.

Het enige, waar je zelf niks aan doen kunt, maar wat ze je in Nederland nooit zullen vergeven, dat is: genoeg geld verdienen met schrijven om ervan te kunnen bestaan. Het woord 'broodschrijver' dat men voor iemand aan wie dat lukt, heeft bedacht, is ongunstig bedoeld, wat ik niet begrijp, want het lijkt me heel eerzaam om doormiddel van je kunstenaarschap in je onderhoud te kunnen voorzien. Ik schrijf voor Geld, zoals ik al enige malen eerder te kennen heb gegeven, want er moet van alles worden betaald en voor niks gaat de zon op, en niet tot het heil der mensheid, wat weer niet wil zeggen, dat ik geen maatstaven van kwaliteit en eerlijk vakmanschap aanleg, en evenmin, dat ik de mensen met alle geweld met mijn teksten narigheid en verdriet wil bezorgen, allerminst: als ik met een boek hier en daar een lichtstraaltje kan brengen in deze als een filosofies heelal uitdijende woestijn van glas en beton, dan doet mij dat deugd en stemt mij dat dankbaar. Maar veel kan ik aan de mensen hun tobberijen niet verhelpen, en laat men zich in dit opzicht van mijn vermogens geen te gunstige voorstelling maken, zulks om teleurstelling te voorkomen.

Uit: Nader Tot U (Brief Uit Het Verleden) - Gerard Reve

1 opmerking:

  1. In een recensie vorige week in VK over het derde deel van de biografie van Gerard Reve stond: wie leest Gerard Reve nog?
    Ik lees hem heel veel. Elke zin gaat ergens over.

    BeantwoordenVerwijderen