Een wereld van verschil: het Jodendom als religie tussen de wereldreligies
Met het religieuze Jodendom is er iets bijzonders aan de hand. Het is heel gebruikelijk het Jodendom te beschouwen als een van de grote wereldreligies temidden van zo'n zes of zeven andere: Hindoeïsme, Boeddhisme, Confucianisme, Taoïsme, Shinto, Christendom, Islam. De ondertitel van deze lezing: 'Het Jodendom als religie tussen de wereldreligies' verwijst ook naar deze opvatting. Maar kijken wij nu eerst eens even naar de cijfers. Globaal zijn die als volgt:
Chinese religies 200 miljoen aanhangers;
Shinto 110 miljoen;
Hindoeïsme 700 miljoen;
Boeddhisme 275 miljoen;
Islam 750 miljoen;
Christendom 1500 miljoen.
En nu het Jodendom: 12 miljoen, en dan hanteer ik nog de nodige jiddische overdrijving, want enigszins religieus geïnvolveerd - van ultra-orthodox tot en met ultra-progressief - zijn op dit moment waarschijnlijk ten allerhoogste zo'n vier miljoen joden, verspreid levend over de hele wereld, met de grootste concentraties op het Amerikaanse continent, in Frankrijk en Israël. Het Jodendom een wereldgodsdienst? Niet als je kijkt naar de aantallen.
Is het Jodendom dan misschien een wereldreligie omdat het in principe graag iedereen erbij zou willen betrekken, met liefde, list of geweld? Ook dat is zoals bekend geenszins het geval. Het Jodendom bedrijft al duizenden jaren missie noch zending, het voert geen bekeringsoorlogen en het doet niet aan outreach onder niet-joden via joodse ashrams en joodse guru's. Sinds de tijden van de kruistochten, de inquisitie en de shoah is het zelfs in toenemende mate moeilijk geworden voor buitenstaanders om als lid van de joodse religieuze gemeenschap en daarmee tevens van het joodse volk te worden aanvaard. Begrijpelijkerwijs werden de rabbijnen steeds beduchter voor het toelaten van proselieten die in feite een vijfde colonne zouden kunnen blijken te zijn.
Natuurlijk was er desondanks te allen tijde ook in het Jodendom sprake van een in- en uitstroom. Mensen die van geboorte niet-joods waren, kozen vrijwillig om 'het juk van de tora' ofwel 'het juk van de mitswot' (de talloze religieuze opdrachten) op zich te nemen. Deze gerim (joods geworden 'vreemdelingen') waren uit de aard der zaak vaak meer gemotiveerd dan de gemiddelde jood en kwamen daardoor soms tot aanzienlijke posities in de religieuze gemeenschap. Je vindt hen onder de Talmoed-geleerden in de Oudheid en tegenwoordig onder de in religieus opzicht meest actieve joden. Maar heel erg groot zijn hun aantallen - behalve in de periode van de late Oudheid, toen het even als chic gold om joods te zijn of te worden - nooit geweest, mede door de doelbewuste afhoudendheid van de rabbijnen.
De 'uitstroom' uit het Jodendom was daarentegen vaak formidabel. Tien stammen gingen in de bijbelse Oudheid spoorloos op in het toenmalige Assyrische wereldrijk. In de Hellenistische tijd moeten duizenden joden van de intellectuele elite zich hebben geassimileerd aan de Grieks-Romeinse cultuur. In de Middeleeuwen, door frequente christelijke pograms met martelingen en de brandstapel bedreigd, hebben grote aantallen joden zich noodgedwongen laten dopen. Sommigen van hen, bijvoorbeeld de zogenaamde marranos die in de Gouden Eeuw van het Iberisch schiereiland naar Amsterdam waren gevlucht, kregen de kans hun bekering-op-de-punt-van-het-zwaard later weer ongedaan te maken.
Maar van talloze joden zijn de nazaten tot de dag van vandaag christelijk gebleven, onwetend van hun ten dele joodse afkomst. Ook in de islamitische wereld deden zich bij tijd en wijle analoge massale, gewelddadige bekeringen van joden voor.
Wat de fanatieke godsdiensten met hun martelingen, moord, doodslag en geweld, altijd toch maar ten dele lukte, is in recente tijd de westerse Verlichting met haar in eerste instantie vriendelijke, humanistische ideeën en zachtaardige ethische idealen zonder slag of stoot gelukt. Niet duizenden, tienduizenden, maar miljoenen joden 'bekeerden' zich in de afgelopen twee eeuwen, in alle vrijheid en uit spontane overtuiging, tot de moderne, universalistische Kerk der Rede. Dankzij de Napoleontische emancipatie van de westerse joden kon deze, na eeuwen van isolatie en onderdrukking, eindelijk weer wetenschapsbeoefenaar, politicus of staatsman, dokter, kunstenaar, militair, boer, ambachtsman, kortom beoefenaar van willekeurig welk beroep dan ook worden. Heel vaak onder verwerping, verloochening of verdringing van hun Jodendom hebben de door Napoleon uit het ghetto bevrijde joden daar massaal gebruik van gemaakt. Bovendien hadden vele joden, met name in Duitsland, de voor de hogere seculiere carrière in feite toch nog wel noodzakelijke doop graag over.Een gevolg van deze maatschappelijke processen is dat wij, als wij met een gemengd gezelschap van joden en niet-joden bijeen zijn, nooit honderd procent zeker zullen weten of wij niet ook ten dele voorouders van 'de andere kant' hebben. Als je zoals ik - maar dat is tegenwoordig een uitzondering - minstens 128, zo niet 1024 aantoonbaar vol-joodse voorouders hebt, is dat geen garantie dat er in de grijze Oudheid nooit eens bekeerlingen tot het Jodendom onder die voorouders kunnen zijn geweest. En voor de Oost-Europese joden - vóór de shoah de meerderheid van het joodse volk - komt daar nog bij dat er op grote schaal verkrachtingen voorkwamen tijdens de rooms-katholieke pogroms in Polen en de orthodox-christelijke pogroms in Rusland. Vandaar, zegt men, dat joden van deze herkomst vaak blauwe ogen en rossig-blonde haren hebben.
Degenen onder de niet-joden die menen dat zij, al was het maar vanwege het domineesgeslacht waaraan zij zijn ontsproten of, nog absurder, vanwege hun blonde haren en blauwe ogen (of in de mediterrane wereld: vanwege hun islamitische herkomst) onmogelijk joodse voorouders kunnen hebben, zouden zich weleens deerlijk kunnen vergissen, als je al die miljoenen uitgestroomde, overgelopen, bekeerde of verkrachte joden van de achterliggende eeuwen meerekent.
Vanuit het gezichtspunt van de genetische vermenging is het Jodendom dus wel een 'wereldreligie', maar dan niet bepaald in de meest gangbare betekenis van die term.
Waarom wordt het religieuze Jodendom, hoe verdwijnend klein zijn aanhang ook is geworden en terwijl het bovendien in een waaier van stromingen en substromingen is verdeeld, dan toch nog in één adem genoemd met de grote wereldreligies?
In de eerste plaats natuurlijk omdat het de ervan afgetakte religies - Christendom en Islam, die met name buiten West-Europa nog steeds een massale aanhang hebben - althans ten dele heeft geïnspireerd. Via de gelovigen, en niet te vergeten de afvalligen van deze twee werkelijk omvangrijke wereldreligies heeft het Jodendom een aantal religieus-ethische principes in de wereld gebracht die inmiddels, zij het soms onherkenbaar getransformeerd of verwaterd, in het algmene bewustzijn zijn opgenomen.
De potentieel belangrijkste bijdrage van Tenach, de Hebreeuwse bijbel en vervolgens van het rabbinale religieuze Jodendom aan de nu wereldwijd zo dominante westerse cultuur is waarschijnlijk zijn rationele, potentieel democratische sociale gezindheid, met de daarbij behorende ethiek en praktische moraal:
- heb uw naaste lief als uzelve (niet een christelijke vondst, zoals menigeen denkt, maar al te vinden in Vayikra/Levitucus, 19:18);
- wees barmharig voor je vijanden en goed voor degenen die van jou afhankelijk zijn: je bedienden, je kinderen, de armen, vreemdelingen, dieren (dit staat in de tora en wordt nauwkeurig uitgewerkt in de Talmoed en in de daarop volgende rabbijnse commentaren (ook dit is dus een van oorsprong typisch joodse gedachte);
- wees actief betrokken bij je medemensen en je omgeving. Beoefen tsedaka. Tsedaka is dan niet zonder meer 'liefdadigheid', het geven van aalmoezen, zoals het vaak wordt opgevat, maar eerder zoiets als verdelende rechtvaardigheid. In onze tijd is tsedaka misschien bij uitstek te vertalen met 'zorg voor het milieu' of met 'hulp aan andere mensen en andere volkeren in moeilijke omstandigheden';
- pleeg geen incest en ander geweld binnen het familieverband of daarbuiten tegen zwakkeren (het zou prettig zijn als ook deze van oorsprong joodse norm wat algemener werd toegepast).
Nog een aantal 'typisch joodse' morele aansporingen en gebruiken die soms ten dele in de algemene cultuur zijn overgegaan of waarvan je zou mogen hopen dat dit alsnog gebeurt:
- handel je verplichtingen, vooral die jegens anderen, snel en correct af ('Zo niet nu, wanneer dan?' is de bij uitstek joodse zegswijze, stammend uit talmoedische tijden). Uitstel, voor je uit schuiven, je schulden en overige verplichtingen, zowel de materiële als de niet-materiële, niet tijdig inlossen geldt als 'on-joods';
- roddel niet, laster niet en klets niet over anderen achter hun rug ('Eeuwige, behoed mijn tong voor kwaadspreken en mijn lippen voor het zeggen van leugens' vormt een onderdeel van de Amida, het dagelijks gebed);
- wees geen platvloers mens, maar vooral ook geen zwever en verkoper van vrijblijvende mooie praatjes. Wees 'als een boom bij het water': stevig geworteld en toch met een rijke kruin, staat in de Mishna;
- maak een het goed bedoelend mens niet ten overstaan van anderen in het openbaar te schande. Zorg dat je medemensen, ook als zij hebben gefaald of iets verkeerd doen, zo min mogelijk hun gezicht verliezen;
- als je een zieke bezoekt, een begrafenis bjiwoont of rouwenden na een sterfgeval bezoekt, een begrafenis bijwoont of rouwenden na een sterfgeval opzoekt (Dit behoort tot de mitswot, de vele religieuze opdrachten), begin dan niet over je eigen problemen, je eigen ziekten, kwalen of verdriet. Wacht bij voorkeur tot de ander begint te spreken en reageer op wat die wil zeggen;
- geniet volop van het goede van het aardse leven, leef liever niet als een asceet (dat leidt maar tot negatieve explosies), maar wees wel beheerst in je dierlijke aandriften;
- respecteer het leven; het is het kostbaarste bezit.
(...)
Andreas Burnier
[eerdere reacties: hier]
Een gevaar dat de ziel in wil - Andreas Burnier
(pag. 435-437)
Essays, brieven en interviews 1965-2002
510 pagina's
Samenstelling Ineke van Mourik en Chris Rutenfrans
Uitgeverij Augustus
Amsterdam - Antwerpen
Geen opmerkingen:
Een reactie posten