Verraad


Het thans 50-jarige individu Jan L., aan mij rapporteur bekend, thans wonende in Les G., Drôme (Reve), deserteerde in 1946 uit het Nederlandse leger.

'Hoe komt een mens tot zoiets', zeg ik toonloos, als wij kennis hebben gemaakt en ik zijn levensloop verneem.

'Ik wou niet naar Indië', zegt Jan L., flink innemend van de wijn, die in fijne druppeltjes van zijn gebarsten happerslippen spat.

'Maak dat de kat wijs', antwoord ik. 'Het was gewoon lafheid. Je bent erger dan een nicht. Je hebt het blazoen van de Koningin bezoedeld. Je hebt het vaandel van het Vaderland onteerd. Het is, dat het al weder zulk een tijd geleden is. Een mens vernieuwt zich. Er is altijd hoop.'

'Ik was helemaal niet te schijterig om te vechten', betoogt de gemoedelijke, allerminst naar vernieuwing staande verdoverskop tegenover mij. 'Ik verdomde het alleen om tegen Indië te gaan vechten. Ik had geen zin om daar te gaan vechten voor het imperialisme.'

'Voor het wàt? ...' vraag ik.

'Voor het im-pe-ria-lisme!' brult Jan L. terug.

'Het imperialisme, ja, ja', zeg ik bedachtzaam. 'Ken u mij daar het adres en het telefoonnummer van opgeven?'

'Ik wilde best vechten, daar ging het niet om', recapituleert Jan L. 'Ik had alleen geen zin om tegen Indië te vechten. Ik wou best tegen Franco vechten.'

'Dat is gemakkelijk lullen', zeg ik. 'Er heeft toch nooit een oorlog of een politionele actie tegen Franco op het programma gestaan?'

De melancholie, die ik eindelijk heb weten te planten, verbreidt zich als een vlek over het verhitte maar ongevaarlijke gelaat tegenover mij. Er heerst een kort zwijgen. Jan L. schudt zachtjes het hoofd, en om zijn jongensachtige schreeuwersmond verschijnt bijna iets als een glimlach. 'Weet je, dat ik een paar jaar geleden... hoe lang is het geleden? Drie, vier... Nee, vier jaar geleden is het. Dat ik toen tòch nog in Indië ben geweest?'

'Beter laat dan nooit.'

'Het komt zo: ik kon er naar toe, met een reisclub. Er was iemand uitgevallen, omdat hij niet mee kon. En die wou zijn vliegbiljet wel weer goedkoop kwijt, aan mij. Zodoende ben ik gegaan, met het vliegtuig. Ik kom daar dus aan. Een prachtig land! Weet je dat?'

'Of het een prachtig land is!'

'En verschrikkelijk aardig, de mensen daar. Je hebt geen idee hoe aardig ze tegen je zijn als ze horen dat je Nederlander bent. Dat kan je je niet voorstellen. Je snapt eigenlijk niet waarom.'

'Die mensen zijn blij als ze ons terug zien', leg ik uit. 'Ze hebben spijt, dat we daar ooit zijn weggegaan. Ze hadden het goed, toen wij er nog zaten. Er was orde, en veiligheid en recht. Rampokkers, die werden gewoon neergelegd, toen. Kom daar nu eens om.'

'Nou, dat weet ik niet', sputtert Jan L. tegen.

'Nee, maar ik wel', verklaar ik streng. 'Die mensen waren gelukkig. Ze hadden nog niet die gehypertropheerde behoefde, die enkel en alleen voortkomt uit het kader van ons Westeuropese denkraam. Ze aten gewoon wat, als het zo uitkwam. Rijst met een visje, ik noem maar wat. Van een oude krant. Je zag ze bij wijze van spreken zò zitten. Van 7 1/2 cent per dag konden die mensen ruimschoots leven. Ik herhaal: ruimschoots leven.

'Maar ik kom dus aan, op het vliegveld', vervolgt Jan L., 'en ik wandel de stad in, en wat doe ik? Ja, wat doe je, is het gek? Ik koop een krant.'

'Kon je die dan lezen?'

'Ik bedoel: een Nederlandse krant.'

'Dat klinkt al beter.'

'Ik koop dus die krant, van een krantevrouwtje, en ik maak een praatje. Die mensen daar hebben helemaal geen haast. Ze praten graag met je. Dat vrouwtje dat vraagt me: "U bent hier zeker voor het eerst?" Gek hè, dat zo een vrouwtje dat gewoon weet, of dat ze het voelt...'

'Dat is de goena goena.'

'Nou, en ik begin het uit te leggen. Ik zeg: "Het had niet eens veel gescheeld, of het was de tweede keer geweest". En ik begin te vertellen. Ik zeg: "Ik had hier eigenlijk in 1946 al naar toe gemoeten, met de soldaten. Met het Nederlandse leger. Maar ik wou niet. Ik wou niet tegen Indonesië vechten. Zodoende ben ik niet gegaan. Ik ben weggelopen. Ik ben uit het Nederlandse leger gedeserteerd". Ja, hoe moet je dat zo een vrouwtje allemaal uitleggen?'

'Je hebt het heel goed uitgelegd.'

'Ja, maar weet je wat dat vrouwtje tegen mij zegt? Je raadt het nooit. Weet je wat ze zegt?'

'Nee. Vertel jij me maar eens, wat dat lieve kleine bruine vrouwtje tegen jou gezegd heeft.'

'Je gelooft het nooit', mompelt Jan L., met op zijn gelaat mogelijk dezelfde verbijstering als toen. 'Ze zegt:

"Dat was niet mooi van u".'

Gerard Reve

Uit: Een Eigen Huis - Gerard Reve
Pag. 120-122
Elsevier Manteau - Amsterdam/Brussel
1979

3 opmerkingen:

  1. Ik weet nog dat ik dit verhaal voor het eerst las, heeeeel lang geleden en dat ik verbijsterd was over de inhoud. Dat leerde je nou niet op school. Daar leerde ik alleen maar en de hele dag door dat alle ellende in de wereld de schuld van het Westen was.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. En nu aan de Indonesiers alle tijd om de kennis en kunde van de Nederlanders zelf toe te passen.
    Als men dat wil, indien men het kan.
    Maar het kan ook anders en kan men kiezen voor de Islam.
    Niets mis mee. Als de keuze fout is, ligt het in ieder geval niet aan het westen maar aan het eigen inzicht. Aan hen de keuze, aan hen de mogelijkheid om, met vallen en opstaan, een beter Indonesie te creeren. En pakt de keuze verkeerd uit, zijn zij het die de allerhoogste prijs betalen.


    En zo hoort het.

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Ze hebben nu al even geen eigen keuze meer Dirk:
    http://www.nd.nl/artikelen/2008/augustus/09/islamisering-beknot-vrijheid-voor-iedereen-in-indo

    BeantwoordenVerwijderen