'Dat komt omdat u geen jood bent'

Ik knikte zonder begrip, en vroeg hem daarna wie meneer Jacobs was. Hij haalde zijn schouders op en verklaarde, dat die uit Duitsland kwam en hier van meneer Levisson een soort baantje gekregen had, omdat het in dat land zo onveilig was.

'Hij is hierboven met het archief bezig,' besloot hij, terwijl hij zich weer terugtrok in zijn werkruimte.

Het was eigenlijk voor het eerst in die periode, dat ik stilstond bij het gebeuren in Duitsland. De kranten schreven er niet erg veel over, en ik had trouwens geen tijd om die te lezen. We hoorden wel eens geruchten van mensen die daar kennissen hadden; vergezochte verhalen over vervolgingen en geweld - maar Phiny noch ik hechtten geloof aan die sensatieberichten. Er wordt zo veel gekletst.

Maar toen ik weer doende was met het tekenen van Al Peppernose, moest ik steeds denken aan de man
die bezig was met het archief. Hierboven moest de zolder zijn, en als daar een archief was zou dat wel in een verwaarloosde staat verkeren; ik had daar nog nooit iemand heen zien gaan. En nu zo maar een vreemdeling uit Duitsland...

Toen Binnenveld met lunchpauze was, begon ik voor het eerst de omgeving in dit oude pand te verkennen. Daar was ik nooit toe gekomen omdat de donkere gang niet tot onderzoek noodde. En daardoor ontdekte ik nu pas de trap aan het einde daarvan. Op de tast beklom ik die zodat ik inderdaad in een zolderachtige ruimte terechtkwam. Door twee dakraampjes viel een grauw licht naar binnen dat, gezeefd door stofwolken, ontelbaar stapels papier bescheen. En uit het midden daarvan rees een bleke gedaante in een grijze stofjas op; een magere man die niet veel ouder was dan ik. In de ene hand hield hij een stapeltje papier en in de andere een boterham waaruit hij zojuist een hap genomen had.

Hij staarde me aan met holle, zwarte ogen in een wit gezicht, alsof ik hem op iets verbodens betrapt had, en ik staarde nogal schutterig terug.

'Ich hoffe dass ich nicht störe....' - zoiets zei ik in mijn beste Duits; maar hij verzekerde mij dat ik dat niet deed, en dat hij Niederländisch sprak omdat zijn vader een Nederlander was die in Bremen werkte. Hád gewerkt, bedoelde hij, want zijn vaders winkel was vernield en veel van zijn boeken waren verbrand. Zijn naam was Jacobs.

Ik begreep niet meteen wat hij bedoelde, maar ik knikte begrijpend en stelde me voor, zoals dat hoort. Ook vroeg ik hem of hij dit geen akelig werk vond, in stof en mufheid, en of hij soms een archivaris was.

Hij stiet een kort lachje uit terwijl hij weer op het stoeltje ging zitten, dat daar tussen de papieren stond.

'Nee, nee, geen archivaris,' zei hij. 'Ik ben ein Jude,' alsof dat alles verklaarde.

Daarna nam hij een nieuwe hap uit zijn boterham terwijl hij me van ter zijde aan bleef kijken, zodat ik me tamelijk achterlijk voelde. De sensatieverhalen kregen nu een andere betekenis, en ik moest plotseling aan Scheveningen denken.

'Ik ben een goj,' zei ik verontschuldigend.

Tot mijn verrassing begon hij toen écht te lachen, en hij stond weer op om mij een hand te geven.
'Geen goj,' zei hij. 'Een Ariër.'
En daarop legde hij uit wat dat betekende, en veel van al die andere dingen die nu bekend zijn en alleen nog maar weerzin opwekken. Weerzin, ja. Die voelde ik toen ook, maar om heel andere redenen.

Ik luisterde naar zijn uitleg van het antisemitisme, alsof hij het over kannibalisme had. Maar hij sprak zo overtuigend, dat ik me begon te schamen over mijn onwetendheid. Dat zei ik ook tegen hem - maar ik voegde eraan toe dat het zo ondenkbaar en middeleeuws was, dat niemand in mijn omgeving het kon geloven.

'Dat komt omdat u geen jood bent,' zei hij. 'Jodenvervolgingen zijn er altijd geweest, ze horen bij ons volk.'

'Het zal wel jaloezie zijn,' zei ik verklarend. 'Volgens de Bijbel zijn de joden een uitverkoren volk, en dat zet kwaad bloed.'

'De Bijbel,' herhaalde hij hoofdschuddend. 'Wij hebben de Talmoed, en die is anders.'



Het is vreemd, hoe scherp men zich sommige dingen van lang, lang geleden kan herinneren. De verwarring waarin ik die middag naar huis liep, bij voorbeeld. Het is nu moeilijk te begrijpen hoe schokkend het toen was dat de gruwelberichten uit Duitland waar bleken. In die tijd geloofde ik nog in de menselijke evolutie. 

Naïef natuurlijk, maar ik had een grote interesse voor godsdiensten, en na de christelijke had ik me verdiept in de theosofie en het hindoeïsme, het boeddhisme en de voodoo. De islam en het jodendom had ik wat slordiger doorgenomen omdat die, net als het christendom, van Abraham afstammen en alle drie maar in één god geloven.

Atheïstisch noemde Socrates dat.

Ik meende oprecht dat de mensheid langzamerhand zou inzien, dat iedereen recht heeft om te geloven wat  hij wil. Alle mensen zijn verschillend, dacht ik, en wat je gelooft is waar. Daar heeft een ander niets mee te maken. 

In mijn hoogmoed vond ik iedereen eigenaardig die er anders over dacht. In de Nederlandse politiek speelde het geloof een grote rol, zodat er bij voorbeeld zelfs een Staatkundig Gereformeerde Partij bestond. Dominee Kersten was daar de vertegenwoordiger van, en hij verfoeide de katholieken zozeer dat hij het over het Beest van Rome had wanneer hij de paus bedoelde. Ik had zo'n hekel aan die dominee, dat ik altijd op hem stemde - want ik had ook een hekel aan de andere partijen. Allemaal groepjes, sekten en massabewegingen.

En nu het Jodendom. Wat is, in godsnaam, een jood? Daar had ik me nog nooit in verdiept.

Phiny had een oom, die een Rus was geweest en die Nederlander was geworden toen hij met haar tante trouwde. Een merkwaardige man, die als een arme vluchteling in ons land kwam, op slag verliefd werd op die mooie Groningse, en erin slaagde om binnen enkele jaren tot grote welstand te geraken zodat hij kon huwen. Ik leerde hem pas veel later kennen, toen hij me zijn schilderijenverzameling liet zien - allemaal uitgeweken Russische schilders - en me bij mijn revers pakte om me met verheffing van stem duidelijk te maken dat het jodenvraagstuk gemakkelijk kon worden opgelost door de joden zelf. Ze hoefden zich gewoon maar te vermengen, zoals hij gedaan had - en kijk nu eens naar zijn dochters. Schoonheden! Zijn het geen diamantjes? Blond en blauwe ogen en zonder Jahweh! Jodendom is een vloek; ik moest me niks laten wijsmaken!

Dat was eigenlijk het enige wat ik van het jodendom wist: dat oom Jacob een jood geweest was vóór zijn huwelijk. En ook herinnerde ik me de Rotterdamse Straat in Scheveningen natuurlijk. Maar daar was ik nog erg jong. 

En tot slot deze meneer Jacobs.

Het was duidelijk dat hij niet naar een oom Jacob geluisterd had, want hij had me uitgelegd dat onze christelijke bijbel een primitief begin van zijn misjna was. Trouwens, zei hij, het echte verschil zit niet in het Oude, maar in het Nieuwe Testament. Het geloof in de messias. En verder zat hij hier niet om archivaris te worden, maar om te wachten tot hij zijn visum voor Amerika of Argentinië zou krijgen. Intussen maakte hij zich een beetje nuttig tussen deze papieren, en de rust hier in Nederland was erg prettig na Bremen, vooral voor zijn vader.

Het was toevallig, dat Phiny net de Bijbel weglegde toen ik thuiskwam. Zij geloofde in de invloed van de sfeer waarin een baby voor de geboorte verwacht wordt, en daarom speelde ze veel klassieke muziek op onze grammofoon. Ook las ze goede lectuur die tot nadenken stemde, zodat ze als vanzelf de Bijbel ter hand had genomen. Maar wat vond ze dat een vreselijk boek! Vol bedrog en moord en oorlogen. Daar wilde ze niet verder in lezen.

Ik wees haar voorzichtig op het Nieuwe Testament, waar ze meer aan zou hebben omdat het Oude maar een primitief begin van de joodse misjna was. Maar ik besloot om Jacobs en zijn problemen voorlopig even te laten rusten. De moorden en de oorlogen waren dichterbij dan ze wel dacht. 

Uit: Marten Toonder - autobiografie 1912-1939 - Vroeger was de aarde plat, pag. 231-235, uitgever  De Bezige Bij. Bestellen?

2 opmerkingen:

  1. Wat een andere tijd en wat een zelfde problemen.

    We hebben gelukkig alleen nog geen oorlog.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Ach ja, zelfs aardige mevrouwen als Phiny Bommel zien in de bijbel opeens niets dan verhalen van moord en doodslag, getsie... Dat de mensen in het oosten al door de gehaktmolen gedraaid werden in een duizelingwekkend tempo zonder dat daar een bijbel bij nodig was, dáar wist ze niet van. De kranten stonden er niet vol mee, je moest het experiment de kans geven, en haar man had het ook veels te druk om naar al die gekkigheid te luisteren..Wel je burgerplicht doen en stemmen eens in de vier jaar; op de ´sociaal-democraten´ natuurlijk, minstens tot Solzhenitsyn de geruchten bevestigde, nee, zelfs tot de muur tegen het fascisme omgeduwd werd..

    Afijn, uit dit soort ontboezemingen kun je haarfijn opmaken hoe ver weg aardige, nette mensen toen al waren; hoezeer de trant in het discours door nuttige idioten al zo was gekaapt dat conservatieve en anti-revolutionaire stemmen door het gedruis bijna geheel overstemd werden
    Geen wonder dat de arme sheeple zo massaal vielen voor het socialisme dan wel de progressiviteit, en voor de prachtige nieuwe wereld die naakte, als de bestuurslaag tenminste de tekenen des tijds verstond zodat we en masse het juiste geloof zouden omarmen
    Dus wég met eigen kring, en met de zuilen, opdat we aanstonds het licht zouden zien als de oude vormen en gedachten eenmaal verjaagd waren.
    Dan is het wel zo overzichtelijk als er voortaan nog maar éen grote dikke zuil zou staan..

    En toch had Hayek toen al zijn boeken geschreven, en uit het werk van mensen als HG Wells en Huxley had je ook toen best al kunnen opmaken dat de toonaangevende intellectuelen van die tijd in stilte eigenlijk vonden dat herverdeling, teeltkeus en bevolkingspolitiek geboden was; dat hun heerlijk doel draconische middelen heiligde en dat men dus maar even niet te kritisch moest zijn t.a.v. het experiment opdat aanstonds de roze dageraad zou aanbreken, en dat je nu eenmaal geen ommelet kon maken zonder een enkel eitje te breken. Uitsluitend door superieure mensen natuurlijk, dat spreekt..
    Lieve man hoor, heer Bommel, maar toch minder wijs dan ik altijd dacht.

    BeantwoordenVerwijderen