Anil Ramdas

Bovenaan gezet: 23.5.2010: Anil Ramdas versus Mark Rutte. Volgens Buitenhof-presentator Jeroen Smit, kwamen de heren er niet helemaal uit. Wij zien dat anders, het was 1 grote inkopsessie voor Mark Rutte!

(ingezonden)
Uitgelicht: in opdracht van de IKON schreef Anil Ramdas een brief aan zijn 19-jarige ik.
Beste,
Ik weet nog dat toen je jong was, er al twee zielen in je huisden die streden om voorrang. Aan de ene kant was er de kleine pedante, zelfingenomen, verwaande kwast, die alleen aan zichzelf dacht, aan zijn eigen bloei, zijn eigen virtuositeit, zijn eigen genot en vervolmaking. Aan de andere kant was er de sociaal bewogen revolutionair, die opkwam voor de armen en de onderdrukten in de wereld, die elke vorm van onrecht wilde bestrijden en die bereid was daar grote offers voor te brengen, zoals het uitlezen van de boekjes van Lenin. Het is eigenlijk nooit anders geworden, die twee zielen zijn blijven strijden en soms won de een, soms won de ander, een heel enkele keer waren ze in evenwicht.
Hoe gulzig nam je niet deel aan de academische wereld toen je als negentienjarige in Amsterdam aantrad, het slimste jongetje van de klas, die niet alleen het leerboek bestudeerde, maar ook de achterliggende leerboeken die in voetnoten werden genoemd. Je zou cum laude slagen niet waar, en weet je nog waarom? Omdat de studie Sociale Geografie, die in die tijd zeven jaar duurde, zich daar helemaal niet voor leende. Te veel vakken die te uiteenlopend waren, het was niet mogelijk overal een acht voor te halen, je kon niet even goed zijn in sociologie, statistiek, oceanografie en macro-economie. De laatste cum laude werd tien jaar eerder gehaald, daarna was het niet meer voorgekomen. Jij, jij zag het als een persoonlijke, eh, hoe zeg je dat in plat Nederlands, een 'uitdaging'.
Maar er was nog een andere reden waarom je per se dat judicium wilde halen: toen je je kandidaatsdiploma in ontvangst nam, na drie jaar, deed de hoogleraar je map open en zei: hartelijk gefeliciteerd, binnen drie jaar, gefeliciteerd. Later hoorde je van een bevriend docent dat de hoogleraar, voor mijn binnenkomst, mijn naam op het mapje zag en zei: Surinamer? Zal wel niets wezen. Surinamers stonden bekend om hun traagheid bij de studie.Voormij was de maat vol, het ging niet meer alleen om mij, het ging om alle Surinamers, het ging om het nationale belang van het vaderland, en je deed een keer een tentamen over omdat je er maar een zeven voor had. En toen je na zeven jaar je bul ging halen, met het begeerde judicium, toen was die hoogleraar om wie het ging al lang en breed met pensioen.
Maar je studeerde niet alleen als een bezetene, je was ook politiek activist, lid van de trotskistische partij van Suriname en het scholingscomité in Amsterdam om Nederlandse kinderen bewust te maken van kolonialisme en uitbuiting. Je plakte posters met oproepen voor bijeenkomsten over de revolutie op het Caribische eilandje Grenada, je demonstreerde en droeg heftige speldjes tegen het imperialisme en het militair/industrieel-complex, je schreef felle aanklachten in onooglijke blaadjes, essays die langzamerhand toch ook steeds komischer waren geformuleerd. Was het in die tijd dat je behoefte kreeg aan iets van jezelf, omdat je zoveel weerzin koesterde tegen het gangbare doorwrochte marxistische proza? Wilde je daarom werken aan dat vreemde ding dat 'stijl' heet? Begon je daarom weer romans te lezen, pakte je de draad van je pubertijd daarom weer op, verdiepte je je daarom in V.S. Naipaul, Joseph Conrad, Flaubert, Marqués, Saul Bellow en nog meer Naipaul? Naipaul, wat had je met zo'n rechtse rakker als V.S. Naipaul, die alleen zelfvervolmaking bepleitte, omdat de rest maar harder moest werken om vooruit te komen?
Misschien was in die tijd een andere held, Stuart Hall, een soort compromis. Stuart Hall kwam uit Jamaica, een mooie zwarte man, voornaam marxist, uitmuntend socioloog en televisiemaker, alsook een man die gevoelig kon formuleren, die beeldend kon spreken, met hartstocht en humor. Je leerde hem kennen in Londen en je had een vriend voor het leven. Je vertaalde zijn boek in het Nederlands, alsof je dat kon, maar het thema was geen diehard marxistische exegese, maar iets persoonlijkers. De titel? Het minimale zelf, hoe kon het ook anders. Wie zijn wij, als migranten, welke identiteiten hebben we tot onze beschikking, hoe zitten we cultureel in elkaar? Je raakte totaal verslingerd aan wat toen 'Cultural Studies' werd genoemd, een mengsel van Franse semiotiek en filosofie van Saussure, Barthes, Foucault, Derrida, en Engels pragmatisme en sociale bewogenheid, van Bertrand Russel tot Hobsbaum en de hele school te Birmingham. De leidraad in je leven was wat Marx zo achteloos opmerkte: 'mensen maken de geschiedenis, maar niet onder omstandigheden die ze zelf kiezen.' Mensen, mens, ik, ik maak de geschiedenis. Omstandigheid, andere mensen, verhoudingen, onzichtbare beperkingen, symbolen, rituelen. Je eindscriptie over dit onderwerp besloeg 350 pagina's. En je kwam er niet uit. Haalde wel een tien. Die lof had je toch ook nodig.
Toen was je zesentwintig, je had al een boek gepubliceerd over alleenstaande moeders op Curaçao en waarom ze steeds weer relaties kregen en kinderen van verschillende mannen, terwijl ze intussen verder wegzakten in hun moeras van armoede en verstoting. Je had ook al verre reizen gemaakt, je had een half jaar gewoond in Dharavi, Bombay, de grootste slum op aarde, waar je te weten wilde komen wat de sloppenbewoners zelf deden om hun toestand te verbeteren. Direct na je studie begon je aan de Universiteit van Amsterdam met een onderzoek naar de manier waarop de 'vluchtverhalen' van asielzoekers tot stand komen. Asielzoekers waren nog nieuw in Nederland, een echte procedure was er nog niet, ambtenaren van politie namen het verhoor af en legden de vluchtelingen van alles in de mond. Het was een drama, en dat is het nog steeds.
Intussen werd je dochter geboren en nam je een jaar vrij om voor haar te zorgen, samen met je vrouw. Twee mensen die bij de kleinste kik van het kindje opsprongen om het te troosten. Het was een aandoenlijke, en misschien ook komische vertoning. Je proefschrift over de vluchtelingen mislukte omdat het ministerie van justitie geen toestemming gaf voor publicatie. Je nam ontslag bij de universiteit, omdat je wist dat je terecht kon bij De Groene Amsterdammer, als redacteur onder de beroemde Martin van Amerongen. In sneltreinvaart begon toen je mediacarrière. Bij de Groene mocht je een andere vorm van essayistiek beoefenen, essays waarin wetenschap, journalistiek en de persoonlijke stijl met elkaar werden verbonden, als in The New Yorker. Mijn eerste, baanbrekende essay in de Groene Amsterdammer ging over... V.S.
Naipaul. In 1989 werd de fatwah uitgesproken over Rushdie en een ongelooflijk spannende discussie barstte los tussen universalisme en particularisme, tussen kosmopolitisme en provincialisme. Het ene essay riep meer reacties op dan het andere, na publicatie mocht je meteen naar de radio om te je verantwoorden, geen onderwerp was niet-controversieel. Zware politieke discussies, filosofische discoursen, en allemaal met veel stijl en humor gebracht, mooie tijden, de jaren negentig. Van De Groene ging je naar het NRC, een nog groter podium, en naar de vpro waar je lange gesprekken mocht voeren met denkers van overal op aarde, gesprekken van een uur achtereen op prime-time. Waar zijn die tijden gebleven? Je mocht ook documentaires maken, over het Caribische Gebied en Afrika en India, voor NRC werd je naast columnist ook een soort reiscorrespondent en bezocht je Beiroet, Yaoundé, Harare, Cairo, Martinique, Bombay, Chicago, Kaapstad, Paramaribo, rusteloos kijkend en denkend en schrijvend. Stijl, de persoonlijke blik en toon, werd steeds belangrijker, het onrecht kon even wachten. Je werk werd steeds esthetischer, hoewel altijd ook moralistisch. Met als hoogtepunt je programma 'Het Blauwe Licht', waarin je alles wat je wist van Cultural Studies kwijt kon.
En toen was er, na afloop van de driejarige reeks, het correspondentschap in India. Antropologie van de straat, noemde je het, onthaast toerisme, er naast kijken, de omgeving zien, de achtergronden waarnemen, interpreteren, duiden, er een mooi verhaal van maken. Zelden heb je zo genoten van het schrijverschap, te midden van de verschrikking dat India heet, waar je soms stroom hebt, en soms water, maar nooit allebei tegelijk, en het een dagtaak is de meest minimale voorzieningen veilig te stellen en de kinderen op school te krijgen. Het was wel de prachtigste tijd van je leven, qua schrijverschap. Je kwam terug om directeur te worden van De Balie. Een centrum dat je voor je zag als het Institute for Contemporary Arts in Londen, waar Stuart Hall regelmatig optrad. Cultural Studies, maar dan levend, live. Het mislukte, simpelweg omdat Nederland geen geld heeft voor zulke vage zaken als identiteit, heimwee, vermenging, ritualistiek, multimedialiteit en politiek als theater. Je hebt je altijd bezig gehouden met je thema's, de menselijke wil binnen de beperkende omstandigheden, en je hebt altijd een beetje meer aandacht geschonken aan de vorm, aan stijl, aan het hoe. Een essay of column moest met een persoonlijke anekdote beginnen en tegen het eind weer tegenspreken. Een radio- of televisiegesprek moest geen verhoor zijn maar een gedachtewisseling met stille momenten. Het was altijd hetzelfde thema, maar in zoveel vormen en kleine stukjes, in miniatuurtjes, columns van duizend woorden, tv-programma's van een half uur, essays en lezingen van ten hoogste drieduizend woorden. Je werd een man van de korte afstand, van de fragmenten, van de vluchtigheden misschien? Dat was niet wat je gedroomd had. Je wilde geen grote doos op zolder met losse vellen opleveren, je wilde dat ene grote substantiële allesomvattende werk maken, waarin alles bij elkaar kwam, waarin grondig uit de doeken werd gedaan wat het thema is, en welke benaderingen de beste zijn. Waarom dat tot nu toe niet is gelukt? Luiheid, dat is een, de noodzaak om steeds weer geld te moeten verdienen, dat is twee, en misschien ook langzamerhand het onvermogen om in grotere gehelen en verbanden te denken, zo ontwent als je bent om maandenlang aan hetzelfde te werken. Is dat jammer? Voor jou misschien, de wereld zal het een zorg zijn. Maar ach, je bent nog geen vijftig, je hebt nog tijd zat.

Anil Ramdas

Heeft u ook voorbeelden van Jip-en-Janneke-verslaggeving gehoord op radio of televisie? Stuur deze, met bronvermelding, dan naar hoeiboei.web-log.nl. Gebruik het mailformulier (linksboven).

12 opmerkingen:

  1. Het is inderdaad een verwaande kwast en hij gaf dat zelf al aan en dat is ook de laatste jaren gebleken in zijn arrogante en eenzijdige columns in NRC.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Allemachtig, wat een opgeblazen windbuil..
    Hinderlijk hoor, zo'n minderwaardigheidscomplex, maar waarom moet je het van de daken schreeuwen, druiloor??
    M'n tenen gaan er van krullen..!

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Hoe oud is deze brief van Ramdas "aan zijn 19-jarige ik"? .
    En dat in opdracht van de IKON? Eigenaardige opdrachten geeft die IKON! Doen ze dat meer, mensen opdragen brieven aan zichzelf te schrijven?

    Kennelijk is de schrijver, op het moment dat hij dit schrijft, niet zelf nog 19 jaar. Ook is hij nog geen 50, zo begrijp ik uit het slot. Misschien mogen we concluderen dat hij oud genoeg is om voor wijs te mogen doorgaan en niet zó oud dat hij als seniel terzijde kan worden geschoven.

    De opdracht van de IKON heeft in elk geval tot bijzonder belangwekkende en hoogst relevante informatie geleid. Zo lees ik dat Ramdas na zeven jaar zijn bul in de Sociale Geografie haalde met het begeerde iudicium "cum laude".
    Nou zou je kunnen denken: 7 jaar, is dat niet wat lang? Maar nee: die studie duurde indertijd ook officieel 7 jaar. Dus sneller dan Ramdas kon niet. En dan ook nog "cum laude"! En denk nu niet dat studenten in de Sociale Geografie aan de lopende band "cum laude" afstudeerden, nee, zeker niet, want de laatste keer dat er iemand in die veelomvattende studie "cum laude" afstudeerde was 10 jaar geleden. Briljante man dus, reeds als student, die Ramdas, zo veel mag duidelijk zijn.

    BeantwoordenVerwijderen
  4. En dan schrijft Ramdas:
    "Je raakte totaal verslingerd aan wat toen 'Cultural Studies' werd genoemd, een mengsel van Franse semiotiek en filosofie van Saussure (sic), Barthes, Foucault, Derrida, en Engels pragmatisme en sociale bewogenheid, van Bertrand Russel (sic) tot Hobsbaum (sic) en de hele school te Birmingham. De leidraad in je leven was wat Marx zo achteloos opmerkte: 'mensen maken de geschiedenis, maar niet onder omstandigheden die ze zelf kiezen.' Mensen, mens, ik, ik maak de geschiedenis. Omstandigheid, andere mensen, verhoudingen, onzichtbare beperkingen, symbolen, rituelen. Je eindscriptie over dit onderwerp besloeg 350 pagina's. En je kwam er niet uit. Haalde wel een tien. Die lof had je toch ook nodig."

    Hij kwam er zogenaamd niet uit, maar intussen kreeg hij toch wel een tien! Voor een scriptie van 350pagina's! Menig promovendus zou trots zijn op een proefschrift van 350 pagina's, maar Ramdas schrijft een scriptie, gewoon alleen maar een scriptie, en dan even goed drie-honderd-en-vijftig pagina's! Asjemenou! Pak an! Nou jij weer!
    Geen wonder dattie "cum laude" kreeg.

    Maar even verder lees ik:
    "...je wilde dat ene grote substantiële allesomvattende werk maken, waarin alles bij elkaar kwam, waarin grondig uit de doeken werd gedaan wat het thema is, en welke benaderingen de beste zijn. Waarom dat tot nu toe niet is gelukt?"

    Mijn hemel! Wat een bescheidenheid! Altijd maar hoger mikken! Nooit is het goed genoeg!Was het dan toch niet al lang gelukt met die scriptie van 350 pagina's, gehonoreerd met het cijfer 10? Was dát dan níet "dat ene grote substantiële allesomvattende werk, waarin alles bij elkaar kwam, waarin grondig uit de doeken werd gedaan wat het thema is, en welke benaderingen de beste zijn"?

    350 pagina's, toch genoeg voor substantie en allesomvattendheid, zou je zeggen. En als daar een 10 voor werd gegeven, zou dáár dan níet grondig uit de doeken zijn gedaan wat het thema was en welke benaderingen de beste zijn? Dat moet toch haast wel? Waarom geven ze anders een 10? We mogen toch niet aannemen dat de voor "Cultural Studies" verantwoordelijke hooggeleerde docenten zo maar een tien gaven? Die gaven ze toch sapperloot niet voor 350 pagina's wartaal?

    Je zou toch zo maar razend nieuwsgierig kunnen worden naar die scriptie van Ramdas in het zo weergaloos interessante vakgebied "wat toen 'Cultural Studies' werd genoemd", dat bijzonder intrigerende "mengsel van Franse semiotiek en filosofie van Saussure, Barthes, Foucault, Derrida, en Engels pragmatisme en sociale bewogenheid, van Bertrand Russel tot Hobsbaum en de hele school te Birmingham."

    Ja, wát zou het thema geweest zijn, en welke benaderingen waren de beste? Als dat nou niet grondig en allesomvattend uit de doeken werd gedaan, waarom dan die tien?

    Ook zou ik het wel interessant vinden te vernemen wie toch die bijzonder wijze docent in dat prachtige vakgebied is geweest
    aan wie Ramdas dat cijfer tien te danken heeft.

    BeantwoordenVerwijderen
  5. @ Kees Rudolf

    "Als dat nou niet grondig en allesomvattend uit de doeken werd gedaan, waarom dan die tien?"

    Hij kon misschien met natte handen wel heel bekwaam zeepjes oprapen.

    BeantwoordenVerwijderen
  6. Ik vond het zo hartverscheurend dat ik het niet verder dan halverwege kon uitlezen. Ik brak bij de mooie zwarte man, Stuart Hall voornaam marxist, die kwam uit Jamaica. Waar het de mensen natuurlijk door het marxisme nu zo voor de wind gaat.
    En Anil wilde altijd voor alles opkomen.
    Ik heb het altijd al een charlatan gevonden en z'n sociaal bewogen stukjes in de NRC kon ik ook niet pruimen.
    Waarom zit zo'n eikel niet in een arm land de mensen te helpen i.p.v. hier in Nederland wat toch een van de hoogste levensstandaarden heeft.

    BeantwoordenVerwijderen
  7. Anil is wat mij betreft een publicist waar ik grote waardering voor heb. Begrijp niet waar deze gifspuiterij voor nodig is. Ijdelheid? Wie niet schuldig is werpe de eerste steen!

    BeantwoordenVerwijderen
  8. Ach @Henny, zullen we het er voor het gemak maar op houden dat smaken verschillen?

    BeantwoordenVerwijderen
  9. Ramdas is duidelijk verliefd op zichzelf, wat een eigenpijperij.

    BeantwoordenVerwijderen