t Is toch maar knudde met het beste stuk
dat Jezus Christus Vader Adam gaf,
het lijkt maar zelden op een toverstaf,
probeer het maar; haast nooit heb je geluk.
De ene wil niet, of je moet haar trouwen.
De andere wil wel, maar dan eerst betalen!
En als we ooit een buitenkansje halen
dan moet je 't in de biechtstoel weer berouwen.
Maar wat een heerlijk lot hebben de honden!
die hoeven er zo zwaar niet aan te tillen,
die gaan hun gang, waar en met wie ze willen;
de biechtstoel zelfs gebruiken zij er voor!
Ze zijn niet bang, als wíj voor onze zonden,
en hebben schijt aan hel en aan pastoor.
(Vertaling H.L.Prenen)
Giuseppe Giachino Belli werd geboren in 1791 en stierf in 1863. Hij was geboren en getogen in Rome, om specifiek te zijn in de Romeinse wijk Trastevere, in zijn tijd nog een echte volkswijk en nog lang niet het toeristische oord dat het tegenwoordig is. Die achtergrond is belangrijk, want naast zijn dagelijkse bezigheden als ambtenaar en zijn officiële dichterlijke arbeid (hij begon met het schrijven van poëzie op 14-jarige leeftijd), schreef hij tussen 1815 en 1847 meer dan 2000 sonnetten in het rauwe dialect van Trastevere. Maar het was niet alleen de taal van zijn wijk die zijn hoofdwerk zou gaan kenmerken. Het was vooral het dagelijks leven; rauw en direct, waarmee Belli alle heilige huisjes omver haalde in een idioom dat even briljant als humoristisch is. De welgestelden en de politieke zowel als de geestelijke leiders zijn gewilde objecten voor spot en cynisme, waarbij Belli het vooral gericht heeft op hun corruptie en schijnheiligheid. Hij stond aan de kant van het volk, van Jan met de pet die zich aan God noch gebod hield. Kroegen en hoeren komen dan ook herhaaldelijk voor in deze sonnetten.
Ironisch genoeg werd hem in 1852 verzocht de morele regels te bepalen waaronder theaterstukken mochten worden opgevoerd. Zijn sonnetten waren toen nog onbekend, want ze zouden pas gepubliceerd worden na zijn dood. Dat is te danken aan zijn biechtvader, Mgr. Tizzani, bisschop van Terni, die geen gehoor gaf aan Belli's verzoek de sonnetten na zijn dood te verbranden. Gezien de onderwerpkeuze een uitermate curieuze beslissing, maar we mogen de bisschop zeer dankbaar zijn, want de sonnetten van Belli behoren tot het mooiste wat de Italiaanse literatuur heeft opgeleverd.
Ik kwam de vertalingen van Belli tegen in een oude editie van het literaire tijdschrift De Tweede Ronde (erg leuk tijdschrift, veel aandacht voor vertaalde poëzie en proza, maar ook altijd een goede keus wat betreft nieuw Nederlans proza en poëzie). Het Italiaanse origineel toont welke krachttoer het moet zijn deze gedichten te vertalen, zeker als men het metrisch schema en de rijm van Belli wil aanhouden. Maar ook zal de rauwe straattaal van het 19-e eeuwse Trastevere een enorme uitdaging vormen voor de liefhebber van dit soort idioom. Naast twee andere, al even vernuftige, vertalingen van Prenen, kon ik via het net verder niets vinden in het Nederlands. Uiteraard zijn veel van de sonnetten van Belli in het origineel te vinden op het web, meestal vergezeld van een Engelse vertaling, al dan niet op rijm. De Amerikaan Miller Williams heeft een prachtige Engelse vertaling gemaakt, waarvan veel op het web te vinden is.
Ik sluit graag af met een andere vertaling van Prenen,
Het schandaal:
Verdomde kwezels, zwarte ouwe wijven!
zelfs jullie waren hoeren indertijd; -
maar nu misgun je elke jonge meid
wat jullie zelf zo graag hadt willen blijven.
Jazeker: bij míj woont een jonge man,
die slaapt met mij, dat doet hij elke nacht,
de bedstee kraakt ervan, en niet zo zacht,
en ik ben blij hoe zalig hij het kan!
Wat gaat 't je an? 't Blijft tussen hem en mij.
Door jullie wordt geen man meer opgejut,
dát is de oorzaak van je huichelarij.
Barst maar van nijd hoe wij hier samenleven; -
want wie de kans krijgt en het niet benut
vindt nooit een biechtvaer die 't ons zal vergeven!
Kees Bakhuyzen
Aan de vruchten herken je de boom Luc 6:44-45):
BeantwoordenVerwijderenAgresssief schreeuwende, witte baardjurken en geluidloze, zwarte nobody’s.