Ze ging pas zitten nadat ze een glas had ingeschonken. Dat eerste glaasje sherry was een ontspannen overbrugging - van een lange werkdag als arts naar de rol van moeder.
Wanneer we met vakantie gingen moesten er jerrycans sherry mee. Maar na één glaasje ter plekke gedronken te hebben verdween het zure vocht in de gootsteen.
Mijn moeder ontdekte in Italië Martini Dry. Die groene flessen.
De dag voordat we huiswaarts keerden sloegen mijn ouders een voorraadje in. Maar eenmaal in Nederland smaakte die droge vermouth helemaal niet en schakelde mams weer over op de sherry. De gesmokkelde groene flessen werden her en der cadeau gedaan.
Dat gebeurde spelenderwijs. Tijdens feesten en partijen mochten we een glaasje meedrinken.
Ik vond rode vermouth heerlijk. Twee tantes dronken dat, dus stond het op de kelderplank tussen de favoriete dranken van andere frequente bezoekers.
Oom Kees dronk jenever. Tante Fien dronk port. Oma een advokaatje. Neef Willem gin tonic. Oom Bert bier. Tante Loes witte vermouth. De buurvrouw Vieux met water……en ga zo maar door.
Het heeft lang geduurd voordat ik drank echt lekker ging vinden.
Maar sherry? Nee – daar bedank ik nog steeds voor.
Mijn smaak heeft zich ontwikkeld. Als u mij tien jaar geleden had gezegd dat ik nu graag Single Malt zou drinken, dan zou ik u voor “dronken” hebben verklaard.
Wij drinken graag een glas wijn.
Hoogdravend wil ik er niet over doen. Maar ook hier geldt dat ik beslist niet alles drink.
Zo kan het gebeuren dat mijn liefhebberij ons naar prachtige wijnstreken voert.
Een uitstapje naar de Bourgogne bijvoorbeeld - dit voorjaar.
-Het begon met een overnachting even buiten Reims. Natuurlijk dronken we als aperitief een glas champagne. Goede, lekkere en heel betaalbare champagne.
-In het historische Vézelay werd een gekoelde, volle rode (Pinot Noir) geschonken
Verrassend. De sommelier legde ons uit dat “simpele” Bourgognes kouder gedronken worden.
-Daarna volgden Sancerre en Pouilly sur Loire. Twee, op maar 15 kilometer van elkaar liggende, plaatsen - waar de Sauvignon Blanc verschillend smaakte.
Interessant. Bijzonder. Maar vooral erg lekker.
-Vervolgens belandden we in de Cote d’Or. De naam zegt het al: de goudkust van de Bourgogne.
Plaatsen als Beaune, Nuits-Saint-George, Meursault, Volnay, Savigny en Puligny-Montrachet zijn het bezoeken meer dan waard. Het landschap is prachtig, de dorpen en steden schilderachtig.
Wijnboeren vertelden enthousiast over hun grote passie. Hun prachtige product. Hun wijn.
Wij proefden en genoten.
We aten regionale gerechten en dronken voornamelijk de rode Bourgognes. Ik houd namelijk niet van Chardonnay (ik proef te veel hout).
Pijnlijk, want we logeerden in Meursault bij de dochter van een (witte) wijnboer.
Maar we zoeken het regelmatig ook dichter bij huis.
Het Ahrtal durf ik warm aan te bevelen. De rode Spätburgunder, Frühburgunder en de witte Riesling winnen aan populariteit.
Ook hier – aan de Weinstrasse – kun je te kust en te keur proeven.
Wij proeven en kopen wijn bij Brogsitter – waarna we van de culinaire hoogstandjes genieten in een van de beide restaurants. Een absolute topper.
Natuurlijk moet en mag ik De Kleine Schorre in Dreischor (Zeeland) niet vergeten. De “Zeeuwse Elzassers” worden inmiddels in gerenommeerde restaurants geschonken.
Voor dit soort smakelijke (en culturele) uitstapjes hoef je geen wijnkenner te zijn.
Wel een liefhebber.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten