Zet je fiets toch op slot

Brothers in film. Het begon al bij de gebroeders Lumiѐre, die in december 1895 in het Grand Café in Parijs een 25 minuten durende vertoning gaven van tien korte filmpjes. In feite de allereerste documenataires: de aankomst van een trein, het uitgaan van een fabriek, het voeden van een baby, paardrijden en beelden van de zee. Filmpjes die tegenwoordig iedereen kan maken. Dan een quantum sprong naar onze tijd, waarin de gebroeders Taviani, de Coen Brothers en Andy en Larry Wachowski bekende regiekoppels zijn.
Paolo en Vittorio Taviani zijn vooral bekend geworden door hun film Kaos (1984), losjes gebaseerd op verhalen van Pirandello, die zich afspelen op het negentiende-eeuwse Sicilië. Over een moeder die haar zoon zo haat dat ze niet meer met hem spreekt of over een vrouw die trouwt met een man die zich met volle maan opsluit en huilt als een wolf. Hartverscheurend en grappig. Oogverblindend mooi gefilmd, met dank aan het Siciliaanse en (in andere films) het Toscaanse landschap.

De gebroeders Joel en Ethan Coen zijn niet meer weg te denken in de hedendaagse cinema. De “tweekoppige regisseur”doet alles samen: script, regie en montage. De broers werken ook vaak met een vaste crew en dezelfde acteurs. Na o.a. Barton Fink (1991) en Fargo (1996) verwierf hun The big Lekovsky (1998 – met Jeff Bridges en John Goodman) een cultstatus. Onlangs werd op Canvas tv weer eens The man who was n’t there (2001) vertoond. Een typische Coeniaanse film noir, waarin vaste cameraman Roger Deakins sigarettenrook op klassiek-magische wijze in beeld brengt. Zeven keer werden ze genomineerd voor de Gouden Palm in Cannes (de nominatie voor Barton Fink verzilverden ze ook). Dat ze ook goed zijn in het genre western, bewezen ze onlangs met True Grit (2010), met wederom Jeff Bridges en de weergaloze 14-jarige Hailee Steinfeld.

Ook Andy en Larry Wachowski schrijven, regisseren en monteren altijd samen. Ze zijn vooral bekend geworden met hun SF films The matrix (1999) en V for Vendetta (2005), beide gefilmd in een aparte visuele stijl met veel slow motion.

De broers om wie het me hier gaat, zijn Jean-Pierre (60) en Luc (57) Dardenne, het “tweekoppige monster” uit Wallonië. Hun Le gamin au vélo (2011) draait op dit moment in de Nederlandse bioscopen. De gebroeders Dardenne groeiden op in het aan Luik grenzende industriestadje Seraing. Voordat ze aan hun fictiefilms begonnen, maakten ze vele documentaires, waarin ze de teloorgang van de industrie in Wallonië, de daarmee gepaard gaande sociale ellende en werkeloosheid en de grauwe groezelige sfeer van hun geboortestreek portretteerden. Totdat ze erachter kwamen, dat “menselijk gedrag zich makkelijker met fictie laat onderzoeken dan met de werkelijkheid”, zoals de jongste van de twee (Luc) eens in een interview zei. Dat inzicht leidde tot een paar matig ontvangen fictiefilms, waaraan ze bijna failliet gingen. La Promesse (1996) trok de aandacht in Cannes en zorgde voor een ommekeer. Al hun volgende films scoorden hoog op festivals, met name in Cannes, door de indringende filmstijl, de asgrauwe arena en de navrante portretten van hoofdpersonen, waarin – door alle miserie heen – toch ergens (nooit expliciet verwoorde) hoop gloort. Je voelt het mededogen van de makers met hun personages, die altijd samengesteld zijn uit elementen uit de werkelijkheid van het teloor gegane industriegebied van Wallonië. Ook Le gamin au vélo is weer in de prijzen gevallen maar bereikt nu een breder publiek dan hun vorige films deden.

Even de prijzen op een rijtje. Rosetta (1999) won de Gouden Palm en Emilie Dequenne won met haar hoofdrol in deze film de prijs voor de beste vrouwelijke hoofdrol in Cannes. In 2002 kreeg Olivier Gourmet (inmiddels een vast Dardenne-acteur) met zijn optreden in le fils (2002) de prijs voor de beste mannelijke hoofdrol op het filmfestival van Cannes. In 2005 is De Gouden Palm weer voor de Waalse broers met L’Enfant (2005). Le silence de Lorna (2008) wint de prijs voor het beste scenario op het Franse filmfestival. En ook Le gamin au vélo is dus weer in de prijzen gevallen. : de Grand Prix, de juryprijs in Cannes, die wel gedeeld moest worden met Once upon in Anatolia van de Turkse regisseur Nuri Bilge Ceylan. Ook op andere festivals wonnen de beide broers de nodige prijzen, en intussen kregen ze een eredoctoraat van de Universiteit van Leuven. Aan officiële waardering geen gebrek dus. Toch lijkt de aandacht van een groter publiek pas getrokken met hun laatste film: een rauw sprookje over een twaalfjarig jongetje op z’n fiets, dat - gedumpt door zijn vader – op zoek gaat naar hem en liefdevol wordt opgevangen door een lieve fee, de kapster Samantha, terwijl hij intussen verstrikt raakt in het boosaardige sprookjesbos van een dealer.

In de films vóór Le Gamin hanteerden de broers een rauw realisme. Arena is steeds het diep verpauperde Wallonië, met name de staalstad Seraing, waar een kwart van de bevolking werkeloos is geworden door het sluiten van de mijnen en de teloorgang van de staalindustrie. Ook hun speelfilms ogen als documentaires. Een stalkende camera zit de personages dicht op de huid. De scѐnes zijn ruw geschoten en gemonteerd. De Dardennens werken meestal met amateuracteurs, die ze tot grote hoogte weten te brengen. Zoals gezegd, wonnen Emilie Dequenne en Olivier Gourmet in Cannes prijzen voor hun rollen in Rosetta respectievelijk Le fils. En de Waalse Déborah François (in L ‘enfant de jonge moeder Sonia wier kind verkocht wordt) brak internationaal door met La tourneuse de pages, een film waarin klassieke muziek een grote rol speelt, terwijl de Waalse broertjes helemaal geen muziek gebruiken. Alleen “de muziek van de straat”.

In de films van Jean-Pierre en Luc draait het om personages die alleen maar bezig zijn te overleven. Ze worden niet geportretteerd als louter slachtoffers van hun omgeving. Ze zijn (ook) leugenachtig en egocentrisch, zoals de gehaaide zetbaas Roger in La Promesse (1996), die er in een groezelige voorstad van Luik smerige praktijken op nahoudt: hij bezorgt illegalen tegen woekerprijzen vervalste identiteitspapieren en bouwvallig logies, en biedt onderbetaald zwart werk. Hij verraadt ze, bedriegt ze en helpt zelfs de illegaal Hamidou niet na een ongeluk, uit eigen belang: hij wil niet dat zijn zaakjes bekend worden. Rosetta (1999) speelt in het asgrauwe Serain eind jaren negentig. Rosetta (in de gelijknamige film)woont met haar moeder in een gammele stacaravan in de grootste armoede. In de harde wereld om haar heen heersen de wetten van de jungle. Rosetta wil koste wat het kost een baan. Pas dan zal ze respect krijgen. Zoals veel figuren in de Dardenne films is ze een opgejaagd wezen. Een dynamische camera volgt haar op de voet. Camera en Rosetta zijn vaak één. Een typische Dardenne scѐne in deze film is die waarin Rosetta (steeds) haar buikpijn te lijf gaat met een föhn. Ze is niet sympathiek. Ze is drammerig en ze verraadt een vriend. Toch gloeit er onder de asgrauwe werkelijkheid iets van hoop. De mogelijkheid van warmte en een beter bestaan. Ook Le fils (2002), L’Enfant (2005) en en Le silence de Lorna (2008) zijn sociaal-realistische films en tegelijkertijd intieme karakterportretten. Ze tonen ons ‘naakte’ personages in een cinematografie zonder franje. Mensen die zich buiten de maatschappij geplaatst voelen. De Dardennes laten hen zien zoals ze zijn, in hun grimmige overlevingsdrang, hun instinctief (re)ageren en hun hunkering naar een tikkeltje respect en solidariteit. Altijd zonder muziek of speciale effecten, maar met rake dialogen en op kleurloze locaties. Daarmee grijpen de broers je – wat mij betreft – (nog) meer bij de strot dan de sociaal-realistische portretten van bijvoorbeeld Ken Loach.

In Le silence de Lorna (2008) stellen les frѐres hun ‘formule’ enigszins bij. Het camerawerk is minder nerveus, wat ‘stabieler’ en er is een uitgesponnen verhaallijn met thrillerelementen in een strakke spanningsboog. Dat levert hen dus in Cannes een prijs op voor het beste scenario. Ook hier weer een prachtig spelende nieuwkomer: Arta Dobroshi als Lorna, die een schijnhuwelijk aangaat met de Belgische junky Claudy. Dobroshi komt uit Kosovo en leerde in twee maanden tijd Frans. In Le gamin de vélo (2011) is de cameravoering nóg minder gejaagd, veel minder claustrofobisch ook. De broers experimenteren nu met muziek: een aantal keren is dezelfde korte passage uit het vijfde pianoconcert van Beethoven te horen (onder de aftiteling een langer stuk). En het is de eerste film, waarin de Dardennes met een steractrice werken, maar deze (Cécile de France) acteert als de kapster Samantha net zo onopgesmukt en naturel als de rest van de cast. In een interview met Het Parool zegt Luc: “Het is ook niet niks wat we van haar vragen. Omdat we niets zeggen over haar drijfveren en geen enkele psychologische verklaring geven, zochten we een actrice met een overweldigende uitstraling. Cécile heeft die. Zij is volkomen geloofwaardig als de kapster met het grote hart.” En in de NRC: “We waren eerst wat huiverig. Twee broers, beiden heteroseksueel, en één actrice: dat wordt ruzie. Er bestaat maar één blik tussen mannelijke regisseur en actrice: verleiding. Wordt dat een driehoeksrelatie, dan storten we ons in het ongeluk, dachten we. Maar een agent vond dat we rijp waren voor een bekende actrice, en voor een breder publiek (..)”. Le gamin au vélo is ook de eerste film die de broers in de zomer hebben opgenomen. Zelf zien ze veranderingen niet als een vorm van strategie maar als inherent aan het verhaal dat ze willen vertellen. Jean-Pierre in De Volksrant: “We hadden scѐnes in een beschut bos nodig – dan is het handig als er bladeren aan de boom zitten. En wanneer je iemand op een fiets filmt, ziet dat er mooier uit wanneer hij niet te veel kleren tegen de kou aanheeft. “

En fietsen doet hij, het jongetje Cyril. Gespeeld door Thomas Doret. Weer zo’n natuurtalent. Hij fietst van hot naar her. Gedreven, gejaagd en onvermoeibaar. Ontroerend om te zien hoe hij zich – met zijn kwetsbare lijfje - als een ‘pitbull’(zo wordt hij genoemd door de dealer die hem voor een overval strikt) vastbijt in de ene na de andere illusie. Die instinctieve drijfveer en drift worden prachtig getoond. In heel simpele dingen. Cyril is steeds onderweg . Hij heeft altijd haast, nauwelijks tijd om zijn fiets behoorlijk tegen een muur aan te zetten. Hij smijt ‘m neer. Als kijker denk je : zet ‘m toch op slot. Maar Cyril kan zich gewoon niet voorstellen, dat iemand z’n fiets zal meenemen. En zo wordt hij in een val gelokt. Cyril is rusteloos en ook onhandelbaar, maar de felle oogopslag, het kwetsbare figuurtje, en de niet te stuiten drang die hij zelf voelt om zijn vader te zien, nemen je volledig voor hem in. En dat de kapster Samantha zich over hem ontfermt, zijn noodroep alleen maar wil beantwoorden, dat geloof je gewoon. De film is een ontroerend sprookje geworden met een goede fee en een boze wolf in de figuur van de criminele Wes. Maar Samantha’s liefde zorgt ervoor, dat Cyril uiteindelijk weer een onbezorgd kind kan zijn. Althans, die suggestie wordt gegeven door de beide broers. “We laten zien hoe we zouden willen dat de wereld eruit ziet. De echte wereld wordt nu eenmaal niet gekenschetst door solidariteit en menselijkheid.” En dat doen ze in die heel bijzondere Dardennestijl: fysiek spel, rake dialogen, nog altijd een heel directe cameravoering, snelle overgangen en harde lassen. Nu ook met muziek en met meer licht, vooral als Cyril en Samantha fietsen, en wisselen van fiets, op hun tochtje langs de Maas. Een Dardenne light.

1 opmerking:

  1. Ik heb 2 blu-rays klaarliggen van de broeders Cohen.Fargo en Raising Arizona. Is het de moeite waard Dick. Of kunnen ze direkt Marktplaats op?

    BeantwoordenVerwijderen