Black Butterflies

Door Dick Gilsing

Er is veel geschreven over Black Butterflies (2011), de nieuwe film van Paula van der Oest over het korte leven van de Zuid-Afrikaanse dichteres Ingrid Jonker (1933-1965). In een column in De Volkskrant opperde Ronald Giphart, dat de dames en heren recensenten heel wat vragen over deze film zullen opwerpen. Waarom een biopic in het Engels en niet in het Zuid-Afrikaans (de taal waarin de gedichten zijn geschreven; in de film zien we Carice van Houten in het Engels schrijven en typen)? Waarom sjoemelen met de biografische feiten? Waar zijn de nuances? Jawel, deze vragen stelden de recensenten. En nog een aantal andere. Waarom is de film zo gefocust op Jonkers strijd met haar vader? Versimpelt dat niet haar complexe karakter? Mikken Paula van der Oest en scenarioschrijver Greg Latter (van Goodbye Bafana) niet te veel op een breed publiek? Hoe komt het dat de hoofdpersoon maar niet geloofwaardig wil worden?

Voor mij is de vraag wat deze speelfilm kan bijdragen aan het beeld van Ingrid Jonker, dat we hebben op basis van de biografische schets van Henk van Woerden, uitgegeven in één band (onder de titel Ik herhaal je - 2000) met een bloemlezing (en prachtige vertaling) door Gerrit Komrij van haar gedichten , de documentaire Korreltjie niks is my dood (2001) van Saskia van Schaik, en het theaterprogramma Bitterbessie dagbreek (2004) van ‘Bewolkte Zondag’ (een cd daarvan is nog te krijgen; en op de site van de VPRO is genoemde documentaire nog te bekijken evenals een cd met gedichten van Ingrid Jonker te beluisteren). De vraag is wat een speelfilm in dit geval voor meerwaarde heeft.

Black Butterflies vertelt het verhaal van Jonkers leven, vooral de laatste jaren daarvan, als vrouw, dochter, moeder, zuster, politiek burger in een verscheurd land en als dichter (ze verkoos deze term boven die van dichteres). Giphart benoemt de tegenstellingen


waaruit de film is opgebouwd: dochter versus vader, minnares versus echtgenoot, kind versus volwassene, chaos versus regelmaat, individu versus groep, waanzin versus redelijkheid, jeugd versus ouderdom, vrijheid versus gevangenschap, zwart versus blank, liefde versus ongevoeligheid, de kracht van de taal versus de ongrijpbaarheden van het leven. “En dat allemaal in één film”, voegt hij eraan toe. (In één column, zou je ook kunnen zeggen). Het lijkt te veel voor één film. Het ís ook te veel. En het zit er ook niet allemaal in. Ergens wel. Maar de meeste van deze contrasten worden niet of nauwelijks uitgewerkt.

Het gegeven is het leven van een zoekende vrouw, dat rust op het wankele fundament van een gecompliceerde jeugd – haar depressieve moeder stierf toen ze tien was, haar vader had haar en haar zus verlaten, hertrouwde en werd haar (politieke) tegenstander. Ze smacht naar een thuis, liefde en erkenning, is nauwelijks in staat dat aan haar kind te geven, in een land dat gespleten is en op exploderen staat (de Zuid-Afrikaanse schrijver Breyten Breitenbach – leeftijdgenoot van Ingrid Jonker - sprak van ‘een sociale hel in een fysiek paradijs’). Alleen in haar gedichten vindt ze (tijdelijk) onderdak. “Alleen in mijn gedichten kan ik wonen”” , schreef Slauerhoff. Ingrid Jonker vond er af en toe haar toevlucht, denk ik. Spontaan. In zuivere, kleurrijke beelden. Onopgesmukt. De dichteres van het kaalvoetvers (als kind liep ze ‘kaalvoet’, zonder schoenen, - zo loopt ze ook aan het eind van haar leven het water in). In haar gedichten is ze een moment sereen, teer, weerloos. En toch ontwapenend krachtig. Te midden van alle rumoer, drift, provocatie, chaos, verwarring en depressie. Soms denk je bij het lezen of horen van haar gedichten aan een regel van Paul van Ostayen of Lucebert. Maar haar poëzie is echt weerloos, open. Ontroerend. Kwetsbaar. Ze blijft schrijven, totdat het niet meer kan en het niet meer gaat. De zon zal ons bedekken / de zon in onze ogen voor altijd bedekken / met zwarte kraaien Op 1, 2 3 en 4 juli 1965 staat er in haar dagboek alleen het woord ‘stil’. Omcirkeld. “Ik kan niet meer. Ik kan niet beter”, zijn haar laatste geschreven woorden, gevonden op de binnenzijde van een tijdschrift. Op 18 juli loopt ze het ijskoude water van de zee in.

Hoe vertel je dit verhaal met de middelen van een speelfilm? En wie vertelt dit verhaal? Ingrid Jonker zelf? Haar vader? Haar minnaars? Haar gedichten? Nee, dat gebeurt in Black Butterflies eigenlijk niet. Ook de kijker zelf wordt niet de verteller-puzzelaar. Is het Mandela misschien, de vader van alle vaders in Zuid-Afrika? Nee, de verteller is hij niet. Hij maakt het verhaal af, hij geeft de finishing touch, trekt het verhaal van Ingrid Jonker op een hoger plan, doordat zijn voordracht (in het Engels) van haar gedicht Die kind tijdens de eerste zitting van het eerste democratisch gekozen Zuid-Afrikaanse parlement in de laatste scѐne gemonteerd is. Daardoor wordt hij, ongevraagd (ik zeg het nu heel oneerbiedig) de tearjerker. Giphart schoten op dat moment van de film de tranen in de ogen (‘iets wat ik met enige smuik aan Paula van der Oest vertelde’). Dat gebeurde mij ook. Maar dat overkwam mij ook een aantal keren tijdens het zien van de documentaire, op momenten dat anderen over haar vertelden, en vooral aan het eind. Dan gaat een jonge zwarte Zuid-Afrikaanse dichter naar het armoedige huisje van de zus van de jongen, die in 1960 in de armen van zijn moeder bij de protesten tegen de invoering van de pasjes in Sharpville door blanke politiemensen werd doodgeschoten. Nooit is er iemand naar haar broertje komen vragen. Ze kent het gedicht van Ingrid Jonker over haar doodgeschoten broertje niet. De jonge dichter laat het haar lezen in het Zulu. Ze is stil en zegt: “Ik kan het nu niet zeggen. Maar ik begrijp wat ze wil zeggen over het kind”. Stilte. Cross-over naar stukje strand, van dichtbij genomen. We zien voetstappen in het zand. Er stroomt vloedwater overheen. Aftiteling en einde documentaire. Aan het begin van de documentaire horen we dezelfde opname van Mandela als aan het eind van de speelfilm. In de documentaire zet Mandela de toon voor het verhaal over Ingrid Jonker. In de speelfilm rondt hij haar verhaal af.

De merkwaardigste scѐne in Black Blutterflies vind ik die waarin de vader van Ingrid Jonker wordt opgebeld vanuit Parijs, waar zijn dochter op dat moment is. Hem wordt gevraagd toestemming te geven voor een shocktherapie. Prachtig gevonden, als je, zoals Paula van der Oest in een interview vertelt, de verhouding vader-dochter als uitgangspunt wilt nemen. Maar voor mij werkt het niet. In de volgende scѐne wordt Ingrid op het vliegveld in Zuid-Afrika opgewacht door haar getrouwen. Ze is gebroken. Vanuit het standpunt van haar zus en enkele vrienden zien we haar moeilijk lopend naderbij komen. Prachtig gespeeld door Carice van Houten, zoals ze ook momenten van afwezigheid-in-depressie (ze is heel ver weg) of juist hartstochtelijke drift fantastisch neerzet. Het zijn momenten die je even raken. Ook Rutger Hauer weet iets van zijn rechtlijnige en eendimensionale rol op papier te maken, wanneer er soms een zweem van onmacht over zijn gezicht schiet of door zijn lijf trekt. En bij Liam Cunningham (als de schrijver Jack Cope)schemert soms iets van verbijstering, ontsteltenis, machteloosheid in zijn hele wezen , wanneer hij zoveel tegenstijdigheden tegelijk hoort en meemaakt. Maar wat er in Parijs is gebeurd, kunnen we alleen maar vermoeden. Op grond van een paar scѐnes in eenzaamheid die te kort duren. We maken er als kijkers te weinig van mee, terwijl daar toch het omslagpunt van haar leven ligt. Daar is er iets in haar volledig geknapt.

In het eerste decennium van deze eeuw heeft een hele nieuwe generatie van zelfbewuste Nederlandse cineastes haar debuut gemaakt met films waarin vrouwen – vaak in crisisvolle situaties – de hoofdrol spelen. Zoals Eugénie Jansen, Nanouk Leopold, Mijke de Jong, Urszula Antoniak, Sonja Wyss en Esther Rots. De nieuwe film van Nanouk Leopold (Brownian Movement) is net uit. Esther Rots en Urszula Antoniak kregen veel lof voor respectievelijk Kan door huid heen (2009) met Rifka Lodeizen en Nothing Personal (2010)met Lotte Verbeek. Kan door huid heen gaat over een jonge vrouw die door haar vriend is verlaten en kort daarna wordt aangerand. Desperaat ontvlucht ze de grote stad naar het platteland waar ze zich in een gekochte bouwval terugtrekt. De staat van het huisje weerspiegelt haar deplorabele toestand. Een aardige buurman probeert haar te helpen met het opknappen van de woning, maar ze wijst hem af. Het opmerkelijke is, dat Esther Rots het klaarspeelt om ons als kijker 94 minuten in het hoofd van haar hoofdpersoon te laten dolen. Met middelen die niet nieuw zijn maar zo geraffineerd gecombineerd dat ze genoemd effect weten te realiseren. De tijd is uitermate diffuus, het geluid kan zomaar wegvallen, we horen flarden van monologues intérieures, de camera schiet heen en weer, kruipt op de huid van de protagoniste, de schokkerigheid van de camera wordt versterkt door ‘jumping cuts’, we vallen pardoes van het ene in het andere shot, en dan is er daar soms een piepend en krassend sound-design. Zo ontstaat een poëtisch en niets ontziend beeld van een verwarde vrouw en haar angsten. Als kijker word je deel van haar waan en paniek. Verontrustend. Maar ook wreed-poëtisch.

Niets van dat al In Black Butterflies. Nou is er natuurlijk wel verschil tussen een arthousefilm en een publieksfilm. Maar toch. Black Butterflies toont ons prachtige plaatjes. Mooie beelden. Visuele vondsten, zoals Carice van Houten schrijvend op beslagen ramen in Parijs of in haar kamer waar al tal van woorden, zinnen op de muren geschreven zijn. Compositorisch zit de film bijzonder knap in elkaar. Maar de hoofdpersoon, hoe goed gespeeld ook, blijft op een zekere afstand. Er zijn schitterende mise-en-scѐnes, prachtige scѐne-overgangen, subliem bedacht. Maar we krijgen niet de kans met Ingrid Jonker mee te leven, voor zover dat al mogelijk is. De beste momenten zijn toch die waarop haar gedichten te horen of te lezen zijn, de woorden, flarden van zinnen, ook wanneer de schrijvers Jack Cope (haar minnaar) en Uys Krige – als enthousiaste jongens – haar bundel Rook en oker (1963) samenstellen, terwijl zij is opgenomen in dezelfde inrichting waarin haar moeder is gestorven. Er zitten in de film ook tal van verbale en visuele vooruitwijzingen naar het onontkoombare einde. Prachtige parallellen ook, in woord en beeld. De film is goed geregisseerd. Alles is uitgekiend bedacht. Terwijl Esther Rots ons bijna dwingt mee te dwalen met de hoofdpersoon, blijven we ons in deze biopic bewust van het verhaal. Hoe goed het is en hoe goed gespeeld. Tot aan het einde toe. In de korte ‘epiloog’ zien we Ingrid Jonker als meisje aan zee, zoals we haar aan het begin van de film zagen bij de vissers van wie ze vissen toegestopt krijgt. Ze strekt nu, staande voor de zee, haar armen omhoog, terwijl we de stem van Mandela horen. De camera gaat omhoog en de rest van het gedicht Die kind horen we, terwijl we van hoog uitkijken over de zee waarin Ingrid Jonker rust heeft gevonden. Tranen ja. Giphart hield het niet droog. Ik ook niet maar ik had geen Paula van der Oest in de buurt.

2 opmerkingen:

  1. Iets wat mij vaak verwonderde was dat als kinderen een beschadigde jeugd hebben gehad, dat zij dan toch vaak uitgroeien tot redelijk evenwichtige volwassen mensen. Vaak, maar niet altijd. Soms blijven er lidtekens achter die het leven moeilijk of ondraaglijk maken.

    Soms zijn het juist die lidtekens die juist die ene persoon tot bijzonder maken en hem of haar laten functioneren op een onnavolgbare manier.

    Stel nu dat wij terug zouden hebben kunnen gaan in het verleden en de gemaakte fouten zouden hebben kunnen voorkomen. Of dat wij het zouden jennen herstellen. Wat zou er dan over blijven van het talent of de drijfveer van die mensen om te excelleren? Men haalt het leed weg maar ook de inspiratie.

    Is het verdriet in iemands leven nu juist niet de beweegreden om door te gaan, te werken aan verwerking? Door middel van extra spierkracht weer recht over eind komen staan, als een evenwichtig mens.

    Ik kende het werk van Ingrid Jonker niet, pas na de documentaire van de Vpro heb ik haar leren waarderen, maar steeds met in het achterhoofd haar kwetsbaarheid. Hoe goed zij past bij Zuid Afrika, de onmetelijke schoonheid van het land, maar ook de kwetsbaarheid van het kind dat geleden heeft.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Deze recensie is bijna net zo lang als de film.

    BeantwoordenVerwijderen