huis, dat hij verleden jaar van monsieur Roussin kocht, ligt te bed met leukemie, 'een kanker van het bloed', zoals meneer pastoor me uitlegde. Daar werd ik erg bedroefd van, want het is een schat van een man, nog jong, in ieder geval jonger dan ik, dacht ik, zijn vrouw heeft asthma, en zijn allerliefste dochtertje is pas een jaar of acht, negen. Ja, ik ben een pervers en egocentrisch wezen, maar wel gevoelig, en ik trek me de ellende van anderen wel degelijk aan. ik wil niet zeggen dat een conceptie van een èn almachtige èn goede God volstrekt onhoudbaar is, maar ìk zag Hem in die beide kwaliteiten niet meer zitten. (Ik geloof trouwens, dat God almachtig en niet almachtig is, allebei tegelijk, en dat in Hem goed en kwaad een eeuwige oorlog voeren.) Iedereen moet er maar het zijne van denken. Er uit kom je toch nooit. Ja, we hebben eeuwig leven, maar zelfs daarvan laat zich moeilijk zeggen of het een zegen dan wel een straf is. Zoals gezegd: je komt er niet uit. God heeft het allemaal uitgedacht, maar wij zitten er mede. Als Hij Zich daar tevoren rekenschap van had gegeven, was er misschien niks gebeurd. Ik sta soms erg skeptisch tegenover het geloof, en denk dat het niet veel meer is dan een houten been, beter dan helemaal geen been, maar meer ook niet. Maar het lampje in de schrijn van de Moeder Gods laat ik maar branden, want Zij heeft een heleboel voor mij gedaan, terwijl Ze me voor hetzelfde geld met alle ellende had kunnen laten zitten. Zij is een stuk aardiger dan bijvoorbeeld Johan Polak, neem dat maar van me aan. Op een goed (of kwade) dag zal ik je eens een paar merkwaardige dingen over dat heerschap vertellen, als de kinderen naar bed zijn.
Uit: Gerard Reve - Moedig Voorwaarts - Brieven aan Bert en Netty de Groot 1974-1997, bezorgd door Nop Maas, pag. 233/234, Uitgeverij L.J. Veen Amsterdam Antwerpen, 2007.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten