Leven met metafysica?

Schedellateraal

Tractaat over de kracht van de absolute rede
(2)

(lees hierr deel 1 'Leve de metafysica')

“Himmelherrgottsakra.....!” vloekt Vorst Esterházy als bij het openen van de doodkist van Joseph Haydn de schedel blijkt te ontbreken.

Althans, zo laat Theun de Vries de vorst reageren op dat herfstige Weense kerkhof in het jaar 1820.

Het is best mogelijk dat Esterházy op dat moment zo, of op een zelfde heftige wijze heeft gereageerd. Want het is historisch! De Vries' policier Het hoofd van Haydn uit 1988 heeft als thema dit historische feit, dat bij het opgraven en openen van Haydns doodkist bleek, dat Haydns schedel ontbrak.

In 1761 was de componist Franz Joseph Haydn (1732-1809) in dienst gekomen bij de Esterházy's; die dienst duurde tot 1790, een periode van bijna 30 jaar lang onafgebroken componeren, ook nog daarna en hoe! In 1820 besluit Prins Nicolas II Esterházy de stoffelijke resten van Haydn te herbegraven in Eisenstadt, de residentie van de Esterházy's. Bij het opgraven komt dus deze grafschennis letterlijk aan het licht.

De vorst laat er geen gras over groeien en schakelt onmiddellijk de Weense politie in om de grafschenners en Haydns schedel te achterhalen. Dan ontwikkelt De Vries het verhaal van de speurtocht die de jonge politieman Anton Gindely door het vroegnegentiende-eeuwse Wenen voert.

Waar Beethoven en Schubert dagelijks rondwandelden.

Karl Anton Gindely is inderdaad in werkelijkheid de politieman geweest die dit speurwerk heeft verricht. Het lukt hem de misdadigers op te sporen. Het blijken aanhangers van de frenoloog Franz Joseph Gall (1758-1828) te zijn, die de schedel van Haydn als een object van verering wilden bezitten en die deze kort na Haydns begrafenis - in het nachtelijk duister natuurlijk - hadden gestolen.

Kennen we nog de uitdrukking “zij heeft een wiskundeknobbel”, of “hij heeft een talenknobbel”?

Zo was Gall zelfs in de Nederlandse taal en in de geschiedenis van de psychologie doorgedrongen. Want de theorie van Gall behelsde de gedachte, dat de psychische vermogens van de mens tot uitdrukking kwamen in de vorm van de schedel en dan met name in de “knobbels”, de welvingen daarvan - de westerse geest, hier in de persoon van Gall, zocht naar wetenschappelijke verklaringen voor van alles, dus ook van de menselijke verschijnselen zelf. Aan de hoedanigheid van die knobbels kon je die vermogens aflezen. Volgens huidige, subtielere inzichten zijn die vermogens gelokaliseerd in verschillende delen van de hersenen.

Haydn was een genie vonden die Weense aanhangers van Gall – dat vind ik overigens ook, en dan wel een sympathiek en van een bijna onbegrijpelijke scheppingskracht overborrelend genie – , dus geheel in de lijn van hun opvattingen was zijn schedel de belichaming van dat genie, de concrete gestalte van Haydns geest. Vandaar dat ze die schedel graag als voorwerp van hun verering in hun bezit wilden hebben.

De schedel die Esterhazy na de ontmaskering van de bende van respectabele Weense burgermannen in handen kreeg is, zoals achteraf is gebleken, niet die van Haydn zelf geweest. Om allerlei redenen is de echte schedel achtergehouden en pas in 1954 in Haydns praalgraf in de Eisenstädter Bergkerk terecht gekomen. Op het eind van zijn boek citeert De Vries de volledige brief van de musicoloog K.A. Höweler waarin deze de hele historische gang van zaken uit de doeken doet.

En Anton Gindely? Die heeft carrière gemaakt en eindigde zijn loopbaan bij de Weense recherche als politiemajoor, een hoge functie in het Oostenrijk van die tijd. De Vries laat hem op het eind van het verhaal een uitvoering van enkele van Haydns (meer dan 60) strijkkwartetten beluisteren en beschrijft de wijze waarop deze op de jongeman overkomen. Daar ervaart Anton de werkelijke uitingen van Haydns geest.

Verdomd interessant, wie had dat nou gedacht, dat er rond de aimabele Joseph Haydn nog zo'n Krimi had gespeeld!? Maar wat heeft dat nu met filosofie en met name met metafysica te maken?

Nu heeft filosofie, net zoals politiek, met alles te maken maar zo gemakkelijk kom ik er niet van af.

In zijn Phänomenologie des Geistes uit 1805 ontwikkelt de filosoof Hegel de wijze waarop het (westerse) bewustzijn tot begrip van zichzelf als Geist is gekomen. Het is het eerste hoofdwerk van Hegel en het beoogt te laten zien hoe filosofisch kennen - het doordringen tot het wezen van de dingen - inderdaad te bereiken is en ook bereikt is. Is dat resultaat - namelijk het begrip van de vrijheid - eenmaal bereikt en daarmee bewezen dat filosofisch kennen mogelijk en zinvol is, dan is het streven naar de verwerkelijking van de vrijheid - in een vrije samenleving - ook begrepen en mogelijk geworden.

Zodoende is dat werk eigenlijk en mede een concrete ontwikkeling van Aristoteles' stelling, dat de menselijke ziel of geest - de psuchè - “in zekere zin alles is”; wat de scholastici uitdrukten met: de menselijke “anima” is “quodammodo omnia”. In principe heeft de menselijke geest toegang tot alles; daar moeten de mensen echter wel wat voor doen.

Maar Hegel laat daaraan voorafgaand zien, dat als de menselijke geest in de gestalte van het bewustzijn zichzelf op “voorwerpelijke” wijze zoekt, dus zichzelf al zoekend als een “voorwerp” opvat - in de veronderstelling verkeert dat de geest zelf in die en die gestalte hier of daar aantrefbaar zou zijn -, dat de menselijke geest er dan niet uitkomt. Steeds moet hij dan constateren “nee, dat kan ik niet zijn”.

Hegel beschouwde de theorie van Gall - Hegels tijdgenoot - als het hoogtepunt van dit zichzelf voorwerpelijk zoeken van de geest dat dwong tot een radicale ommekeer. Hegel vatte de aard, de uitkomst en de “waarheid” van dit voorwerpelijke zoeken in de persoon van Gall en diens theorie samen in: “Der Geist (ist) ein Knochen”.

Dit hoogtepunt van deze ervaring van het inadequate maar noodzakelijke zoeken gaat dan over in een redelijk - niet meer voorwerpelijk - zoeken en verwerkelijken van de geest, in die zin dat de geest, nog steeds in de gestalte van het bewustzijn, nu beseft dat hij zelf het innerlijk wezen van alle voorwerpelijkheid is. Met andere woorden, dat de menselijke geest en het innerlijk van de dingen van de werkelijkheid op het vlak van het zijn redelijk met elkaar overeenstemmen. Hier beginnen zich de contouren van de grondslag voor de vrije samenleving geleidelijk aan te manifesteren.

Dit voorwerpelijke zoeken zien we in onze tijd bijvoorbeeld weer terug in de verabsolutering van het dna - de ontdekking van het dna is op zichzelf van bijna onschatbare waarde, daar niet van -, alsof de menselijk geest, het menselijke wezen inderdaad daarmee gevat zou zijn. Maar dit terzijde.

Is 't niet leuk, dat De Vries' policier en de historische feiten waarop deze gebaseerd is, tot deze filosofische beschouwing voeren!? * Der Geist ein Knochen en waar dat allemaal niet toe leidt.

In zijn Was ist Soziologie? uit 1970 gaat Norbert Elias (1897-1990) - geïnspireerd door Auguste Comte (1798-1857), Friedrich Nietzsche (1844-1900) en Karl Marx (1818-1883) -, als begeesterd socioloog met een panoramische blik, op zoek naar het “ik” of het “zelfzijn” en moet dan, als hij het menselijke lichaam doorwoeld heeft, tot de conclusie komen, dat dat niet te vinden of aan te treffen is en dus...., bevestigen dat het niet bestaat.**

Nee, Elias en soortgelijke zoekers en ontkenners, “ik” - als het geestelijk wezen van de mens - is niet voorwerpelijk aan te treffen, omdat het nu juist het - absolute - actieve standpunt is van waaruit überhaupt - om in de Duitse sfeer te blijven - iets, wat dan ook door de mens aangetroffen kan worden. Je activiteit van jouw voorwerpelijk zoeken bleef dat standpunt, dat je aan het eind van je zoeken verwerpt, voortdurend vooronderstellen.

Een dergelijke houding heeft wijlen logica- en filosofiedocent aan de Universiteit Twente L.E. Fleichhacker ooit met het volgende aforisme verwoord: “Waar je van afziet, daar sta je op”. Op het eerste gezicht lijkt deze bewering een tautologie, het tweede deel zegt eigenlijk hetzelfde als het eerste deel van de bewering: “je standpunt is je standpunt”. Maar de Nederlandse taal biedt hier de mogelijkheid om “afzien” in twee verschillende betekenissen, dus dubbelzinnig te gebruiken. Als aanduiding van het standpunt van waaruit je iets beschouwt, de heuveltop van waar af je het panorama overziet. Maar tegelijk in de zin van “afstand doen van iets”. Dus in het geval van Elias vooronderstelt diens activiteit die leidt tot de conclusie dat “ik” niet bestaat voortdurend het standpunt, namelijk de identiteit “ik”, op grond waarvan hij die activiteit kan voltrekken. En dat standpunt wordt door hem verworpen, daar ziet hij van af.

De geestelijke identiteit die de westerse mens talig met “ik” uitdrukt, is het absoluutheidsmoment van het menselijke bestaan: het menselijke zelfzijn, juist in de sterke zin van zijn, is een zijnswijze. De zijnswijze van de mens is “geest in zijn lichaam”, als geestelijk in eenheid met en intrinsiek aan het lichaam, zonder dat het lichamelijke daarentegen een innerlijk of wezenlijk deel van de geest zelf is. Het psychosomatische en daarmee samenhangende ziekteverschijnselen bevinden zich op een ander, lager niveau dan de geest zelf; maar ook dit terzijde.

Der Geist is niet een voorwerp maar (zijns)eenheid, identiteit in veelheid. De menselijke geest is dientengevolge de eenheid van het menselijke lichaam, dat zich als een veelheid - van van alles en nog wat, zoals tegenwoordig bijvoorbeeld het dna – voordoet en als die eenheid tegelijk uitstijgend boven zijn eigen lichamelijkheid. Was het laatste niet het geval, dan onderscheidde de mens zich in principe niet van het dierlijke organisme, dat ook - als de zijnswijze “levend-zijn” -, een eenheid in veelheid is.

Der Geist is de eenheid van en in alle werkelijkheid - dus ook van de zinvolle eenheid die bijvoorbeeld het dna vertoont -, dat heeft Hegel met zijn filosofie, die hij opvatte als de samenvatting van de gehele westerse filosofie, willen laten zien. Dit in tegenstelling tot het postmodernisme, dat alleen nog maar wezenloze verbrokkeling ziet en ons deze verbrokkeling op een talig verbrokkelde manier begrijpelijk wil maken (een tegenspraak!) en ons tracht op te dringen. Het is de hedendaagse vorm van het aloude scepticisme, dat echter in zijn streven aan het menselijk kennen (en handelen) “waarheid” volstrekt te ontzeggen “waarheid” blijft vooronderstellen; vergelijkbaar met Elias' verwerping van “ik”. Waar je van afziet, daar sta je op.

Verbrokkeling of verdeeldheid - en gezonde scepsis - is altijd in meer of mindere mate aanwezig, in sommige historische periodes misschien meer dan in andere, maar als we niet oppassen en ons laten meesleuren door het postmodernisme verkruimelen we tot niks. En dat is niet zo best als we ons willen verweren tegen de invloed van de islam.

Hegels concept “Geist”, of eigenlijk diens concept “absoluter Geist” of “absolute rede” laat zien, dat zijn in wezen samen-zijn is: eenheid in veelheid, of veelheid in eenheid. Je kan dus al vermoeden, dat dit concept van de “absolute rede” van belang kan zijn voor het begrip van de vrije samenleving.*** Ware de werkelijkheid, waaronder de mens, in wezen niet redelijk dan was het zinvol streven naar een vrije, redelijke samenleving onmogelijk. Tot aan het optreden van Arthur Schopenhauer (1788-1860) en Friedrich Nietzsche was het toch de algemene lijn van de westerse filosofie om redelijkheid tot uitdrukking te brengen. Tegenwoordig blijken velen van de onredelijkheid van de werkelijkheid overtuigd te zijn en willen zij dat in hun denken en handelen bevestigen - behalve als het om hun eigen belangen gaat -, waardoor we steeds meer aan de grillen van een fantoomwereld overgeleverd dreigen te worden.

Zo hebben de lotgevallen van Haydns schedel ons bij de vrije samenleving gebracht, de vrije samenleving waarin mede Haydns muziek - die mooie, humanistische balans van rede en emotie - een levend element behoort te zijn. Die samenleving mag ons niet ontstolen worden door slavenzielen. Het roer moet om, opdat we niet terechtkomen in “blutige Kriege” zoals bij de Romeinen, “in denen die Sklaven sich frei zu machen, zur Anerkennung ihrer ewigen Menschenrechte zu gelangen suchten”, zoals Hegel ergens in zijn Philosophie des Geistes zegt.

Voordat de omstandigheden ons dwingen een Spartacus te worden - wanneer door de vergrijzing een groot deel van de Nederlanders reeds bejaard is...? Nebbisj...! -, moet het overal in de samenleving, en vooral ook in het stemhokje, op vreedzame wijze duidelijk worden dat we voor een vrije samenleving kiezen.

Erik Bink

Postscriptum: Ik ben me er heel erg van bewust, dat dit alles een readers digest van fundamentele zaken van de westerse filosofie is - wat eigenlijk tegen de geest van filosofie ingaat, want filosofie heeft veel woorden nodig. Maar ik denk dat het noodzakelijk is om enige lijn te brengen in het debat dat in de openbare mening rond “het westen en de islam” wordt gevoerd. Waar gaat 't om? Om de kracht van de rede, om de vrijheid. Maar dan moet het onder andere ook duidelijk zijn waaraan deze haar kracht ontleent opdat ze niet aan verbrokkeling wordt overgeleverd.


* Overigens beschouwt De Vries in zijn boek deze aanhangers van Gall als voorlopers van de latere rassen'leer' van de nazi's.

** In zijn schitterende stukje “Idealen” uit de bundel We leven nog uit 1963 schrijft Simon Carmiggelt het volgende:

“Ook op het vlak van de geneeskunde ging mevrouw Puts haar eigen baan. Dokters werden veracht. Als iemand onwel werd, ontbood mevrouw Puts een boom van een kerel met een rode profetenbaard en geen enkele bevoegdheid, die altijd met enorme blote voeten in sandalen liep, omdat hij geloof ik tegen sokken was. Hij was trouwens overál tegen, zodat hij het met mevrouw Puts aardig vinden kon. Ziekten kwamen voort uit de ziel – zei hij – en hij genas ze, door aan het bed wat te komen babbelen over dit ongrijpbare onderdeel van het menselijk lichaam.”

Mijn cursivering.

Gerard Reve in de brief “Zeer Geachte Heer Tuinier” in de bloemlezing De Laatste Jaren van Mijn Grootvader, 2009; ook in Schoon Schip 1961-1980, uit 1981:

“Steekt u maar eens uw vinger op, & zegt u dat maar eens op college, bijvoorbeeld op dat van de lieve & brave & waarlijk niet slecht docerende professor De F., die de eerstejaars vertelt, dat er, anatomisch, nergens in de mens een 'ziel' zit. (Dit verzin ik echt niet).”

Met De F. heeft Reve de anatoom Arie de Froe (1907-1992) op het oog. Overigen heeft De Froe

tijdens de bezetting enige honderden Nederlandse “Portugese Joden” het leven gered, door deze een 'certificaat' te verschaffen waarin hij, na de betreffenden anatomisch 'gemeten' te hebben, verklaarde dat zij op grond van deze anatomische kenmerken geen Joden waren. In 2008 heeft De Froe postuum de Yad-Vashem onderscheiding gekregen.

We zouden dus kunnen zeggen, dat De Froe - die hiermee zichzelf in gevaar bracht - zijn ziel op de juiste plaats had zitten.

*** Je zou kunnen concluderen, dat hiermee het multiculturalisme in de juistheid van zijn opvattingen en streven bevestigd wordt. In principe is dat correct: het streven naar een vreedzaam samen kunnen bestaan van velerlei levensbeschouwingen en van alle mensen op de aardkloot wordt hiermee metafysisch gefundeerd en gelegitimeerd. Maar het gaat er nú om, dat het westen geconfronteerd wordt met een levensbeschouwing, of een cultuur die juist de tegenstrever van deze metafysica is. Hieraan gemeten zou je de kern van die cultuur zelfs diabolisch kunnen noemen, daar deze, op grond van een door ressentiment vergiftigde slavenziel, het metafysisch gerechtvaardigde streven naar “samen-zijn in verscheidenheid” wil vernietigen. Een slavenziel die is geboren uit een geperverteerde verhouding met het absolute, het absolute dat in die sfeer door een volstrekt irrationele, wraakzuchtige en bloeddorstige grilligheid wordt gekenmerkt. Wat een ideologie heeft voortgebracht die het zwaard van de verdeeldheid van gelovigen en niet-gelovigen in haar vaandel voert.

Of zoals Ibn Warraq ergens in zijn Defending the West zegt: “... voor de islamisten verdient de wereld het niet om te bestaan.” Ik zou zeggen, dat dat in de kern van de islam besloten ligt.

Nog even los van tal van feitelijke factoren die het ontstaan van Eurabia stimuleren - zoals bijvoorbeeld kortzichtige economische (olie)belangen -, heeft echter de gerechtvaardigde wil tot samen-zijn, die geworteld is in de joods-christelijke-humanistische verhouding met het absolute (: het Goede) en die strookt met de principes van de democratische rechtstaat, velen in het westen blind en toegeeflijk gemaakt voor de diabolische vernietigingsdrift van die ideologie van het monoculturalisme.

De geperverteerd blik van het postmodernisme op die gerechtvaardigde wil heeft tot het credo van de postmodernisten geleid, dat het eenheidsstreven van de westerse metafysica - sinds Descartes gecentreerd rond het autonome “ik”- synoniem is met totalitair, uniformerend machtstreven. Het gevaar van een pervertering van macht - wat zou de mens echter zijn zonder enige “macht”!? - kleeft aan dat “ik”, maar het is natuurlijk achterlijk om het kind met het badwater weg te gooien.

Als de postmodernisten nu eens de waarheid onder ogen zouden willen zien en met onbevooroordeelde blik de islam zouden beschouwen, dan zouden ze dáár een werkelijk totalitair, uniformerend machtstreven aantreffen: allen slaaf onder het bewind van A...h.

7 opmerkingen:

  1. Tja, AllaH en praeco M (dtzmh) ...

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Waar gaat 't om? Om de kracht van de rede, om de vrijheid.

    In ieder geval niet om 'het westen en de islam'.
    Het gaat over dat de burger zich aan de kant heeft laten zetten, zijn/haar belang uit het oog heeft verloren en, van de andere kant bezien, de politicus/regent die misbruik maakt van zijn/haar positie.
    Bewustwording van zelfsoevereiniteit biedt dan een geweldloze uitweg.

    Maar dan moet het onder andere ook duidelijk zijn waaraan deze haar kracht ontleent opdat ze niet aan verbrokkeling wordt overgeleverd.

    Is 'Volksempfinden' dan niet ruimschoots voldoende ? Of is het volk wéér niet te vertrouwen en wordt men opgezadeld met een nieuwe serie dogma's ?

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Zo hebben de lotgevallen van Haydns schedel ons bij de vrije samenleving gebracht, de vrije samenleving waarin mede Haydns muziek - die mooie, humanistische balans van rede en emotie - een levend element behoort te zijn. Die...


    Hè ? Lotgevallen hebben de schedel naar een samenleving gebracht ?
    Kletskoek ?
    Sinds wanneer kan een muziekstuk een, ahum, humanisitische balans zijn tussen rede en emotie ? wablieft !
    Karel van het Reve heeft het al eens eerder behandeld of was het toch Broekhuis ?
    Dat solsjaalistiesche kunst niet mooi dient te wezen omdat het door een sosjaalistiesche schilder met sosjaalistiesche verf is geschilderd. Dat een kunstenaar een slechte jeugd heeft genoten is vaak ook niet te zien.
    Vergelijk de islam maar eens met de marxistisch-leninistische dialectiek. Het probleem is idem dito.


    Burger zo snel mogelijk buitenspel zetten en heersen!

    BeantwoordenVerwijderen
  4. Beste Dirk,

    Wie zegt, dat met mijn uitvoerige betoog de burger uit het oog verloren geraakt zou zijn? Ik zou haast zeggen, dat het tegendeel het geval is. Is het niet zo, dat
    opkomen voor de burger omdat ie genaaid zou worden door de elite - hoe en waar en waarom en hoe erg precies? - vooronderstelt, dat dat laatste niet in orde zou zijn!? Het is niet in orde omdat we in een vrije, democratische rechtstaat leven (met alle gebreken die daar altijd aan zullen blijven kleven)waar in principe de burger niet genaaid behoord te worden. En waarom niet? Nou, dat is weer hetzelfde lange verhaal.

    Dat je niet hebt kunnen volgen waarom de schedel van Haydn als binnenkomer en uitgangspunt diende voor een lang betoog dat (nog zeer summier) uitmondde in de (metafysische) principes van de vrije samenleving, dat is dan jouw makke.

    Wat muziek betreft - Karel van 't Reves kunstbeschouwingen laat ik even hier buiten -, of laten we zeggen, wat de geschiedenis van de westerse muziek betreft, zou je inderdaad de muziek uit de tweede helft van de 18e en begin 19e eeuw
    als "humanistisch" kunnen betitelen. Daarin gaat steeds meer het innerlijk, of de "ziel" van de componist zelf - op een voor anderen ontroerende manier - spreken, met als hoogtepunt, wat dat betreft, de muziek van Van Beethoven. (Ik ben Mozart niet vergeten; hoe zou ik...!?)
    De ontwikkeling van de strijkkwartetten van Haydn - die in mijn uitvoerige betoog genoemd werden - laat zien hoe Haydn deze steeds meer als een inderdaad geanimeerd, soms diepzinnig, van emoties, van humor doortrokken en op een muzikaal-verstandige wijze bijeengehouden democratisch gesprek tussen vier personen laat klinken.
    Je zou kunnen zeggen, dat hier inderdaad verstandige burgers (voor het eerst) op muzikale wijze aan hun trekken kunnen komen. Dat heeft dus ook met de principes van de vrije samenleving te maken. En zo is de cirkel weer rond; tenzij jij hem vierkant wil maken.
    De strijkkwartetten van Sjostakovitsj - of Bartok - daarentegen drukken - als je oren of een 'ziel' hebt om te horen - de gekwelde 'ziel' uit van de diegenen die in een verscheurde wereld of onder een dictatuur moeten leven. En hebben, net zoals die van Haydn, ook zonder die achtergrond hun eigen "onsterfelijke" waarde. Overigens hield Karel van 't Reve niet van "niet-neuriebare muziek"; dus in het algemeen niet van 20e-eeuwse muziek. Zijn waardering hield eigenlijk bij Mozart op. Maar dit terzijde.

    Dirk, helaas, dat ik 't moet zeggen ben je iemand die altijd koste wat kost iets te berde wil brengen,'t geeft niet wat en hoe, als je de ander maar kan pakken, of je eigen ei kwijt kunt. Op grond van wat...?
    Gooi er maar wat tegenaan, zoals nu Karel van 't Reve die je postuum nog op een volkomen verwarde manier als je getuige - tegen wat? - oproept.
    Daar kan ik geen samenhangend strijkkwartet van bakken.

    Erik Bink

    BeantwoordenVerwijderen
  5. Wie zegt, dat met mijn uitvoerige betoog de burger uit het oog verloren geraakt zou zijn?
    Ik.

    Ik zou haast zeggen, dat het tegendeel het geval is. Is het niet zo, dat
    opkomen voor de burger omdat ie genaaid zou worden door de elite vooronderstelt, dat dat laatste niet in orde zou zijn!?


    Nou de elite mag best de burger naaien hoor. Alleen de gevolgen zijn op lange termijn onprettig. Vroeg of laat gaat het fout. Dat is met een democratie ook het geval, maar dan is het eigen schuld, dikke bult. En dat is een leermoment en niet een aanleiding tot een ander regime te komen.


    Het is niet in orde omdat we in een vrije, democratische rechtstaat leven waar in principe de burger niet genaaid behoord te worden.


    Die democratische rechtstaat is slechts één van de vele staatsvormen die de burger, tijdelijk, goed kunnen bedienen.
    En om de huidige democratische rechtstaat nu te promoveren tot het volmaakte ideaal, daarmee zou ik, met de aanval op Irak, zeer terughoudend willen zijn.

    Een van de vele bezwaren die ik heb, is dat jij de burger ondergeschikt maakt van eoa bewijs of wetenschappelijke stelling.
    De burger is voor mij een gegeven en daarmee moeten we het doen.
    Ofwel de burger is dè norm van alle dingen en niets anders dan dat.

    Dit voorwerpelijke zoeken zien we in onze tijd bijvoorbeeld weer terug in de verabsolutering van het dna - de ontdekking van het dna is op zichzelf van bijna onschatbare waarde, daar niet van -, alsof de menselijk geest, het menselijke wezen inderdaad daarmee gevat zou zijn. Maar dit terzijde.


    Doe es uitleggen...verabsolutering van het DNA ...?

    Hier gaan mijn tenen zich toch krommen, hoor:
    Met andere woorden, dat de menselijke geest en het innerlijk van de dingen van de werkelijkheid op het vlak van het zijn redelijk met elkaar overeenstemmen. Hier beginnen zich de contouren van de grondslag voor de vrije samenleving geleidelijk aan te manifesteren.


    ...het innerlijk van de dingen van de werkelijkheid....
    Pardon ? Doe es aantonen dat ze in balans zijn ?
    En wat heeft dat nu te maken met een vrije samneleving.
    En hoe toont u aan dat vóór dit er géén vrije samenleving mogelijk was ?

    Heeft u misschien al overwogen of uw bedoeling niet direct feilloos uit de verf gekomen is ?

    BeantwoordenVerwijderen
  6. Martien Pennings (Leo Sar, Kassander)6 januari 2010 om 19:59

    Erik, Dirk is een querulant. Hij is niet echt dom, maar wel alleen maar bezig met zijn ego, niet met het onderwerp. Dirk is een zwakke natuur, die alleen maar bezig is zijn eigen psycho-drama te projecteren op politiek-filosofische problemen. De "objectieve geest" om het Hegeliaans te zeggen, Erik, daarvan is Dirk nog mijlenverderderderder verwijderd dan jij en ik. En jij en ik wéten hoever wij daarvan verwijderd zijn! Kan je nagaan!

    BeantwoordenVerwijderen
  7. Nog even dit
    Nog even iets over professor Vaessens. Op De Amsterdamse Lezing had de professor een beetje gemijmerd over het aanstaande academische jaar. Daar was een reeks commentaren op verschenen. Op Facebook had ik een link geplaatst naar die commentaren, omdat ze zo'n hoog wartaalgehalte bezaten. Vierentwintig karaats vakjargon.

    Het lezen van diepzinnigheden die weinig of niets om het lijf hebben stemt me altijd bijzonder vrolijk, en ik moest die link wel plaatsen om mijn plezier met anderen te delen.
    Ik ben nu eenmaal godvergeten sociaal.


    Moeilijk schrijven is gemakkelijk, helder schrijven is moeilijk, ik weet het, maar dat betekent nog niet dat we het helder schrijven maar moeten afschaffen. Of de verdedigers van wolligheid hun gang moeten laten gaan.

    BeantwoordenVerwijderen