Ik voer oorlog

De Franse intellectueel Bernard-Henri Lévy over zijn lapwerkfilosofie, zijn rol als ergerlijk figuur van de linksen en zijn angst voor een fascistische islam.

SPIEGEL
: Meneer Lévy, u bent de bekendste en waarschijnlijk tevens meest omstreden politieke intellectueel in Frankrijk, links, maar antimarxistisch. Uw nieuwste geschrift ”Over de oorlog in de filosofie” leest als een methodologisch en programmatisch manifest over de manier waarop u filosofie bedrijft. Beschouwt u zichzelf als soldaat?

Lévy
: In mijn denken ja, niet in het leven. Ik ben een uiterst vredelievend mens, geweld vervult me met afschuw, de reële oorlog, die ik enigszins heb leren kennen, haat ik als niets anders.

SPIEGEL: U bent als razende filosoof al bijna 40 jaar lang van de ene brandhaard in de wereld naar de andere onderweg. Uw eerste inzet leidde u in de jaren-70 naar Bangladesh, tijdens de onafhankelijkheidsoorlog aldaar.

Lévy: Oorlog voel ik als schande van de mensheid. Maar in het denken is oorlog het enige ware middel. Het is zaak om de vijandige ideeën te ontrafelen en te bestrijden. Het doel is niet alleen het vinden van de waarheid, maar de overwinning.

SPIEGEL
: Dat klinkt tamelijk gewelddadig. Is filosofie een vechtsport?

Lévy: Denken is niet gewelddadig, waarschijnlijk wel onverbiddelijk. Beslissend is de onbuigzaamheid. Wat ik in de filosofie afwijs, is het compromis. In de politiek bepaalt het compromis de wet, het is de noodzakelijke voorwaarde voor het geordende samenleven in de gemeenschap. Iedere democraat moet een deel van zijn hoop, zijn hartstochten, zijn interesses, zijn elan vitaal afschrijven. De filosoof echter niet.

SPIEGEL
: De zoektocht naar inzicht kan er toch niet in liggen om de andersdenkenden neer te maaien?

Lévy: De waarheid bereikt men niet door twee verschillende leren door elkaar te mengen. Ik kan ook niet oorspronkelijk het beste uit meerdere denksystemen pikken. De filosoof mag echter vooral niet ingaan op een handeltje, dus hier toegeven, om daar wat te krijgen.

SPIEGEL: Dat zou de waterige consensus van de kleinste gemene deler zijn?

Lévy: Begrip is geen waarde op zich.

SPIEGEL: De dialoog echter wel. De waarheid is dan misschien niet vast te stellen, maar ook niet op te dragen.

Lévy: Ik geloof niet in de dialoog als methode van inzicht. In de dialoog van Socratische dialoog staat de uitkomst van het debat immers van tevoren al vast. Natuurlijk accepteer ik de confrontatie van de standpunten. Ik ben bereid om morgen met Haberma, Enzensberger of Sloterdijk aan tafel te gaan zitten, maar niet in de hoop hen te overtuigen en niet bereid om mijn overtuigingen aan het wankelen te laten brengen. Waar het op aankomt, is de samenwerking. Nietzsche noemde dat de filosofie met de hamer: sla erop en luister of het hol klinkt.

SPIEGEL: Wanneer men ten strijde trekt, botst men op een vijand. Tegen wie en wat vecht u en waarvoor?

Lévy: Ik voer oorlog om de waarheid.

SPIEGEL: Doet niet iedere filosoof dat?

Lévy: Nee, niet iedere denker is bezeten door de wil van de waarheid. Velen loeren slechts op een gebeurtenis in de geschiedenis om op te kunnen springen. Anderen, zoals Slavoj Zizek, willen de communistische hypothese rehabiliteren. Maar de wil om achter de waarheid te komen is niet alles. Ik filosofeer, omdat ik er met al mijn bescheiden middelen toe wil bijdragen, de schade, beledigingen en krenkingen weer goed te maken die de armsten onder de armen worden toegevoegd. Het gaat er wel te verstaan niet om de wereld te redden, maar deze te repareren. Want hij ligt in puin, onafgebroken.

SPIEGEL: De filosoof als loodgieter bij het indammen? Dat zou onbegonnen werk zijn.

Lévy: Genezing is niet mogelijk. De wens naar zuiverheid en definitieve gezondheid is de baarmoeder van het totalitarisme. De filosoof zou zich niet moeten bezighouden met het absolute, maar met het onvoltooide.

SPIEGEL: Gelooft u in de vooruitgang in de historie? In de verbetering van de mensen?

Lévy: Ik geloof niet in de lineaire vooruitgang. Achteruitgang is op ieder moment mogelijk. Er bestaat geen onzichtbare hand, die de historie naar het goede leidt. Deze soort materialistische doelmatigheidsleer is reactionair. De wil van de mensen, het talent van de kunstenaars, de vrijheidsstrijd van de volkeren kunnen echter vooruitgang, verbeteringen opleveren. Het is de moeite waard, ook al blijft het doel altijd aan de horizon.

SPIEGEL
: Uit de geschiedenis zijn bepaalde leringen te trekken. Is het Westen niet immuun voor een herhaling van catastrofes, zoals het dit in de 20e eeuw heeft meegemaakt?

Lévy: Dezelfde scenario’s herhalen zich niet, maar Marx zei volledig terecht, dat de historie meer fantasie ontwikkelt dan de mensen. Wie zou zich na de twee wereldoorlogen op Europese bodem hebben kunnen voorstellen, wat er bij het uiteenvallen van Joegoslavië op de Balkan, in Vukovar of Sarajevo gebeurde? Het moorddadige nationalisme is nog altijd levendig, in vele delen van de wereld. Burgeroorlogen en terreur zijn niet gewoon voorbijgaande geboorteweeën van de democratie of onvermijdelijke randverschijnselen van het zelfbeschikkingsrecht van de volkeren. Het nihilisme, de naakte haat kan ieder moment opnieuw uitbreken. Met de dialectiek van de historie is het kwaad niet weg te interpreteren. Vreselijke middelen rechtvaardigen zich nooit door het zogenaamde goede doel, integendeel, ze vergiftigen het. Er bestaat geen list van de rede, die via de omweg van het onmenselijke leidt, nergens.

SPIEGEL: Toch is de totalitaire verzoeking van de Europeanen grondig uitgedreven. Een heilzaam effect van het herinnerings- en rouwwerk?

Lévy
: In het duistere aangezicht van de historie te kijken is geen zwakte, maar bepaalt de kracht en de eer van de naties. Wie zijn doden te snel en te diep begraaft, maakt mee, dat ze als spoken terugkeren. Ja, het verwerken van het verleden, de rouw is een kracht, die nieuwe mogelijkheden opent voor de toekomst. Europa heeft nu een andere relatie tot oorlog en geweld dan andere continenten.

SPIEGEL
: Vooral dan de VS. Waar ziet u vandaag de grootste bedreiging voor de wereldvrede in?

Lévy: In datgene, dat ik het islamofascisme noem. Er vindt tegenwoordig een unieke oorlog van de culturen plaats: niet in de zin van Huntington, niet die tussen het Oosten en Westen, hoewel ik niet in staat ben om te zeggen wat er zou kunnen gebeuren als China met zijn systeem van slavenarbeid wereldmacht nummer één zou worden. De werkelijke civilisatieoorlog, die we op dit moment meemaken, is de interne islamitische, de strijd tussen de islam van de Verlichting en die van de duisternis, de democratie en het terrorisme, de erfgenamen van de in 2001 vermoorde leider van de noordelijke alliantie Massud en de Taliban. Deze oorlog wordt genadeloos gevoerd, en wij in het Westen maken mee, hoe zijn laatste golven ons bereiken.

SPIEGEL
: En hoe verklaart u de samensmelting van religieus en politiek-ideologisch radicalisme? Is zij een reactie op de erfenis van het kolonialisme of een opstand van de onderdrukten en rechtelozen?

Lévy
: De islamitische, en vooral de Arabischislamitische, wereld is de enige, die geen lering heeft getrokken uit het fascisme. Er bestond immers in de eerste helft van de 20e eeuw wel degelijk een eigen Arabisch fascisme, ook een uitgesproken bewondering voor het Duitse nationaalsocialisme. De Syrische en de Irakese Baath-partij, de Moslimbroeders in Egypte, zij allemaal hebben fascistische ideologische wortels, die niet alleen zijn gegroeid in de strijd tegen de Europese koloniale machten. Het leidersprincipe, de volksgemeenschap, het geloof in autoriteit, het voorstander zijn van de dood, het racisme, de Jodenhaat, de heil- en reinheidswaan, dat zijn allemaal elementen van een onvervalste fascistische of nazistische traditie, die in Arabië voortduurt, juist omdat zij niet als zodanig in het bewustzijn naar voren wordt gehaald. De geest van de moefti van Jeruzalem, Amin al-Husseini, die Hitler in Berlijn zijn diensten aanbood bij het vernietigen van de Joden, waart nog steeds rond in delen van de Arabische wereld.

SPIEGEL: Belerende preken uit het Westen zullen daar nauwelijks verder helpen.

Lévy: We kunnen daarmee inderdaad niet veel tot stand brengen, behalve de Verlichte geesten de hand te reiken. En in geen geval in naam van de tolerantie, van het culturele relativisme de ware oorzaken van dit islamofascisme weg verklaren of door ook maar enig begrip voor de geest van het terrorisme te tonen. Daartegen helpt geen tolerantie, alleen laïcisme. De islamitische wereld moet zijn eigen dissidenten, zijn eigen Solzjenitsyn, zijn eigen Sacharov, naar voren brengen om tenslotte de seculiere revolutie te voltrekken. Die wordt niet door de dialoog van de culturen, maar door het gesprek van de ziel met zichzelf bereikt.

SPIEGEL
: Dat klinkt, alsof uw filosofische reparatiebedrijf toch een kern van absolute principes zou herbergen.

Lévy: Het absolute als idee, niet als te bereiken realiteit. Ik heb het immers gezegd: Er bestaan in de filosofie elementen, waarover niet valt te onderhandelen. Daartoe behoort het universalisme van de mensenrechten. Het respect voor de andersoortigheid van de culturen laat zijn beperking in geen geval toe. Een cultuur stort niet als een kathedraal in elkaar wanneer men er één steen, bijvoorbeeld de doodstraf, uittrekt. Mensenrechten – en daartoe behoort de gelijkheid van man en vrouw, maar ook de veroordeling van de doodstraf – kunnen juist voor de linksen niet worden gerelativeerd. Ze zijn per slot van rekening geen dekmantel van het imperialisme, maar de kern van de Verlichting.

SPIEGEL: Hun doorzetting rechtvaardigt desnoods ook oorlog?

Lévy: Niet beslist zo, zoals George Bush jr. het heeft verkondigd. Men komt nooit om een afweging in de politiek heen: ”Wat berokkent minder schade, wat brengt een verbetering? Ook het ”Ik” van de Verlichting is geen absoluut transcendent subject, maar ook altijd een ”Men”, dat gebonden is aan een concrete situatie. Maar er kan een recht, zelfs een plicht tot inmenging bestaan. Niet geboden hulp is onder bepaalde omstandigheden een misdaad.

SPIEGEL: En u mengt zich er in door alarm te slaan?

Lévy: Ik wil de domkoppen en de smeerlappen er aan hinderen triomfantelijk met hun vlaggen te zwaaien. Waarbij de domkoppen vaak gevaarlijker zijn.

SPIEGEL
: Waarom?

Lévy: De smeerlap is gemakkelijker te herkennen. Hij handelt immers niet te goeder trouw. Hij gaat over lijken en zegt: U bent het niet waard om ook nog maar een seconde over na te denken. Dat is in Frankrijk bijvoorbeeld de positie van de filosoof Alain Badiou – laat de Bosniër in hun arena’s elkaar toch te lijf gaan, wij houden ons erbuiten. Dan bestaan er nog zulke, die alleen kennis nemen van hun aangeslagen slachtoffer wanneer ze nuttig zijn voor hun strategie, bijvoorbeeld in de strijd tegen het imperialisme en het zionisme. Of zulke, die zich het gemakkelijk hebben gemaakt in de wereld en het niet nodig vinden ook maar iets te veranderen. Dat is de schoft in de zin van Sartres.

SPIEGEL: Is de publieke, de politieke intellectueel tegenwoordig alleen nog de man met de fluit?

Lévy: Men zou de werking van de ”Whistle-Blower” niet moeten onderschatten. Ik heb voor de krant ”Le Monde” een keer een serie reportages over vergeten oorlogen geschreven, over conflicten dus, waarvoor niemand zich scheen te interesseren. De weerklank was verbluffend, niet alleen in Frankrijk.

SPIEGEL: Maar de zinnenbeeldige figuur van de intellectueel, zoals Zola deze in de Dreyfuss-affaire met zijn ”J’accuse” neerzette of Sartres voor de 68er-studenten, is die tegenwoordig nog mogelijk? Of zijn de meester denkers met de grote ideologieën, de theoretische denkbouwwerken ten onder gegaan?

Lévy: De grootste ideologieën zoals het Marxisme stuiptrekken nog, ze ontwaken zelfs tot nieuw leven. Dit hoofdstuk is nog niet afgesloten, helaas. Ik denk, dat de Europese traditie van de betrokken intellectueel, die zich inzet voor het openbare lot, de verantwoordelijkheid voor de loop van de wereld in zich voelt, die getuigenis en rekenschap aflegt, niet ten einde is. Ik beschouw mezelf zondermeer als een van deze intellectuelen. Anders zou ik mijn leven in de zon kunnen doorbrengen en liefdesromans schrijven, in plaats van naar de sporen van afgeslachte boeren in Colombia te zoeken of in Afghanistan, in Herat, vrouwen te ontmoeten die hun gezicht met zuur hebben verminkt of verbrand, om te ontkomen aan de gedwongen uithuwelijking. Overal bestaat een reden voor een ”J’accuse”.

SPIEGEL: U bent een individuele strijder gebleven, een af en toe wat weifelende of ook wel dwalende guerrilla. Doet het u pijn, dat u als filosoof niet altijd even serieus werd genomen?

Lévy: Mijn ambitie is er niet op gericht om naam te maken. Ik wilde geen academische filosoof worden. Verwijt men mij me te dicht in de buurt van de journalistiek, van de reportages, van de literatuur te zijn? Alstublieft – in de plakwerkfilosofie, in het grote reparatiebedrijf van de historie, heeft ook de goede verslaggever zijn ereplaats.

SPIEGEL: U hebt meer dan 30 jaar geleden samen met andere ”nieuwe filosofen”, zoals uw vriend André Glucksmann, de afrekening met het marxisme en het totalitarisme ingeleid. Beschouwt u zichzelf tegenwoordig nog als links?

Lévy: Ja, in ieder geval. Mijn vader heeft aan de kant van de Republikeinen als vrijwilliger in de Spaanse Burgeroorlog gevochten. Er bestaan beelden en gebeurtenissen, die iemand voor het leven vormen: de Dreyfuss-affaire, het Vichy-fascisme, het antikolonialisme, het 68er antitotalitarisme. Dat blijven hoekstenen van Frans links.

SPIEGEL: Wat is tegenwoordig voor iemand die links is nog de moeite waard om voor te vechten, behalve algemeen gezien voor rechtvaardigheid?

Lévy: Twee voorbeelden: voor het behoud van de sociale staat en voor de voortgang van het Europese verenigingsproces. Beide, de sociale staat en de uitbreiding van Europa, lopen gevaar, ze zouden kunnen afbrokkelen. En daarachter zou het gevaar van een nieuwe radicalisering op de loer liggen. Ik ben er bijvoorbeeld van overtuigd, dat het rechts-extreme, buitenlandervijandige, chauvinistische Front Nationale onder de leiding van de dochter van Le Pen Marine in Frankrijk al spoedig in staat zou kunnen zijn aan de regering deel te nemen. Links staat op dit moment constant in de verleiding om verkeerde wegen te bewandelen. Ik heb zeven gevaren omschreven: het antiliberalisme, waarbij ik met liberalisme niet de anarchie van de markt bedoel. De afwending van de Europese vereniging. Het antiamerikanisme, dit socialisme voor domkoppen. Het zwart maken van de globalisering – het internationalisme was per slot van rekening ooit de vlag van de linksen. Een nieuw antisemitisme in een progressief gewaad. Tolerantie, ja, zelfs stiekeme sympathie voor het fascistische islamisme. En, boven dat alles, een bereidheid om het universalisme in twijfel te trekken.

SPIEGEL: Het is Frans gebruik, dat politici graag intellectuelen om zich heen verzamelen, alsof hen dat meer legitimiteit zou verlenen. Ze zijn niet alleen een soldaat tegen het kwaad.

Lévy: Een monteur in de machinekamer. Het kwaad verdwijnt niet uit de wereld, nooit. Men moet het accepteren en tegelijk bestrijden. Wondergenezers bestaan niet.

SPIEGEL: Dat is duidelijk. Maar er blijft een bepaald bevreemding, een twijfel in de publieke opinie, of u de juiste persoon voor die rol bent. U behoort immers ook tot de kring van de rijken en de schonen, niet alleen een man van filosofische publicaties, maar ook van publicaties in weekbladen. Een salonlinkse?

Lévy: Met deze vooroordelen moet ik leven. Het probleem is niet, dat ik mezelf exponeer. Het is datgene wat ik zeg – al 33 jaar lang zouden velen in Frankrijk het niet erg vinden dat ik mijn mond zou houden. In de oorlog trekt men vijanden aan, dat kun je verwachten. Het is moeilijker om datgene aan te vallen dat ik schrijf, dan de manier waarop ik leef. Daarbij zouden er vele aanvalshoeken bestaan: voor de marxisten mijn antimarxisme, voor de fascisten en Pétainisten mijn antifascisme, voor de tolerantiepredikers mijn anti-islamisme. Maar in principe eindigen zulke kritieken op dood spoor. Dus houdt men zich bezig met uiterlijkheden, de kleur van mijn overhemden of een citaat, waarop ik zogenaamd ben ingetuind.

SPIEGEL: U heeft in uw boek een zekere Jean-Baptiste Botul en diens uiteenzettingen over Kant als filosoof zonder lijf en leden een zuivere geest genoemd. Het blijkt, dat de zogenaamde nieuwe aanhanger van Kant Botul een grapjas is. Het leedvermaak was groot.

Lévy:
Dat raakt me niet. Het boek onder het pseudoniem Botul bestaat immers, het citaat is echt en geldig, hoe de auteur het ook bedoelde. Ik maak citaten sowieso buit op een piraatachtige manier, net hoe het uitkomt. Ik ben geen puristische filosoof, deze beschuldiging neem ik graag aan.

SPIEGEL
: In het glamourmilieu past ook de interesse in uw dochter Justine, die drie opmerkelijke, autobiografische gekleurde boeken heeft gepubliceerd, waaronder eentje over uw mislukte huwelijk, met Carla Bruni als schurk, en eentje over het overlijden van uw moeder.

Lévy: Justine wordt steeds minder als mijn dochter gezien en steeds meer als zelfstandig schrijfster. Haar talent is erkend, ze behoort tot de besten van haar generatie, ik ben heel trots op haar.

SPIEGEL: U houdt van het strijdgewoel en zoekt uw plaats midden in de chaos. Draagt de geur van de afvallige, waarmee u sinds uw eerste fundamentele werk ”De barbarij met een menselijk gezicht” wordt omgeven, bij aan de fascinatie en de vijandigheid die u veroorzaakt?

Lévy: De afvalligen zijn toch het zout van de aarde, men moet een afvallige zijn! Je in de trouw tot jezelf inmetselen, als deze een vergissing geweest blijkt te zijn, daarmee is de top van intellectuele verdorvenheid bereikt. Men moet ontrouw worden aan zichzelf, wanneer trouw de volharding in het verkeerde betekent.

SPIEGEL: Meneer Lévy, hartelijk dank voor dit gesprek.

Bernard-Henri Lévy is de meest prominente vertegenwoordiger van de door hem medeopgerichte ”nieuwe filosofie”in Frankrijk, die afscheid nam van het marxistische utopisme en het totalitarisme van de 20e eeuw onderwierp aan radicale kritiek (”De barbarij met een menselijk gezicht”). Maar hij bleef, anders dan veel van zijn vrienden zoals André Glucksmann, een linkse filosoof die wereldwijd tegen onderdrukking en voor de naleving van de mensenrechten – desnoods ook met militaire middelen – pleit. Zijn optredens in de media en zijn levensstijl leverden Lévy, 61, die getrouwd is met de actrice Arielle Dombasle, de naam van een ijdele dandyfilosoof op.

Bron: http://www.spiegel.de/spiegel/print/d-69821883.html

Interviewer: Romain Leick

Vertaald uit het Duits door: E.J. Bron

6 opmerkingen:

  1. Complimenten voor deze zeer lange vertaling. Stukken van een dergelijk niveau zul je in de zogenaamde kwaliteitskrant NRC tevergeefs zoeken. Die krant staat inmiddels vol met cultuurrelativistische anti-wilders-prietpraat.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Het wordt saai, maar ik wil de heer Bron weer eens mijn welgemeende complimenten geven voor zijn belangrijke en immer boeiende reproduceer en vertaalwerk!
    Dat zijn tenminste echte slijpstenen van de geest!

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Bernard-Henri Lévy is helaas helemaal de weg kwijt waar het Israël betreft en is op de hand van de Palestijnen. Lees wat Fiamma Nirenstein hierover te zeggen heeft:

    http://www.fiammanirenstein.com/articoli.asp?Categoria=5&Id=2364

    BeantwoordenVerwijderen
  4. De eerste bom van 'de heilige oorlog tegen het Westen' in ons land is reeds gebarsten op 2 november 2004 toen Mohammed Bouyeri Theo van Gogh als een lam op islamitische wijze slachtte in de Linnaeusstraat in de hoofdstad met aan het mes, gestoken in zijn lijf, een oorlogsverklaring aan alle vrijheidslievenden in dit land.

    BeantwoordenVerwijderen
  5. @Paulus

    Hartelijk dank voor uw compliment! Voor mij eens te meer een reden om door te gaan met datgene waar ik mee bezig ben!
    Nogmaals dank!

    BeantwoordenVerwijderen