Cinema paradiso?

De Nederlandse bioscopen hebben in 2010 ruim 28 miljoen bezoekers over de vloer gekregen. Dat las ik in een krant, toen ik in café De Snor in ’s-Heerenberg zat te wachten op mijn familie. Wij zijn er allen geboren – in ’s-Heerenberg – naast café De Snor. Dat wil zeggen: café De Snor plus feestzaal was in onze kindertijd een bioscoop, gedreven door Gerrit Schuurman, ook wel de Snor genoemd. Op foto’s in het café kun je nog zien hoe weelderig en zwierig hij ‘m droeg. Die snor. Zijn kleinzoon beheert nu de uitspanning. De bioscoop heeft lang bestaan: van 1913 tot 1986. Ik moet er destijds een aantal keren geweest zijn, maar ik kan het mij niet meer herinneren. Ik was vier, toen we verhuisden. Misschien heb ik onbewust beelden opgeslagen van films die er draaiden. Met Chaplin, Buster Keaton, Laurel & Hardy, de Marx Brothers, De Drie Stooges, Martin en Lewis en al die andere komieken uit de gouden tijd van Hollywood. Maar ook met Fernandel, Tati, Valentin en andere Europese equivalenten. Citizen Kane zal er niet gedraaid hebben. Eerder publieksfilms als Tarzan the Ape Man en Cobra Woman. Of westerns met John Wayne. Hoeveel mensen daarop afkwamen in Nederland, en in ’s-Heerenbergh in het bijzonder, is me niet bekend.

De mooiste film over film, die ik gezien heb, is

Nuovo cinema paradiso (1988) van Giuseppe Tornatore. Dѐ ode aan de film. En een prachtige verbeelding van een dorpsbioscoop. Cinema Paradiso is de bioscoopzaal naast de kerk in het Siciliaanse vissersdorp Giancaldo, waar films getoond worden zonder de door de pastoor gecensureerde stukjes celluloid. Alleen hij, operateur Alfredo en Totò, het jongetje dat Alfredo helpt, hebben de kussen en hartstochtelijke omhelzingen op die eruit gesneden stukjes film gezien. In het tweede deel van de film verrijst uit de as van de oude dorpsbioscoop Nuovo Cinema Paradiso. De kerkelijke censuur is verdwenen evenals het onderscheid in de zaal tussen de notabelen en het gepeupel (de eersten mochten spugen op de laatsten). Birgitte Bardot vult het witte doek. Zij doet paartjes vrijen en jongens zich afrukken. Totò (zijn eigenlijke naam is Salvatore) wordt operateur. In het derde deel keert Salvatore, hij is dan filmregisseur, terug naar zijn geboortedorp voor de begrafenis van Alfredo (Philippe Noiret speelt deze rol van mentor, - een term uit de theorie over storytelling)). Terug in Rome bekijkt hij wat hij van Alfredo geërfd heeft. Een filmrol met alle ‘verboden scѐnes’, met o.a. Gary Cooper, Greta Garbo, Gina Lollobrigida, Birgitte Bardot, de Italiaanse komiek Totò, Jean Gabin, Silvana Mangano. Met een lach en een traan kijkt Salvatore in zijn eentje in een grote bioscoopzaal naar deze onvergetelijke filmmomenten. Een ontroerend slot van een warme, melancholische en nostalgische terugblik op de dorpsbioscoop van weleer. Toen de cinema een rituele plek van samenkomst was, waar men in de vrije tijd de sleur van het dagelijks leven even achter zich kon laten en kon wegdromen bij de sterren van het witte doek. De plek die de bezoekers hielp te blijven dromen van il paradiso. Met Alfredo, de magiër van de toverlantaarn, die zich vereenzelvigde met de door hem geprojecteerde filmhelden, zich zelfs uitdrukte in hun woorden, is de oude dorpsbioscoop verdwenen. In de film. En daarbuiten. Wij hebben er onze huisbioscoop voor in de plaats gekregen. Toch gingen er in Nederland in 2010 dus nog ruim 28 miljoen mensen naar een film. Al of niet in 3 D.

Op de eerste vrijdag van het nieuwe jaar zag ik Love and other drugs in Tuchinski. De zaal zat bomvol en leefde hartstochtelijk mee met Jake Gyllenhaal en Anne Hathaway die elkaar moeiteloos in bed vonden en gemakkelijk schakelden tussen komedie en drama (beter dan de regisseur overigens). Na afloop pakten jongens hun meisjes steviger beet. De meisjes lachten luid. Ze hadden goed gekeken naar hun helden. Wat dat betreft is er niet veel veranderd ten opzichte van de tijd van de dorpsbioscoop. The times they are a-changin’. De sociale structuur is veranderd. Censuur is geïnstitutionaliseerd in de filmkeuring. De zalen zijn groter geworden. We eten popcorn en zetten 3 D-brillen (moeilijk over je eigen bril heen te doen; daar moeten ze nog iets op vinden) op. Maar de bioscoop is nog altijd een bron van vermaak en lering, waar we een voorbeeld nemen aan onze helden. Al vinden we die rolmodellen tegenwoordig ook in onze huisbioscoop.

Buitenkansje is de buitenbioscoop. Ooit zag ik in het voormalige Joegoslavië op een ommuurd pleintje een vertoning van de film Fanfare (1958) van Bert Haanstra en Jan Blokker (Kader Abdola liet in een aflevering van Zomergasten een fragment uit een Iraans equivalent hiervan zien), niet eens ondertiteld. En ook ooit: de western Broken arrow (1950) gezien ergens in Arizona vanachter op en neergaande ruitenwissers van een huurauto. Tegenwoordig organiseert elke zichzelf respecterende stad in de zomer filmvertoningen in parken of ergens langs het water. Het summum: life muziek tijdens de voorstelling. Top: Nina Rota life in een orkestratie van Bo van de Graaf (I Compani) bij een film van Fellini. Met een heerlijke pasta erbij. En een glas Italiaanse wijn. Smullen. De allerparadijselijkste cinema van dit moment.

Dick Gilsing

1 opmerking: