Geloof en waan

Het is niet racistisch om te wijzen op het verband tussen islam en islamisme. Een antwoord op Carolin Emcke.

Racisme en politiek liberalisme sluiten elkaar principieel uit. Alleen al de titel van Carolin Emckes tekst ”Liberaal racisme” (ZEIT nr. 09/10) is daarom absurd. Maar het streven van de schrijfster is duidelijk om zich aan te sluiten bij het aanvalsfront tegen ”de” islamcritici, dat zich al enkele weken in de feuilletons heeft geformeerd.

Emcke beweert, dat ”iedere individuele moslim verantwoordelijk gemaakt zou worden voor soera’s, waarin hij niet gelooft, voor orthodoxe dogmatici, die hij niet kent, voor gewelddadige terroristen, die hij afwijst, of voor brutale regimes in landen, waaruit hij zelf gevlucht is. Moslims moeten zich distantiëren van Ahmadinejad in Iran, van de Taliban in Afghanistan, van de plegers van zelfmoordaanslagen en eermoordenaars, en deze distantiëring gelooft toch niemand, omdat alles gelijkgesteld wordt: islam en islamisme, geloof en waan, religiositeit en intolerantie, individu en collectief.”

Ik ken geen enkele liberale criticus, die dat alles van iedere individuele moslim verlangt. Desalniettemin is het juist, om in de discussie met extremistische varianten van de islam naar soera’s te vragen waarop islamisten en Jihadisten zich beroepen. Het is juist, om de invloed van de extremisten op de islamitische gemeenschappen in te schatten. Het is juist, om het vernietigende antisemitisme van de Holocaustontkenner Ahmadinejad te veroordelen. En het zou helpen, wanneer moslims zelf kritisch zouden discussiëren over deze verbanden – wat velen immers gelukkig ook doen

Helaas blijft echter juist de in verenigingen georganiseerde islam, die er aanspraak op maakt ”de” islam in Duitsland te vertegenwoordigen, hier heel bleekjes. Dat blijkt bijvoorbeeld uit het verloop van de ”Gespreksronde veiligheid en islamisme” van de Duitse islamconferentie. Alleen omdat ik hardnekkig heb geëist om te praten over het fenomeen ”islamisme”, stemden de vertegenwoordigers van de islamitische verenigingen uiteindelijk in zo’n discussie toe – typisch genoeg in de laatste vergadering van een driejarig discussieproces, waarvan het eigenlijke thema toch eigenlijk het islamisme zou moeten zijn. En niet toevallig werd de geëiste discussie daarna door een geloofsverdedigende verdediging van het begrip bepaald. De vertegenwoordiger van Milli Görüs probeerde zelfs om alleen al het gebruik van het begrip als ”islamofoob” te veroordelen.

Emcke beweert verder, ”…tegenwoordig gelden bekrompen vooroordelen, die men serieus moet nemen.” Echter: ook achter ”bekrompen vooroordelen” kan angst verborgen zitten, die men inderdaad serieus moet nemen. De uitkomst van het minaretreferendum in Zwitserland en het succes van de beweging van Geert Wilders in Nederland laten zien waarheen het leidt wanneer zulke angsten niet serieus worden genomen: ze vinden een uitlaatklep in rechts-conservatieve, rechts-populistische bewegingen. ”Anything goes”, constateert Emcke. Het is echter weerzinwekkend, dat de schrijfster zulke mogelijkheden van gedifferentieerde leefstijlen en veelzijdige vrijetijdsbeoefening, die alleen in de vrije ruimte van een pluralistische samenleving mogelijk zijn, met repressieve, religieuspolitiek gemotiveerde islamitische kledingvoorschriften en een wat betreft de mensenrechten onacceptabele geslachtsapartheid op gelijke hoogte stelt. Meisjes en jonge vrouwen in conservatieforthodoxe en islamitische milieus in Europa hebben gewoon geen reële keuzemogelijkheden, maar zijn onderworpen aan het dictaat van de zelfbenoemde religiepolitie van familieleden, imams en ”rechtsgeleerden”.

En waarom eigenlijk beschouwt de schrijfster het als walgelijk, dat er ”een discussie rondom de islam in Europa ontbrand” is, ”die niet alleen aan de rechterrand de gemoederen verhit, maar ook het burgerlijke centrum bereikt heeft”? Nee, deze discussie ook in het ”burgerlijke centrum” is zondermeer te begroeten, want zij is van beslissende betekenis voor de toekomst van Europa. Maar Emcke is uit op iets anders: de discussie dient als buitenlandervijandig wantrouwende discussie te worden gebrandmerkt. Slachtoffers zijn alleen ”de moslims”. Omdat wij in Europa problemen met de eigen ”identiteit” hebben, aldus haar logica, profileren we ons in een agressieve verdediging van de ”waarden van een Verlichte sympathieke pluralistische leefwijze…tegen de islam”. Deze denkfiguur van het ”vijandbeeld islam” als vervanging voor verloren gegane ”vijandbeelden” is nog steeds net zo verkeerd als toen hij vele jaren geleden voor het eerst werd genoemd.

Johannes Kandel

Bron:
http://www.zeit.de/2010/16/oped-Rassismus?page=all

Vertaald uit het Duits door: E.J. Bron

2 opmerkingen:

  1. Oude wijn in niet eens nieuwe zakken.
    Ik dacht direct: die mevrouw Emcke zal wel filosofie gestudeerd hebben; duitse filosofie. (Och, er is natuurlijk ook wel goede duitse filosofie, maar ik bedoel dat type filosofie waar drogredenen in verbale mist verpakken tot kunst is verheven.)
    En verdomd! Even googelen, zoals we tegenwoordig zeggen, en wat blijkt? Mevrouw heeft filosofie, politicologie én geschiedenis gestudeerd. Londen, Frankfurt, Harvard! Gepromoveerd! Briljante vrouw! Prijsgekroond!

    BeantwoordenVerwijderen