"waar de gemiddelde Nederlander van dit ogenblik zich geen voorstelling meer van kan maken"

(...) Wat is er sinds die tijd, als men het zo wil noemen, 'verloren' gegaan? Wat ik daaronder versta zijn de dingen die zo diepgaand zijn veranderd dat ze vallen in de categorie 'niet meer voorstelbaar' - anders gezegd waar de gemiddelde Nederlander van dit ogenblik zich geen voorstelling meer van kan maken; de dingen dus die zo volkomen 'verloren' zijn dat zelfs het bewustzijn dat er een verandering is geweest verdwenen is.

Als ik die vraag formeel moest beantwoorden (maar dat hoeft gelukkig niet) zou ik zeggen dat er vier factoren waren die maakten dat de mensen, zoals we gezien hebben, andere gezichten trokken, als teken van onvoorstelbaar geworden gedrag: ten eerste, de armoede; ten tweede, de godsdienst; ten derde, de standsverschillen; ten vierde, de verschillen tussen de geslachten.

Van de omvang die deze vier dingen nog kort geleden hadden en de tirannie die zij uitoefenden heeft nu bijna niemand enige notie meer, vandaar dat de mensen nu denken dat het nooit bestaan heeft.

De armoede, en de vanzelfsprekendheid waarmee zij door zowel armen als rijken aanvaard werd zijn vergeten, zoals de torenhoge arrogantie van de gegoede klassen en de abjecte serviliteit van de lagere dat is, en de terroristische alomtegenwoordigheid van de kerken. Ook van de als een natuurwet aanvaarde onderworpenheid van vrouwen maakt al bijna niemand zich een voorstelling meer.

Het bijzondere is in mijn ogen dat zulke veranderingen op elk van die gebieden zich nooit eerder in de geschiedenis hebben voorgedaan. Er is in de laatste tweehonderd jaar van alles gebeurd, er is de grote omwenteling van de Industriële Revolutie geweest, en er is wel gezegd dat iemand die twee à drieduizend jaar geleden in de westelijke wereld leefde, tot ongeveer 't jaar 1800 naar een willekeurig ander punt in de tijd verplaatst zou kunnen worden zonder de wereld totaal veranderd of onbegrijpelijk te vinden; maar daarna wordt door de komst van de machine het aanzicht van de wereld radicaal veranderd. Dat is weliswaar juist, maar wat geloof ik niet algemeen wordt ingezien is dat een soortgelijk argument van toepassing is op een nog langere periode, tot ongeveer het jaartal 1950 dat ik al noemde, wanneer het om de bovengenoemde vier punten gaat. Tot dat tijdstip waren de standsverschillen, de extremen van armoede en rijkdom, de godsdienstigheid en de ongelijkheid tussen de geslachten voor iemand uit een ander tijdperk nog volkomen herkenbaar en begrijpelijk. Maar breng dezelfde tijdreiziger over naar onze huidige wereld, naar west-Europa zoals het nu is, en hij of zij zou waarschijnlijk denken dat de hele samenleving in de greep was geraakt van een collectieve waanzin - zo niet van de baarlijke Satan.

De wereld (zou zo iemand met uitpuilende ogen uitroepen) staat op zijn kop! Alle door de Heer (of de Natuur) gewilde verschillen zijn zoek, de knecht regeert de heer, de vrouw beveelt de man, de kinderen gehoorzamen niet langer de ouders, niemand weet zijn plaats meer; van allerlei 'gesels der mensheid' wordt niet meer vernomen, de straf der zwangerschap volgt niet meer op de zonde, de mensen worden veel ouder en blijven langer jong, privileges voorbehouden aan de rijken worden genoten tot door laagsten in rang, de mensen zijn vergeten wat werkelijke armoede was; iedereen leeft in weelde en overvloed; er heerst totale goddeloosheid, normloosheid, zedeloosheid en bandeloosheid. Er bestaat geen respect meer, geen gehoorzaamheid, geen plichtbesef, geen beginselvastheid en geen bereidheid om offers te brengen.

Ik bedoel dit niet retorisch: ik twijfel niet of bijvoorbeeld mijn grootmoeder, zoals ik haar kende, zou er bijna letterlijk zo over hebben gedacht, en dat is maar twee generaties terug; zij stierf in 1950. Ik denk dat deze dingen ook inderdaad ongeveer zo zijn, maar met het onderscheid dat ik veel, of zelfs de essentie ervan, niet voor een verlies houd maar voor een bevrijding, ja voor een soort wonder. Natuurlijk er zijn ook negatieve kanten aan, maar ik denk dat de nadelen niet opwegen tegen de positieve aspecten ('vooruitgangsgeloof'). Anders gezegd de balans is positief en iemand die de normen en verhoudingen van vóór 1950 terug zou willen is naar mijn maatstaven getikt (of misdadig).

Hebben wij hierbij iets essentieels 'verloren'? Het zal duidelijk zijn dat ik de tegenovergestelde overtuiging ben toegedaan. Het is onloochenbaar dat niet alles aanlokkelijk is en dat sommige nadelen organisch aan beginselen van vrijheid en gelijkberechtigdheid zijn verbonden, en aan het wegvallen van remmingen - een open samenleving brengt nu eenmaal meer risico's met zich mee dan een repressieve (met dat laatste bedoel ik niet een tot op zekere hoogte afgedwongen civisme, zoals bijvoorbeeld door Herman Vuijsje wordt verdedigd). Ook verwendheid is een kennelijke bron van ongewenste verschijnselen. (...)

Uit: Restjes, anathema's 9 - Rudy Kousbroek
Uitgeverij Augustus
Bestellen?

1 opmerking:

  1. Mooi stukje, zoals veel van Kousbroek.
    Het voorstellingsvermogen van de gemiddelde Nederlander moet uiteraard niet te hoog worden aangeschreven.
    Aan "de terroristische alomtegenwoordigheid van de kerken" mag overigens wel, tot vreugd van Kousbroek, een eind zijn gekomen, intussen is er zoiets als islamisering.
    En het kan zijn dat van "de vroeger als een natuurwet aanvaarde onderworpenheid van vrouwen" bijna niemand zich een voorstelling meer maakt, toch zijn er zo langzamerhand niet zo heel weinig moslim-immigranten en hun nakomelingen voor wie de onderworpenheid van vrouwen een vanzelfsprekendheid is.
    De tijd is mogelijk niet ver meer dat de vanzelfsprekendheid van bijv. de gelijkheid der sexen niet meer voorstelbaar is.

    BeantwoordenVerwijderen