"Kop op, kunstbroeder."

Reve_geinponem_s
Weert
, 5 januari 1972

Lieve Tiny en Simon,

(...)
Ik begrijp je ergernis over die fotoknippende dame bij Bomans zijn uitvaart, maar deel die niet. Die vrouw moet wel: het is haar handel. Ze kan niet 'later nog eens terugkomen'. Het is voor een gekleurd platenboek, tegen de uitgave waarvan de erven zich tot het laatste toe zullen verzetten, als het rinkelen van de kassa eindelijk alle argumenten overstemt. Als je een echte uitvaart wilt, dan hoort dit erbij. Laten Tijger en Woelrat maar met schreiende, overslaande stemmen roepen: 'De schoften! De schoften!' De jongens van het vak moeten zich daardoor geenszins van de wijs laten brengen.

Ja, net zo oud als jij, kunsbroeder, of net zo jong nog, net zoals je het wilt zien. Maar hij wel, en jij (nog) niet. Nu schrijf jij een gevoelig stukje over hem in het dagblad Het Parool, en anders had hij over jou een gevoelig stukje in het dagblad De Volkskrant geschreven. Zo moet je het zien. Je moet niet kwaad of bedroefd zijn dat hij wel dood is, en jij niet. Het had ook andersom gekund. Het leven gaat verder. Hoe lang zullen ze bij mijn dood stilstaan? Niet langer dan iemand die net gescheten heeft en heel even stil moet staan, om dat fijne gevoel erna ten volle te verwerken en al knijpend te voelen wegtrekken.

'Hee, die Reeves, die is ook al dood.' (Leest) '.... bijna (x) jaar.
Zo...'
'Wie?'
'Die schrijver, Reeven.'
'O, Reves, met dat gelul met die ezel?'
'Ja, die. Ook nog niet oud, eigenlijk.'
'Nee, Wat heeft (heb) die eigenlijk geschreven?'
'Weet ik veel. Boeken.'
'Wat voor boeken?'
'Weet ik dat? Wel altijd in de krant, en op de thee vee. Hij heeft (heb) toen in een kerk, heeft (heb) hij een minister een zoen gegeven; en toen heeft (heb) een vrouw in een winkel die heeft (heb) hem een klap gegeven , nee hij heeft (heb) die vrouw een klap gegeven, geen manier ook, koop je toch niks voor? Maar die is dus dood.'
'Dood is dood.'
'Zo is het.'

Kop op, kunstbroeder. Vlak hier om de hoek is de vijf eeuwen oude kerk, altijd open, met een lieve Mariaschrijn. De Moeder van God zit achter glas, met neonbuizen links en rechts. Vorige keer dat ik hier in Weert was, ging ik langs, en kocht een kaars, en mompelde zo wat van: 'En, mevrouwtje, wil het nog wat', enz. enz., met als antwoord een soort: 'Woew... woew... woew...woe', want de linker T.L. buis was stervende, en bromde daarom. Een Maria met geluidshinder en al dus. Als God het wil en wij leven, ga ik de avond vóór Hemelvaartsdag met mijn vrachtwagen op reis naar mijn Geheime Landgoed te V. en vandaar naar Lourdes, samen met mijn gastheer Guus van B., die een zeer vurig vereerder van de Maagd en een groot Lourdeskenner is. Het is 600 km verder dan V., en niet moeilijk toegankelijk vanuit Frankrijk. Het ligt aan de voet van de Pyreneeën. Volgens mijn belofte had ik er dit jaar al heen gemoeten. Voorlopig heb ik daaraan voldaan door 4x naar Kevelaer te gaan; mijn belofte om een schrijn voor Haar te metselen, ben ik dit jaar ten volle nagekomen: een prachtige bakstenen altaarnis in de tuin aan de nieuwe (plestik) vijver, met beeld er in en gaatje voor de huishoudkaarsen uit het blauwe pak. Nu post ik deze brief.

Veel liefs. Ik ben hier denkelijk wel tot en met het weekeinde. Jullie

Gerard Reve.

Gerard Reve - Brieven aan Simon C.
1971-1975

pag. 146/147
Veen, uitgevers - Utrecht/Antwerpen

Geen opmerkingen:

Een reactie posten