Onafhankelijk en onbaatzuchtig;
voor uw dagelijkse portie geestelijk verzet.
Hoei Boei, de enige site met zowel Gerard Reve
als Harry Potter aan haar zijde.
Twintig zotte excuses voor die malle hoofddoek (5)
Twintig zotte excuses voor die malle hoofddoek.
Excuus 5: “Je mag deze vrouwen hun geloof niet afpakken!”
Leuker kunnen we het niet maken maar wel zotter want zegt iemand dat dan? Doet iemand dat dan en hoe doe je dat dan, hoe pak je iemand z'n geloof af?
Ik weet inmiddels aardig wat over de islam maar ik heb nog nooit gehoord dat moslims beschermd moesten worden tegen het afpakken van hun geloof. Typisch een multikul verzinsel. Ik moet daarom altijd een beetje lachen als ik het hoor.
En dan die gelovige moslimvrouwen die je de hoofddoek niet meer hoeft af te nemen. Hoeveel geloof hebben zij dan nog over? Zijn zij dan geen echte moslims?
Ex-PvdA-stemster, drie dochters, een man, een hond en een spaarvarken
Excuus 1: klik hier
Excuus 2: klik hier
Excuus 3: klik hier
Excuus 4: klik hier
Vraag en Antwoord (2)
Hoe zal het Freek de Jonge in 2009 vergaan?
1. Hij bekeert zich tot het ware geloof (er moet immers gered worden).
2. Hij trekt zich terug in z'n tuinhuisje en radicaliseert.
3. Hij gaat nu echt met pensioen en wijdt zich volledig aan z'n vrouw Hella.
4. Hij blaast Neerlands Hoop in Bange Dagen nieuw leven in maar nu met Prem Radhakishun.
5. Hij wordt full time blogger.
Theorie van het Knuffelen
Theorie van het Knuffelen
Bij het doen van mijn boodschappen werd ik zwaar getroffen door de algehele kerstsfeer. De voor de winkel pamfletterende oproepers om geen vlees van de bio-industrie te eten maakt dit blog noodzakelijk. Mijn eerste gedachte is:
Waarom nodigen zij niet 80% van de NL bevolking beleefd uit om zelfmoord te plegen. Dan pas immers passen wij weer in onze "ecologische footprint".
Verder gaan met maar de helft van de wereldbevolking kan ook natuurlijk: 3,6 hectare per persoon, dat begint ergens op te lijken. Je zou alles wat poogt ons aandeel boven de nu beschikbare 1,8 hectare tot de werkelijk gebruikte 4,4 te verheffen kunnen kwalificeren als bio-industrie.
Ben ik dan voor de bio-industrie ? Eigenlijk wel. Ik wil namelijk blijven leven. Het zijn natuurlijk geen overgevoelige types daar. Maar ook geen dierenbeulen. Al zal er altijd wel wat te wensen overblijven. Dat mag geen reden zijn tot deze oproep voor een boycot.
Dan nu de beloofde theorie van het knuffelen:
"Naarmate er minder serieuze mogelijkheden zijn om politiek zinnig vorm te geven aan je stem wordt de behoefte toch iets te doen meer uitgeleefd op makkelijke zielige objecten."
Het belangrijkste onderwerp dat niet aan bod komt is de relatieve en absolute overbevolking. Ook de wens een strobreed in de weg leggen aan het internationale flitskapitaal komt maar mondjesmaat voor. De belangrijkste kandidaten om te knuffelen kent u natuurlijk wel:
hongerige en zieke kindertjes met grote ogen
hongerige en zieke kindertjes
zielige vluchtelingen
zielige allochtonen
zielige dieren met grote ogen
zielige dieren
zeldzame dieren
zeldzame planten
De mens is een sprinkhaan.
Voorspreker
We zullen het niet weten
Afgelopen week stond het weer in de krant: Janboel bij nieuwbouw. Begin december: Cv-ketels ontploften door rioologas. Dat herinnerde mij aan november 2007: Verkeerde montage CV-afvoer oorzaak koolmonoxide doden. Ik heb toen voor mijzelf het volgende geschreven:
Twee mensen zijn overleden door een verkeerd aangesloten HR ketel. Stond er in de krant. Een dag later was er nog het nieuwtje dat de andere bewoners opeens hun huis uit moesten omdat dat niet brandveilig zou zijn nu de HR Ketels waren afgesloten.
Eigenlijk vind ik dat er direct bericht had moeten worden dat tien mensen van hun bed waren gelicht op verdenking van dood door schuld. En dat diezelfde dag niet alleen de 100 aanliggende woningen waren geïnspecteerd maar alle woningen die in het laatste jaar zijn opgeleverd waar personeel van die installatiefirma of opgeleid door de betreffende school werkzaam waren. Of die geïnspecteerd waren door die dienst. Ik vrees dat de journalistiek haar prioriteiten al zo ver naar amusement en columnisme heeft verlegd dat wij hier niet snel het naadje van de kous over zullen weten.
Dus gaat de fantasie met mij op de loop:
Leerling-installateur A is op ROC Z weggestuurd met een diploma dat hij, ondanks dat de eisen al drie keer omlaag geschroefd waren, niet had mogen krijgen. Onder andere was hij feitelijk analfabeet die nog geen kleuterboek fatsoenlijk kon lezen, laat staan een technische handleiding. Dit omdat anders de financiering van de school in gevaar kwam.
Installateur V van bedrijf P was geen kwaaie kerel. Hij kende zijn vak. Maar hij was wat moe geworden van al die kneuzen die op zijn dak waren gestuurd en die voor een appel en een ei onder zijn toezicht de installatie moesten doen. Hij wist het: vakmensen waren schaars en duur. Maar ja, hier had hij geen zin in. Bovendien kon hij mooi onder werktijd nog even een klusje opknappen dat niet onaardig bijverdiende. Zijn baas kneep daarbij wel een oogje dicht. Vooral omdat het in de woning van de directeur bouwtoezicht van gemeente R was.
Opzichter M van gemeente R was ziek. Ziek van de zoveelste reorganisatie binnen het gemeentelijk apparaat, waarbij met nog minder mensen nog meer objecten bezocht moesten worden. Teneinde ruimte te maken voor een controller 3e klasse. Die er dan toezicht op kon houden of hij zijn urennorm wel haalde. Zijn collega P die zijn werk nu moest overnemen was niet helemaal op zijn taak berekend. Eigenlijk was hij onvoldoende geschoold voor dit werk. Bovendien nauwelijks ingewerkt. En tenslotte had hij door de ziekte van M minder tijd.
Directeur B van het ROC, directeur C van bedrijf P en directeur D van bouwtoezicht R hadden dus in ieder geval opgepakt moeten worden. Maar misschien nog wel wat mensen hogerop. Bijvoorbeeld ex-minister X van onderwijs. Eerst verantwoordelijke voor de rokende puinhopen aldaar. Of directeur Y van adviesbureau M. Die zonodig overal het managementdenken in de overheid meent te moeten introduceren. Zo kan ik wel even doorgaan vrees ik.
Enige tijd later stond er wel iets over de oorzaak: 'Fatale fout bij monteren cv in Rijen'. Over de uitkomsten van het justitiële onderzoek heb ik niets kunnen vinden. Misschien is het nog niet afgelopen. Maar waarschijnlijk is het geseponeerd. Er doemen nieuwe fantasieën op over die gang van zaken.
Voorspreker
Trouwambtenaar Marcouch roept Allah aan in gemeentehuis
“Bismillahierrahmanierrahiem. In naam van God de Barmhartige, de Genadevolle, Assalaamalaikoem.” Trouwambtenaar Ahmed Marcouch, voorzitter van het Amsterdamse stadsdeel Slotervaart, begon afgelopen donderdag (18 december) op een zeer bijzondere wijze zijn toespraak bij de sluiting van het burgerlijk huwelijk van Sharif Sahebdin en Nazima Shaikh.
Carel Brendel is auteur van Het verraad van links (Uitg. Aspekt)
"Vrijwel niemand wist meer, wat Kerstmis inhield of betekende."
Het was vochtig, koud weder, maar windstil. Ter hoogte van de boomtoppen hing boven de dierentuin een dunne deken van nevel, wat overbodig scheen, want het wolkendek daarboven bleef al enige dagen achtereen ondoordringbaar voor de zon. Men vierde een geboortefeest, dat van de belangrijkste Geboorte aller tijden nog wel, maar van een feeststemming was Treger niets gebleken: het was de ergste tijd van het jaar. 'Wie heeft dat uitgevonden?' vroeg hij zich af. 'Hoewel: Oudjaar is misschien nog erger.'
Vrijwel niemand wist meer, wat Kerstmis inhield of betekende. 'Eigenlijk niemand,' stelde Treger vast. Hij was nog enige uren tevoren, omtrent half één in de namiddag, naar de korte Mis geweest, die op werkdagen tussen de middag in de kleine kapel van de kerk op het -plein werd opgedragen. In die lelijke negentiende-eeuwse ruimte met zijn naakte planken vloer, gipsen beelden en smoezelige wanden en ramen rook het naar stof, misschien om de gelovigen hun sterfelijkheid in te prenten. Maar toch werden die vloer, de banken de altaartafel volgens elk eerlijk oordeel wel degelijk schoongehouden. Waar kwam dan die lucht vandaan? 'Het is een mysterie,' dacht Treger. (...)
Uit: Bezorgde Ouders - Gerard Reve
pag.9
Veen, Uitgevers - Utrecht/Antwerpen
1988
ISBN 90-204-2249-9
Vraag en Antwoord (1)
‘In negentig sekonden, graag’
Kort na de moord op Theo van Gogh zat ik samen met de Amsterdamse hoogleraar Ruud Peters in een tv-programma op prime time. De presentator was een halve zool wiens naam en gelaatstrekken mij niet zijn bijgebleven.
Hij liet een filmpje draaien waarin een Marokkaans meisje op verongelijkte toon uitlegde dat de islam een godsdienst van vrede was, en dat de islam nooit onschuldigen ter dood liet brengen. Ze beklaagde zich bitter over de ongehoorde islamofobie van Nederland. Op de achtergrond bloemen, tuinen en stemmige muziek. Ruud vond het wel een mooi filmpje, of misschien waren zijn gedachten tijdens het bekijken van het meisje wat afgedwaald. Terwijl Ruud betekenisloze volzinnen mummelde (onder het trefwoord: achterstandssituatie) werd ik steeds bozer.
De halve zool was daarentegen buitengewoon met Ruuds fijnzinnige betoog ingenomen, dit paste helemaal in de lijn van het regime. Staatstelevisie in optima forma. Maar ja, zo'n programma is nu eenmaal gebaat bij afwisseling en flits, dus na een tijdje mocht ik als islamwatcher-zonder-rose-bril ook wat zeggen. Nu, afwisseling had ik op dat moment hoog in het vaandel.
Ik citeer mezelf uit het hoofd, geen garantie dat het precies zo gezegd is: ‘Als wat dat meisje in dat filmpje zegt, waar zou zijn, dan zou Theo van Gogh nu nog leven'. Mijn reactie was wel veel korter dan die van Ruud, maar ik deed mijn zegje met iets meer emotie en iets meer articulatie dan deze collega-Arabist. Heel Nederland wist op dat moment al dat Theo in naam van de islam vermoord was door een moslim in een djellaba. De geloofwaardigheid van de halve zool en van Ruud was niet meer vanzelfsprekend.
De productiemedewerksters die normaal iets vriendelijks tegen de ‘gasten’ van het programma moeten zeggen bij het uitlaten, tijdens de lange weg van studio naar uitgang, in het doolhof van de gebouwen op het Mediacentrum, begeleidden me na afloop in stilte naar de buitendeur toe, zonder een woord te zeggen.
Vrienden en kennissen die het gezien hadden, belden me op of sms'ten me terwijl ik nog in de taxi naar huis zat dat ik nu echt over de schreef was gegaan, en dat ik nu echt nooit meer op de tv zou komen. Maar dat bleek mee te vallen. De volgende dag ‘stond de telefoon niet stil’, en ik kreeg uitnodigingen, uit binnen- en buitenland, voor meer praat- en actualiteitenprogramma's dan ik aan kon nemen.
Vrienden horen een ongeveer gelijkwaardige rol in elkaars leven te spelen. Daarom kon ik Theo eigenlijk niet een vriend noemen. Mogelijk kon niemand dat. Hij kwam regelmatig bij mij over de vloer, deed dan veel stof opwaaien, zorgde voor veel commotie, en vertrok weer, op weg naar zijn volgende uitbarsting van energie. Ayaan voerde in het dagelijkse leven een vergelijkbare koers: ze moest je beslist spreken maar als je dan elkaar eindelijk trof, was ze het gehele onderhoud lang aan de mobiele telefoon met derden, en vermoedelijk ook vierden en vijfden.
Ik had Theo van Gogh in het begin van de jaren negentig leren kennen. In de laatste maanden van zijn leven heb ik hem vrij regelmatig gezien. Onze gesprekken draaiden in die tijd om een thema dat achteraf macaber moet worden genoemd: Wie liep er nu meer risico, hij of Ayaan. Ik gaf Theo steeds gelijk dat Ayaan meer risico liep. Zij was de afvallige, hij was de dorpsidioot. Maar ik zie hem nog bij mij thuis halverwege de trap staan, en ik weet dat we allebei toch een tikje bezorgd waren dat het volle leven net iets meer ruimte liet voor de dood dan wij wilden weten.
Aan het eind van de week van de moord gaf Jaffe Vink – de man van OPINIO maar destijds nog redacteur van Trouw - een diner voor een groepje mensen dat later korte tijd bekend zou komen te staan als ‘de vrienden van Ayaan’. De media ontplooiden een morbide belangstelling voor die avond. Wat was daar gezegd? Ging het hier om een geheim anti-islamitisch genootschap? Niemand bij de media had kennelijk enig idee hoe mensen op de dood reageren (wat natuurlijk te denken geeft). Er waren redenen om niet te veel over die avond te zeggen. Het was deels een strijd geweest tussen Afshin Ellian en Leon de Winter, over de vraag wie er de leukste thuis is.
Nu kwam mijn tv-ervaring me te stade. Gevraagd naar die avond, zag ik ineens dat een tv-maker natuurlijk beelden wil, en dat ik iets moest geven waar de goeierds beelden bij konden maken. Dus begon ik over het prachtige servies van Mevrouw Vink, het bijpassende bestek, ach ik hoefde het nauwelijks af te maken, hier konden tv-makers wat mee. Wie het gezien heeft, zal het wel niet vergeten zijn. Minutenlange opnames van soepterrines die in soepborden werden leeggegoten, kortom, eerste klas tv. Allemaal bewegende beelden! Zeer geschikt voor onheilspellende achtergrondmuziek en dreigende gemeenplaatsen.
Het is een mooie illustratie van het gevaar dat een journalist loopt wanneer hij iemand te heftig onder druk zet. Om ervan af te zijn, zeg je op een gegeven moment iets waarvan je vermoedt dat de vragensteller het graag wil horen. De dwang van een deadline is dan nauwelijks nog nodig om, in dit geval letterlijk, de boel in de soep te laten lopen.
Mijn allereerste tv-ervaring was met Ben Elkerbout, die mij in 1968 via een van zijn vrienden op het spoor was gekomen toen hij op zoek was naar een nette student Arabisch. Ik moest voor hem filmbeelden met klagende Palestijnse notabelen vertalen, in de Ambachtsschool in Hilversum, een van de oudste tv-studio’s van Nederland. De tweede keer mocht ik geheel in het Arabisch een Egyptische dissident interviewen. Of eigenlijk preciezer: ik moest hem een paar rare vragen stellen. Behalve ambtenaren van de Egyptische en de Israëlische geheime dienst, en natuurlijk ikzelf, heeft er niemand naar de uitzending gekeken.
Niet veel later begon ik, onder het pseudoniem ‘H. Jansen’, af en toe in de Haagse Post te schrijven, over onderwerpen die met het Midden-Oosten te maken hadden. Tegenwoordig is het geen kunst een dagblad elke dag geheel te vullen met uitsluitend nieuws over de islam en de islamitische wereld, maar toen was dat nog lang niet zo. Af en toe dus een stuk in de HP, en op zo’n stuk volgde meestal een optreden in een tv-itempje van een actualiteitenprogramma over hetzelfde onderwerp. Dat werd dan weer gevolgd door een verzoek van een kwaliteitskrant om de boel nog eens te herkauwen.
Ik beken dat ik dat schrijven erg leuk vond, en veel geleerd heb van de vele redactionele verbeteringen op wat ik inleverde. De tv-optredens hadden ook wel iets, je leerde er op zijn minst een bonte verzameling mensen door kennen. Er is/was in dit circuit geen scherpe scheiding tussen een optreden op tv of een lezing op het land. Bij beide activiteiten ontmoet je allerlei types lang voordat ze zijn wat ze moesten worden.
Zo heb ik ooit gesproken voor een studentenvereniging in Utrecht, waar ik tijdens de discussie de vraag gesteld kreeg waarom er nu toch zo veel te doen was over de migranten, zeg maar de ‘nieuwe Nederlanders’. Daarop placht ik te antwoorden dat de hoofdoorzaak van de problemen gelegen is bij de sociale voorzieningen. Die ‘immuniseren de migranten tegen marktwerking’. Zo’n plechtstatige formulering boezemt het politiek correcte volksdeel vertrouwen in. Toch weet iedereen waar het in grotemensentaal op neer komt: het uitkeringsstelsel bemoeilijkt dat migranten gaan werken, en alleen door ergens te werken ga je je er thuis voelen.
Of dat antwoord juist is, moet nu even de vraag blijven, want er zijn nauwelijks problemen met migranten uit niet-islamitische landen, dus andere factoren zoals godsdienst zullen ook wel een rol spelen. Maar het aanwezige kamerlid van de VVD, Marc Rutte, toen nog onbekend, schrok wakker, en als door een wesp gestoken interrumpeerde hij dat ‘wij hier in dit land’, ‘met elkaar’ niet aan de uitkeringen mochten gaan sleutelen.
Het moet nu opnieuw even de vraag blijven of die zienswijze juist is, maar ook als het juist is, dat was niet zijn tekst, dat was toch echt meer een tekst voor een PvdA-er. De brede overeenstemming over de hoofdlijnen van het Nederlandse beleid tussen PvdA, CDA, VVD en D66 kon niet sneller en charmanter neergezet zijn. Waar zie je zulke dingen nog.
De eerste keer dat ik zonder eerst een stuk in de HP geschreven te hebben op de buis mijn zegje mocht komen doen, was in een programma waar Jaap van Meekeren presentator was. Die was destijds buitengewoon beroemd. Het programma ging over de oorlog tussen Irak en Iran, jaren tachtig. Van Meekeren vertelde me wat hij ging vragen, en wat ik moest antwoorden. Toen ik een ander antwoord voorstelde, vond hij dat ook goed. Een ruimdenkend man. Ik had negentig seconden voor dat antwoord, fluisterde hij nog snel voor we live gingen.
Ik kwam klaar in tachtig seconden. Ik las oprechte bewondering op het gepoederde gelaat van de geharde presentator. ‘Uitstekend! U gaat een grote toekomst bij de tv tegemoet’, sprak hij, ‘precies anderhalve minuut!’. Eerst had ik nog even gedacht dat hij mijn antwoord zo goed had gevonden, maar daar ging het niet om. Binnen de tijd blijven, dat was, ik ben het daar tegenwoordig volledig mee eens, het belangrijkste.
Inmiddels ben ik tientallen zo niet meer dan een honderdtal tv-optredens verder. Theo van Gogh heeft mij wel eens gezegd dat ik een van de weinige mensen ben die als hij op de tv is, gewoon blijft praten. Ik weet niet goed wat hij daar mee bedoelde, ‘gewoon’ moet hier vermoedelijk opgevat worden als ‘net zoals wanneer je niet op de tv bent’. Dat is in zo verre juist dat ik me weinig zorgen maak over een lopende camera, en meestal denk ‘Dit programma is zo treurig, daar kijkt toch niemand naar’. Dat blijkt vaak erg mee te vallen. Er is altijd wel iemand in mijn kennissenkring die het toevallig gezien heeft.
De laatste jaren bestaat bij de tv de gewoonte om de ‘gasten’ van het programma een video, tegenwoordig CD, van hun optreden mee te geven. Hoewel ik toch ongewoon gemotiveerd zou moeten zijn om zo’n opname na afloop nog eens te bekijken, is dat me eigenlijk nooit gelukt. Lang voor het fragment komt waar ik zelf in schitter, ben ik in diepe slaap gevallen. Ergens geeft me dat het gevoel dat die programma’s misschien toch niet zo afwisselend en flitsend zijn als de regie denkt.
Ook tijdens het maken van het programma bekruipt die gedachte me wel eens. Dat is natuurlijk niet wenselijk. Als iemand in de studio dat al denkt, wat in godsnaam zullen ‘de mensen thuis in het land’ dan wel niet denken? Moet ik me er diep voor schamen dat ik een keer tijdens een live uitzending in slaap ben gevallen? De presentator wist de situatie trouwens goed te redden.
Voor zo ver ik weet, heb ik maar een keer een conflict met een presentator gehad. Dat zegt niets, want een live programma is geen situatie om een conflict uit te discussiëren. Maar goed, de halve zool van dienst verzekerde het Nederlandse volk bij herhaling dat het Amerikaanse leger Umm Qasr had veroverd, de diepzeehaven in het zuiden van Irak. Tegelijkertijd stond in de studio Al-Jazeera aan, waar te zien en te horen was hoe Poolse commando’s bittere en bloedige strijd leverden om deze strategisch belangrijke plaats in te nemen.
De presentator had het niet zo op tegenspraak. Ik mocht niet zeggen dat de strijd om Umm Qasr nog niet gewonnen was. Dat zou de zondagsrust verstoord hebben, of iets dergelijks. Tijdens de reclameminuten rond het journaal ben ik vertrokken. Ik vond het beleid van de programmamakers respectloos tegenover de Polen die zich aan het doodvechten waren.
Op de tv komen betekent af en toe herkend worden. Hoe leuk is het om de Etna op te klimmen, en eenmaal boven, tot de enkels in het vulkaanstof, begroet te worden met ‘Dag meneer Jansen!’? Of in een bar in Bangkok te worden aangesproken door een Nederlander die wil weten ‘hoe je er moet komen’, daarmee bedoelend hoe je een stuk in een krant geplaatst krijgt? Kom op, laten we ons niet aanstellen, er is ernstiger leed op de planeet. En, die bekendheid heeft zeker geholpen mijn boekje Islam voor varkens, apen, ezels en andere beesten tot een bestseller te maken.
Boze reacties zijn soms vertederend. Een Marokkaanse jongeman liet mij ooit per e-mail weten dat in het Hiernamaals van mijn gebeente een fluit zou worden gemaakt, en dat bij elke toon op die fluit geblazen mijn ziel onbeschrijflijke pijnen zou lijden. Ik ben benieuwd. Ook bewaar ik goede herinneringen aan een brief vol bloederige bedreigingen ondertekend met ‘Gepensioneerd vredesactivist te Badhoevedorp’.
Het uitermate progressieve universitair onderwijzend personeel zou misschien minder tv moeten kijken, en zich tegenover mijn kinderen wat meer moeten inhouden: mijn dochters zijn niet verantwoordelijk voor mijn gebrek aan loyaliteit jegens de heersende multiculturele dwaalleer. Toch worden ze daar door hun docenten soms op aangesproken. Zelf met een anonieme achternaam als Jansen. Ja, hun vader is fout in de multikul-oorlog. Maar moet de rekening daarvoor niet uitsluitend aan mij zelf gepresenteerd worden? Hemeltje, dat is natuurlijk weer zo’n ouderwetse en reactionaire opvatting van mij waar ik afstand van zal moeten doen in het belang van de komst van een nieuwe multiculturele wereld waarin de nieuwe multiculturele mens multicultureel nieuw aan het wezen zal zijn
Ayaan Hirsi Ali heeft vaak gezegd dat wij in het Westen het haasje zijn als de afvallige moslims niet in groten getale uit de kast komen. Volgens Ayaan, en niet volgens Ayaan alleen, zijn er miljoenen afvallige moslims die letterlijk als de dood zijn dat iemand merkt dat ze van hun prachtgeloof zijn afgevallen. Mijn ervaring na tv-optredens is dan ook steeds dat moslims me toefluisteren dat ik nog te zacht ben geweest, dat het in werkelijkheid veel erger is, terwijl de blanke elite van het koninkrijk me vanwege dezelfde uitspraken vol onbegrip of soms ook met ontzetting aankijkt.
Laten we onze hoop dus maar niet op de Pechtolds van deze wereld vestigen, en ook niet op de gepensioneerde vredesactivisten, maar op de Marokkaanse winkelmeisjes bij H & M. Laten we dan ook maar niet raar opkijken als mijn rol als de brenger van de slechte berichten over de islam te zijner tijd door een gestudeerd Marokkaans meisje wordt overgenomen. Kan ik eindelijk echt met pensioen.
Hans Jansen
In het dubbeldikke winternummer van: HP/deTijd (week 51/52).
6 sterke uitspraken van Ahmed Marcouch
Lees hier meer reacties op de Spiegel '6 sterke uitspraken (het worden er steeds meer) van Achmed Marcouch'. Lees hierbij ook: 'het positieve effect van 2 november' (deel 3).
6 sterke uitspraken van Ella Vogelaar 1. Vogelaar ondersteunt voor 100% de Amsterdamse burgemeester Job Cohen die het geen probleem vindt dat sommige 'straatcoaches' in Amsterdam-West vanwege hun geloof vrouwen geen hand geven. 2. Vogelaar pleit ervoor dat moslimvrouwen bij de politie hoofddoeken mogen dragen. 3. Vogelaar: "We hebben in Nederland een paar dozijn Tariq Ramadan klonen nodig." 4. Vogelaar: "We zien ook in Amsterdam bijvoorbeeld heel veel mensen klagen, meisjes met een hoofddoek die zeggen ik kom heel vaak mensen tegen die gewoon bang zijn voor moslims, die anti-islam zijn. Nou dat zijn de dingen, waar we dus ook op 4 mei vooral bij stil moeten staan en zeggen toen is het ook zo begonnen." 5. Vogelaar: Ik ben een voorstander van koranonderwijs op openbare scholen. 6. Tegen elsevier.nl zegt Vogelaar dat Al Qaradawi een 'gerespecteerde autoriteit' is, die inspirerende dingen heeft gezegd over moslims en de samenleving'. Zij vindt het belangrijk dat iemand als Al Qaradawi ook in Nederland wordt gehoord, zodat zijn standpunten 'bediscussieerd kunnen worden'. (De radicale sjeik Al Qaradawi is betrokken bij de omstreden Moslim Broederschap. Hij verdedigde zelfmoordaanslagen en vaardigde fatwa's uit waarin de doodstraf voor Inspiratie: Ahmed Marcouch | 6 sterke uitspraken van Ahmed Marcouch 1. Marcouch ondersteunt voor 100% de Amsterdamse burgemeester Job Cohen die het geen probleem vindt dat sommige 'straatcoaches' in Amsterdam-West vanwege hun geloof vrouwen geen hand geven. 2. Marcouch pleit ervoor dat moslimvrouwen bij de politie hoofddoeken mogen dragen. 3. Marcouch: "We hebben in Nederland een paar dozijn Tariq Ramadan klonen nodig." 4. Marcouch: "We zien ook in Amsterdam bijvoorbeeld heel veel mensen klagen, meisjes met een hoofddoek die zeggen ik kom heel vaak mensen tegen die gewoon bang zijn voor moslims, die anti-islam zijn. Nou dat zijn de dingen, waar we dus ook op 4 mei vooral bij stil moeten staan en zeggen toen is het ook zo begonnen." 5. Marcouch: Ik ben een voorstander van koranonderwijs op openbare scholen. 6. Tegen elsevier.nl zegt Marcouch dat Al Qaradawi een 'gerespecteerde autoriteit' is, die 'inspirerende dingen heeft gezegd over moslims en de samenleving'. Hij vindt het belangrijk dat iemand als Al Qaradawi ook in Nederland wordt gehoord, zodat zijn standpunten 'bediscussieerd kunnen worden'. (De radicale sjeik Al Qaradawi is betrokken bij de omstreden Moslim Broederschap. Hij verdedigde zelfmoordaanslagen en vaardigde fatwa's uit waarin de doodstraf voor homoseksuelen werd goedgekeurd.) Bronnen: Het Parool, Buitenhof, Elsevier, Wereldomroep en AT5. |
22.2.2008
Dan past Nederland zich maar aan Marokko aan
Uitgelicht: uitspraak Mirjam Sterk (CDA), op BNR, 15.12.2008.
Interview met Mirjam Sterk over 'ruim miljoen met dubbel paspoort'.
Met name Marokko ligt dwars en blijft dwarsliggen, ook voor hier geboren kinderen. Aan het eind van het interview, waarin Sterk duidelijk heeft aangegeven dat en waarom het onwenselijk is dat zoveel mensen in Nederland een dubbele nationaliteit hebben, concludeert Sterk berustend: "Als Marokko zich niet aanpast aan ons dan past Nederland zich maar aan Marokko aan."
(Omdat mevrouw Sterks laatste uitspraak hier helaas is weggelaten of 'afgevallen' heeft Hoeiboei getracht via BNR de letterlijke uitspraak van kamerlid Sterk te achterhalen maar helaas bleek dat niet meer mogelijk.)
Heeft u ook voorbeelden van Jip-en-Janneke-uitspraken/berichten/verslaggeving/foto's gehoord/gezien op radio, televisie of andere media? Stuur deze, met bronvermelding, dan naar hoeiboei@gmail.com .
Twintig zotte excuses voor die malle hoofddoek (3)
Twintig zotte excuses voor die malle hoofddoek.
Excuus 3. "Waar maak je je druk over? Jij hoeft toch zeker geen hoofddoek te dragen?!"
Dat is (nu) wel zo maar het is toch niet zo moeilijk te bedenken dat als grote groepen vrouwen dat ding, dat akelige symbool (gaan) dragen - en die kant gaat het nog steeds op in het vrije Westen - de druk groter wordt, en dat het voor álle vrouwen nadelig uitpakt? Het maakt de wereld voor vrouwen die geen hoofddoek dragen en niet willen dragen, onveiliger. Hoe kijkt een muzelman wiens zusters, moeder, etc. bedekt door het leven gaan, naar meisjes en vrouwen, of zijn zuster, die er geen dragen? Dat is toch op z'n minst verwarrend voor zo'n knaap.
Kijk ook weer eens naar die islamitische landen waar soms zelfs sprake is van 'kledingpolitie' (Iran). Vrije keuze: geen. Ja, maar dat is zo ver weg, zegt U, zo ver zal het hier echt niet komen en wat hebben wij daar in het vrije Westen mee te maken?
Alles.
Want in veel van die landen is de hoofddoekverplichting pas gekomen nadat fundamentalisten aan de macht kwamen. (En wat te denken van orthodoxe moslimpolitici die in Nederland pleiten voor gehoofddoekte politie-agenten?) Voorts verwijs ik naar de verhalen van meisjes die gedwongen worden een hoofddoek te dragen omdat ze anders geen 'respect' krijgen wanneer ze zich op de Nederlandse straat begeven. Het komt voor dat een modern Turks gezin naar Nederland emigreert, vervolgens in een prachtbuurt terecht komt waar Nederlandse Turken wonen en dat de vrouwen, die ongehoofddoekt naar het vrije Nederland kwamen, binnen een paar weken gehoofddoekt door het leven gaan. Onvrijwillig. Zo sterk is de groepsdruk. En waarom zou die druk, die intimidatie, zich alleen tot moslimvrouwen beperken?
Je hoort in de media (met name politici) vaak zeggen dat je gelukkig nu ook veel gehoofddoekte en ongehoofddoekte meisjes met elkaar ziet optrekken. Dat zou een positieve ontwikkeling zijn.
Hoe dan? Welke vooruitgang is hiermee geboekt?
Dat mijn dochters respect voor die malle hoofddoek krijgen en het normaal gaan vinden er een te dragen? Op die manier?
Ex-PvdA-stemster, drie dochters, een man, een hond en een spaarvarken
Lees hier excuus 1: "Ik heb geen problemen met de hoofddoek want mijn moeder droeg vroeger ook een hoofddoek".
En hier excuus 2: "Ik vind de hoofddoek niet erg want iedereen mag toch zeker zelf weten wat voor kleren ie draagt".
Nooit Genoeg (3)
"Nooit Genoeg"
Plaats hier uw off topic links of reacties (geen spam en andere onzinnge bijdragen).
(Hoei Boei is niet verantwoordelijk voor de inhoud van de geplaatste reacties en/of links. Reacties kunnen op Hoeiboei zonder opgave van redenen verwijderd worden. Reageerders/reacties/links die de wet niet respecteren worden (definitief) verwijderd. Trollen eveneens. Men dient met een geldig emailadres te reageren, en bij voorkeur met de eigen naam.)
Jip en Janneke berichten of andere teksten graag naar hoeiboei@gmail.com
Lafaards langs de weg naar vrijheid
Tegen de verwachting van sommigen is de film geen frontale aanval op de islam of op de moslims. Niemand wordt ‘tot op het bot beledigd’, zoals dat tegenwoordig heet. Voor Nederlandse moslimorganisaties was dat reden om de film af te doen als ‘een krachteloos niemendalletje’. Wat natuurlijk niet kan verhinderen dat fundamentalistische moslims in het Midden-Oosten aansstoot nemen aan de film en uit naam van ‘de religie van de vrede’ met geweld en boycots dreigen.
Carel Brendel
Beste Rob,
Poste Restante Jogyakarta, 29 juni 1978
Beste Rob*,
(...)
We zitten hier erg gelukkig. Je kunt vaak genoeg een goed, stil hotel vinden, waarvan echter het genot verminderd wordt door het feit, dat je elke dag slechts met de bemo de echte mensenwijk kunt bereiken. Hier rondom is het niets dan pasars, warenhuizen, eettenten, woonkampongs etc. Het is natuurlijk maar een eerste indruk, maar het zijn hier, gelijkt het wel, stillere en introvertere mensen dan op Bali. En van dat Australische vee zijn we af: ik stond echt op het punt van instorten. Maar ontlopen doe je je lot niet: in het eerste eethuis was het hier al raak. Een vies vet Duits of Amerikaans of Frans of God weet wat voor varken van een jaar of twintig zat zelf-medegebrachte broodjes te beleggen, bij een glas besteld vruchtensap. Hij nam van één van de haken waaraan de tijdschriften hingen, een Time, en begon die, al etend, met zijn vreten op de paginaas, te lezen. Tenslotte ging hij wederom een broodje smeren, en legde ook nog zijn beboterde bestek op de paginaas. Dat werd mij te veel. Ik stond op, schoof zijn vreten van de opengeslagen bladzijden, en ging het tijdschrift aan zijn lusje op de haak terug hangen. Hij bleef zitten, balde zijn vuisten en keek zeer woest. Ik zei alleen maar: 'Also other people but you are meant to read it', en 'It isn't a table cloth'. We waren zelf op het punt om af te rekenen. De situatie was wel dreigend. Het personeel, allemaal van die duldzame Madames Butterflies, had enorm veel plezier. Nu moet je weten, dat ik eigenlijk een enorme lafaard ben, en dat alleen mijn eergevoel mij dwingt, desnoods tot de dood toe, partij te bieden. En ook kies ik, helaas, nooit een teringachtige pianostemmer uit, maar altijd een zwaargewicht van 108 kg. Maar er gebeurde verder niets, en wij gingen verder. Ik weet niet wat het is, maar ik kan geen schofterige ploertigheid jegens onschuldige, deugdzame, zwoegende mensen aanzien. Het is ongehoord, in het algemeen, het gedrag van de vreemdelingen in dit land. Waarschijnlijk omdat alles zo bespottelijk goedkoop is, zodat ze de mensen ook voor goedkoop houden. God beware dat tuig, maar ook ons - min of meer fatsoenlijke mensen - als vroeg of laat de gerechtvaardigde haat van de bewoners losbarst. Macht - al is het maar een beetje meer geld in zijn knip - toont de mens in zijn ware gedaante.
(....)
Gerard Reve
* Rob Nieuwenhuys
Uit: Brieven aan Geschoolde Arbeiders - Gerard Reve
Veen, uitgevers - Utrecht/Antwerpen
1985
Engeland: One Law for All campagne
Engeland: Op 10 december jl. werd in het House of Lords de aftrap gegeven voor de One Law for All campagne. De campagne keert zich tegen sharia’rechtbanken’ in Engeland.
Initiatiefneemster is de linkse activiste Maryam Namazie: ‘De sharia is ook in uitsluitend civiele zaken discriminerend. Sharia is oneerlijk en onrechtvaardig, vooral ten opzichte van vrouwen en kinderen. Bovendien is het vrijwillige karakter ervan een voorwendsel: veel vrouwen worden gedwongen zich tot een shariahof te wenden en accoord te gaan met de uitspraak. Deze shariahoven zijn een snelle en goedkope route naar onrecht en doen helemaal niets om de rechten van minderheden en sociale cohesie te versterken. Het maatschappelijke belang met betrekking tot vrouwen en kinderen vereist beëindiging van sharia en van alle rechtbanken en tribunalen die zijn gebaseerd op geloof’.
Voornaamste initiatiefnemer voor de campagne is de National Secular Society. De campagne wordt gesteund door onder meer: Children First Now, Equal Rights Now – Organisation against Women’s Discrimination in Iran, European Humanist Federation, International Committee against Stoning, International Humanist and Ethical Union, Lawyers Secular Society.
Meer over de sharia in praktijk in Engeland, zie:
Sharia-rechtbanken brengen vrouwen in het gareel
Eerste ‘officiële’ sharia-rechtbank in Engeland
Vijf Sharia’rechtbanken’ krijgen officiële status
40% van de Britse moslims steunt invoering van de sharia
Diverse moslimorganisaties pleiten voor shariarecht in Engeland
Er zijn tientallen niet-officiele sharia-hoven in moskeeën, islamitische centra en scholen
Voormalig voorzitter van de orde der advocaten Stephen Hockman pleit voor integratie van sharia in het Britse rechtssysteem
Volgens aartsbisschop Rowan Williams is invoering van de sharia in Engeland onvermijdelijk
De Church of Scotland staat positief tegenover sharia’rechtspraak’
Ook in andere landen krijgt sharia 'rechtspraak' steeds meer mogelijkheden en pleitbezorgers.
Er was sprake van dat de sharia in de Canadese staat Ontario zou worden ingevoerd.
In Nederland pleitte toenmalig minister van justitie Donner voor een islamitische zuil en zei invoering van de sharia geen probleem te vinden. Volgens islamologe Maysam Al Faruqi van de Georgetown University in Washington, zou Nederland zonder probleem de sharia kunnen invoeren.
In Duitsland baseerde een rechter een uitspraak in een echtscheidingszaak op de koran. Rechter Matthias Rohe vindt dat delen van de sharia toepasbaar zijn in Europa.
Verzameld Werk Karel van het Reve (deel 1 en 2)
Verzameld Werk - Karel van het Reve
Het is zover, op 12 december 2008 verschijnen de delen 1 en 2 van het Verzameld Werk van Karel van het Reve.
Meer info: Van Oorschot en hier: Karel van het Reve, en Ileen Montijn over het VW.
Sharon Dijksma, onze hoop in bange dagen
(staatssecretaris tegen koranlessen op de openbare school)
Ze maakte in 1994 als ‘het jongste Kamerlid ooit’ haar opwachting aan het Binnenhof. In de nadagen van het tweede paarse kabinet-Kok fungeerde Sharon Dijksma als fractiesecretaris van de PvdA.
Dijksma heette in de wandelgangen de ‘chief whip’ van fractieleider Ad Melkert. Hierbij moet u niet denken aan de liefhebberijen, die in het roddelcircuit aan de arme Melkert werden toegeschreven. De term ‘chief whip’ komt uit het Britse Lagerhuis. Deze functionaris hanteert daar figuurlijk de zweep om de fractiediscipline te handhaven. Hij of zij moet er voor zorgen dat de fractieleden aanwezig zijn bij cruciale stemmingen en zich daarbij aan de partijlijn houden.
In 2001 stelde Dijksma zich kandidaat voor het voorzitterschap van de PvdA. Als exponent van de partijtop moest zij het echter afleggen tegen de politicoloog Ruud Koole, die op de steun kon rekenen van de partijbasis. De als ambitieus beschreven Dijksma werd begin 2007 voor haar politieke ijver beloond met een post als staatssecretaris voor onderwijs in het vierde kabinet-Balkenende.
Wie had gedacht dat deze Sharon Dijksma zou uitgroeien tot onze hoop in bange dagen? Toen de PvdA als derde confessionele partij - ‘een soort islamitisch CDA’ in de woorden van journalist Yoeri Albrecht - toetrad tot Balkenende-IV, werd de atheïst Ronald Plasterk alom beschouwd als de atheïstische waakhond, die moest voorkomen dat het kabinet zich op sleeptouw zou laten nemen door de ChristenUnie.
Niet Plasterk, maar Dijksma ontpopt zich nu als de bewindspersoon die het meest op de bres staat voor de vrijzinnigheid. De staatssecretaris heeft weinig consideratie met het islamitische bijzonder onderwijs. Ze kwam (samen met CDA-collega Marja van Bijsterveldt) met een schokkend rapport over het kwalitatief slechte onderwijs en de fraude in deze sector. Volgens dit rapport maakt 86 procent van de schoolbesturen zich schuldig aan financieel wanbeheer. Zo gebruikten ze subsidies voor het organiseren van reisjes naar Mekka.
Dijksma heeft de afgelopen maanden aangifte gedaan tegen bestuurders van islamitische basisscholen in Heerlen, Almere en Helmond en tegen de Rotterdamse scholengemeenschap Ibn Ghaldoun. De koepelorganisatie ISBO heeft inmiddels gezegd dat er voorlopig beter geen nieuwe islamitische scholen kunnen worden opgericht gezien het matige onderwijs en het gebrek aan capabele bestuurders.
Eerder al stopte Dijksma de subsidies voor De dag van het respect, een politiek correcte stichting die na de moord op Theo van Gogh werd opgericht. In een lesboekje voor scholieren werd verteld dat de film Fitna van Geert Wilders net als Adolf Hitlers boek Mein Kampf gebaseerd is op ‘eenzijdige denkbeelden’. Directeur Corinne Bierman verkondigde daarmee niet meer of minder dan de in haar kring heersende opvattingen. Deze vorm van demonisering vond echter geen enkele genade bij Dijksma, die de omstreden passage in het respectboekje ‘onacceptabel’ noemde.
Zeer opmerkelijk is het jongste nieuws over de staatssecretaris van onderwijs. Dijksma ligt dwars bij het voorstel van de coalitiepartijen CDA, PvdA en ChristenUnie om 5 miljoen extra uit te trekken voor godsdienstlessen op openbare scholen. Dit voorstel is bedoeld als ruggesteun voor de plannen van de lokale PvdA-politicus Ahmed Marcouch om koranlessen in te voeren op de openbare basisschool. Zoals weinig bekend heeft partijleider Wouter Bos hier geen bezwaren tegen. Het binnenhalen van de moskee op de openbare school schijnt tegenwoordig juist heel progressief te zijn.
Autochtone ouders zullen weinig last hebben van koranlessen in het openbaar onderwijs. Zij kiezen gewoon een andere school voor hun kind. Bovendien, als hun kind niet meedoet aan de islamlessen, zullen ze daar niet op worden aangesproken. Anders ligt dat bij kinderen van Turkse, Marokkaanse of Afghaanse ouders, die niet gediend zijn van invloeden van de moskee op school. Als zij hun kind weghouden van de koranles (die zal worden gegeven door afgestudeerden van de imamopleiding), zullen ze worden uitgemaakt voor ‘slechte moslims’. Met andere woorden: dankzij het voorstel van Marcouch krijgen de orthodoxe gelovigen een nieuw sociaal drukmiddel om de niet-orthodoxen lastig te vallen. Het is vooral hierom dat vrijzinnigen binnen de PvdA, zoals Marcel Duyvestijn, ‘helemaal klaar’ zijn met Marcouch.
'Een bericht waarvan je schrikt', noemt Parool-columnist Theodor Holman het nieuws over de godsdienstlessen: "En ook nog islamonderwijs. Op een openbare school! Wel ja! Vooral nadat Marcouch op 22 november op een onzinnige, pijnlijke ratjetoelezing had gehouden, waarna iedereen politiek correct knikte, omdat we o zo bang zijn een allochtoon te kwetsen."
Dijksma is gelukkig fel tegen. Zij is uitgegroeid tot de lieveling van de ‘liefdevolle leden’ rond cineast Eddy Terstall en Duyvestijn. Natuurlijk zal Dijksma onder grote druk komen te staan. Vanuit de christelijke coalitiepartners, die godsdienstonderwijs op de openbare school helemaal zien zitten, maar ook vanuit de eigen partij.
Daarom ben ik benieuwd of Sharon Dijksma haar vrijzinnige rug recht houdt. Wouter Bos kan haar toch moeilijk laten vallen. Stel je voor dat de PvdA een staatssecretaris laat struikelen omdat ze koranlessen op de openbare school wil tegenhouden. Dat lijkt me een vorm van politieke zelfmoord voor Wouter Bos.
Carel Brendel
Carel Brendel is auteur van Het verraad van links (Uitg. Aspekt)
Moderator op hbo-niveau gezocht
Uitgelicht: (in het kader van pretpakketten voor pretopleidingen: moderator op hbo-niveau gezocht) Intermediair 11.12.2008, coververhaal 'Online getier en razernij', uitspraak van netsocioloog Albert Benschop.
Vraag Intermediair: "Is wat zij [reaguurders] doen een onschuldige vorm van verbaal afreageren, zoals bijvoorbeeld psycholoog Jay meent?"
Nederlandkenner Simon Kuper: "De moordenaars van Fortuyn en Van Gogh zijn niet via internet tot hun daden aangezet. Volgens mij is het een tamelijk ongevaarlijk jongensspelletje.' Socioloog Benschop is beduchter. 'Het creëert soms echt een stemming. Na de moord op Van Gogh werd op internet opgeroepen om moskeeën in brand te steken. Dat is vervolgens ook echt gebeurd. Op internetfora kunnen animale gevoelens opflakkeren die wel degelijk overslaan naar de fysieke werkelijkheid.' Om die reden zou het modereren volgens hem in Nederland veel professioneler moeten gebeuren. 'Naar mijn mening zou er in Nederland een speciale opleiding tot moderator moeten komen, bij voorkeur op hbo-niveau'.
Heeft u ook voorbeelden van Jip-en-Janneke-uitspraken/berichten/verslaggeving/foto's gehoord/gezien op radio, televisie of andere media? Stuur deze, met bronvermelding, dan naar hoeiboei@gmail.com .
Twintig zotte excuses voor die malle hoofddoek (2)
Twintig zotte excuses voor die malle hoofddoek.
Excuus twee: "ik vind de hoofddoek niet erg want iedereen mag toch zeker zelf weten wat voor kleren ie draagt".
Natuurlijk mag iedereen dat maar één nuchtere blik op de islamitische wereld en je weet dat het hier niet om zomaar een kledingsstuk gaat. Om eens een moslimvrouw te citeren: "Het is niet slechts een kledingsstuk. Er zit een concept achter over de ongelijkwaardige plaats van de vrouw in de maatschappij. De hoofddoek is het politieke spandoek van de fundamentalisten geworden, evenals de boerka." Dat zegt Nahed Selim, een moslimvrouw. De islamitische hoofddoek is een akelig symbool en niet te vergelijken met enig ander kledingsstuk.
Stel nu dat grote groepen mensen besluiten een hakenkruis op hun voorhoofd te 'dragen', oranje geverfd of niet - weliswaar geen kledingsstuk maar eveneens een onplezierig symbool in een vrije samenleving - zou deze dracht dan ook de kans op succes in de samenleving vergroten?
Ex-PvdA-stemster, drie dochters, een man, een hond en een spaarvarken
Wordt vervolgd
Lees hier excuus 1: "Mijn moeder droeg vroeger ook een hoofddoek".
Mohammed was een Hollywoodster
Mohammed was een Hollywoodster
Ik ben een 'afvallige'. Dat is geen benaming waar ik zelf voor heb gekozen, maar een etiket dat ik opgeplakt heb gekregen vanuit de moslimgemeenschap. Wat ik me nu afvraag is dit: kun je van een religie 'af vallen' wanneer je er nooit bewust voor hebt gekozen? Wanneer je altijd een vertroebeld beeld van deze religie hebt gehad? En is uittreding een zonde die met de dood - of op zijn minst sociale uitsluiting - moet worden bestraft?
U moet weten dat Iran - het land waar ik ben geboren en waar ik mijn vroege jeugd heb doorgebracht - niet altijd een moslimland is geweest. En dan heb ik het niet over de tijd van vóór de Islamitische Revolutie van 1979, toen de Iraanse geestelijkheid alleen nog maar droomde van ongebreidelde macht. Ooit, voor de komst van de Arabische moslimlegers in de zevende eeuw, woonden in mijn land voornamelijk zoroastriërs. Deze volgelingen van de profeet Zoroaster - of Zarathoestra - zagen het aardse bestaan als een strijd tussen Goed en Kwaad - enerzijds de Waarheid, Gerechtigheid en het Leven, en anderzijds de Leugen, Onrechtvaardigheid en de Dood. Het Goede zou uiteindelijk, met de nodige inzet van de mens, overwinnen. Ik geef er daarom de voorkeur aan te denken dat ik niet zozeer van mijn geloof ben afgevallen, maar dat ik eerder ben teruggevallen naar de overtuigingen van mijn voorvaderen. (...)
Ehsan Jami
Uit: Ehsan Jami - Het recht om ex-moslim te zijn
Uitgeverij Ten Have
pagina 27/28, hoofdstuk 1: Mohammed was een Hollywoodster
ISBN 978 90 259 5836 7
12 euro 50
Moord weerlegt pathetische verklaringen
Moord weerlegt pathetische verklaringen
Dus, waarom de rabbi vermoorden? Er is een type apologeten – waarmee ik grof gezegd doel op het geloof dat de misdaad de fout van het slachtoffer is – die zich in een mildere variant voordoet, en die ik goedpraters zal noemen. Dus volgens de goedpraters is de massamoord in Mumbai twee weken terug te verklaren vanuit wat de jonge, stoer uitziende mannen met granaten en machinegeweren is aangedaan, of waarvan ze getuigen waren in hun directe omgeving.
Op de dag na de aanslagen leverde de Indiase schrijfster, actievoerster en actieve goedpraatster Arundhati Roy genadeloze kritiek op haar land in The World Tonight op BBC Radio 4 vanwege de armoede op het platteland en de van tijd tot tijd sterk toenemende steun voor Hindoe-nationalisme. Dit, zo scheen ze te beweren, waren de oorzaken die aan de basis lagen van de terreur. Ergens anders haalden analisten de 60 jaar oude Kashmir-crisis aan als motief voor de jihad. Nog een stap verder gaat de schrijver Misha Glenny, door te suggereren dat georganiseerde misdaad in de stad Karachi ‘de ware sleutel’ is achter zulke aanslagen (hij heeft onlangs een boek geschreven over internationale georganiseerde misdaad), maar dat de echte oorzaak van de nachtmerrie van twee weken terug ligt in ‘de achteruitgang van de verstandhouding tussen Hindoes en moslims in Mumbai en India’. Goed, dit zijn slechte zaken. Kashmir is een slechte zaak. Het saamhorigheidsgevoel van de Hindoes is een slechte zaak.
Armoede is slecht. Je kunt de redenen zien voor oorlogshandelingen in Kashmir, voor opstanden in Hyderabad en voor Maoïstisch oproer in de afgelegen agrarische gebieden van India. Maar waarom de rabbi vermoorden? Waarom het kleine hoofdkwartier van een kleine buitenpost van een kleine religie, dat niet direct symbool staat voor iets en waarvoor je bijna een gedetailleerde kaart en informatie van ingewijden nodig hebt om het zelfs maar te kunnen vinden.
Van wat we te weten zijn gekomen via de enige overlevende aanvaller, de met een babyface getooide Ajmal Amir Kamal (zoals hij wordt genoemd in sommige reportages), kwam zijn groep grotendeels uit het plattelandsgebied van de zuidelijke Punjab in Pakistan. Het is daarom onwaarschijnlijk dat een van hen zelfs maar een Jood was tegengekomen in zijn leven of iemand kende die er een was tegengekomen.
Toch werd vorige week Nariman House uitgekozen voor een speciale moordmissie, naast de Oberoi en Taj Hotels, het station en het Leopold Café. Het deed me denken aan de bomaanslagen in Istanbul in 2003 toen – in de nasleep van de inval in Irak – naast specifieke Britse en Amerikaanse doelen om een of andere reden ook de synagogen werden opgeblazen die behoorden tot de sterk afgenomen Joodse bevolkingsgroep in die stad.
Het maakt niet uit tot welk ras of tot welke religie iemand behoort; het ene leven is niet belangrijker dan het andere. De moord op de rabbi, zijn vrouw en de andere Joodse mensen in Nariman House zijn weerzinwekkend, maar evenzo weerzinwekkend zijn het schieten op, het met explosieven aanvallen en het met een mes afslachten van alle andere slachtoffers, van de gezagvoerder van een gekaapt Indiaas schip tot de vrouw die stond te wachten op de nachttrein naar Patna. Twee jaar geleden, ongeveer op dezelfde tijd, laat op de avond, was ik een van de twee of drie blanke gezichten in een vermoeide zee van mensen op datzelfde station. Het is geen plaats om Westerlingen neer te schieten, maar er zijn grote beloningen voor een seriemoordenaar van gewone Indiërs, zoals degenen van wie we het bloed hebben gezien op de fotos’.
Dus de Chanad gijzelaars in Nariman House zijn niet doder dan de anderen. Maar zij logenstraffen wel de goedpraters. De enige mogelijke reden om zoveel moeite te doen om een paar Joden te vinden (tegenover een schietpartij zoals op de high school in Columbine (VS) in de grote stad) is ideologie. Het is omdat iemand je heeft verteld – en jij hebt geaccepteerd – dat deze mensen jouw bijzondere vijanden zijn.
Afgelopen weekeinde viel mijn oog op een verslag waarin werd vermeld dat de moordenaars waarschijnlijk afkomstig zijn uit de directe omgeving van de steden Multan en Bahawalpur. Twee van de grootste terreurgroeperingen in Pakistan, Lashkar-e-Toiba en Jaish-e-Mohammed, rekruteren vooral in dit gebied. Het is ook een gebied waar religieuze scholen in de lijn van de puriteins islamitische Deobandi stroming in de meerderheid zijn. Jason Burke, die vorige week verslag uitbracht voor de Britse krant The Observer, vertelde over zijn gesprekken met religieuze docenten van de locale madrassas, een van hen was de zwager van de Britse jihadi Rashid Rauf, die vorige week werd gedood door een Amerikaans gevechtsvliegtuig vlakbij de Afghaanse grens.
Een zo’n docent, die, volgens Burke, leiding gaf aan het onderwijs aan 40.000 studenten, vertelde hem: “Vechten in Afghanistan of Kashmir en strijden tegen de krachten die tegen de Islam zijn, is onze religieuze plicht.” Let op hoe de twee specifieke strijdarena’s worden gecomplementeerd door een derde, veel algemenere, namelijk te strijden (met wapens) “tegen krachten die tegen de Islam zijn”. Eind vorig jaar berichtte The Times in een artikel over de invloed van de Deobandi op Britse moskeeën. In dat artikel werd veel aandacht besteed aan het werk van docenten als Riyadh ul-Haq, afgestudeerd aan de Deobandi religieuze school vlakbij Bury in Engeland. Volgens het verslag verbood deze school televisie, kunst, schaken, muziek en voetbal. Een van de afgestudeerden beweerde dat muziek onderdeel was van een satanisch web dat was opgericht door de Joden om de moslimjeugd te perverteren. Ul-Haq waarschuwde dat moslims het gevaar liepen de gewoonten over te nemen van de ongelovigen, die een “kwaadaardige invloed” uitoefenden.
Ik ben ervan overtuigd dat er veel Deobandi aanhangers zijn die op geen enkele manier gewelddadig of gevaarlijk zijn, maar je ziet hier een ideologie, een psychose op zoek naar een wrokgevoel, en zeker geen uitdrukking van een bestaande wrok. En het zal altijd wrokgevoelens kunnen vinden.
Misschien is het heel onmodieus neo-conservatief om het te zeggen, maar ongetwijfeld is het onderliggende probleem in het zuiden van de Punjab een falende samenleving in een falend land, waar een bepaalde ideologie begint te domineren. Het is volgens mij zeer veelzeggend dat hetzelfde gebied dat sommige van de moordenaars van Mumbai voortbracht, koploper in de wereld is voor wat betreft de aanvallen met zoutzuur op vrouwen. In 2003 vonden er zeker 74 van zulke aanvallen plaats in zuid Punjab en die leiden tot grote verminkingen. Dit is zeker een van de meest shockerende uitingen van vrouwenhaat die er op de wereld te vinden zijn.
“Soms willen de aangevallen vrouwen een scheiding of de echtgenoot is op zoek naar een tweede vrouw tegen de zin van de eerste,” zo valt te lezen in Human Rights Watch. “Soms kan de gebeurtenis die de zaak doet escaleren iets triviaals zijn als een ruzie over het huishoudgeld.” Als lezers de kans zien kan ik een reportage over Pakistan aanbevelen van Nicholas Kristof in The New York Times van het afgelopen weekend. Kijk alleen niet naar de foto’s.
Dat zou nog eens een echte reden voor terrorisme zijn, niet waar? Maar wat in plaats daarvan de kop opsteekt, is een politiek-religieuze beweging van mannen die gewelddadige zelfgenoegzaamheid, onmogelijke puurheid en een haat tegenover de menselijke veelvormigheid omhelzen. Geen wonder dat het kosmopolitische Mumbai het doelwit was, met zijn buitenlanders, minderheden, zijn gekmakende mengsel van mensen en morele opvattingen, die allen afwijken van de ene, ware, smalle weg.
Dit is wat de rabbi ons vertelt met zijn dood. Er is niets – wat de goedpraters ook mogen beweren – dat we kunnen doen om tegemoet te komen aan de fanatici van Faridkot dat zulke mensen zou kunnen overtuigen om, eenmaal geradicaliseerd, niet te proberen ons te vermoorden.
David Aaronovitch
David Aaronovitch is een regelmatig met prijzen beloonde schrijver en programmamaker betreffende internationale politiek en de media, en een regelmatige columnist voor het Britse blad The Times.
Vertaling: Kees Bakhuyzen (Hoeiboei)
Originele tekst: Killing defies pathetic explanations (The Australian)
Vrede en vrijheid
Vrede en vrijheid
Cleveringa-lezing door Paul Cliteur op 26 november 2008 in het gebouw van de Eerste Kamer der Staten-Generaal in Den Haag
Dames en heren,
De serie van lezingen waarvan deze lezing een onderdeel vormt is vernoemd naar Rudolph Pabus Cleveringa. Cleveringa was een Nederlandse hoogleraar in de rechtsgeleerdheid, verbonden aan de universiteit van Leiden. Hij leefde van 1894 tot 1980. Zijn naam leeft nu nog voort door een moedige daad die hij verrichte op 26 november 1940. Cleveringa hield toen een rede waarin hij protesteerde tegen het ontslag van Joodse hoogleraren dat door de Duitse bezetting was aangekondigd, onder andere het ontslag van Eduard Maurits Meijers (1880-1954).1
Cleveringa werd opgepakt door de Sicherheitspolizei en tot aan de zomer van 1941 opgesloten. In 1944 werd hij opnieuw opgepakt en als gijzelaar vastgezet in kamp Vught. Hij heeft de Tweede Wereldoorlog wel overleefd. En ruim overleefd mag men wel zeggen. In 1980 is hij overleden.
De rede van Cleveringa is een belangrijk moment in de Leidse universiteitsgeschiedenis. Na die rede van Cleveringa riepen de studenten op tot een staking en daarop werd de universiteit gesloten. Die werd pas weer heropend in 1945.
Deze gebeurtenissen worden herdacht in de zogenaamde “Cleveringa-bijeenkomsten”. Sinds 1970 organiseert de Universiteit van Leiden bijeenkomsten in Nederland, maar ook in andere delen van de wereld en tevens bestaat een Cleveringa-leerstoel.
Tijdens de zogenaamde 26-november bijeenkomsten (waarvan deze bijeenkomst er één is) wordt van de spreker verwacht dat deze een “eigen verhaal” vertelt, waarbij dan een relatie wordt gelegd “met de gebeurtenissen op 26 november 1940”, zoals het wordt geformuleerd door Jolanda Hendriksen in haar boekje Tegen de tirannie en de verdrukking: een geschiedenis van de Leidse universiteit en haar studenten (1995).2
Dit boekje van Hendriksen is uitgegeven door het Leids Universiteits Fonds dat zich inzet voor de eenheid binnen de universiteit, maar ook voor “vrijheid en autonomie”. En met “vrijheid” bedoelt het Leids Universiteits Fonds dan niet alleen de vrijheid op financieel en bestuurlijk gebied, zoals Hendriksen toelicht in haar boekje, maar ook de vrijheid waarvoor Leiden als stad “eeuwen geleden strijd leverde”.3
Aan die strijd voor vrijheid is ook mijn rede van vandaag gewijd. Ik zal betogen dat die vrijheid niet alleen bevochten moest worden in het Nederland van “eeuwen geleden” (denk aan de geboortestonde van de universiteit van Leiden), ook niet alleen in het Nederland van enkele decennia geleden (denk aan de tijd van Cleveringa) maar ook nu. Ook nu staat die vrijheid in zekere zin onder druk. Die “tirannie en verdrukking” tegen de achtergrond waarvan de universiteit van Leiden door Willem van Oranje werd gesticht was natuurlijk – laat ik meteen benadrukken - van een andere aard dan die uit de tijd van Cleveringa. En de tirannie en onderdrukking van de vrijheid uit de tijd van Willem van Oranje en die van Cleveringa tezamen genomen was weer een ander soort bedreiging voor de vrijheid dan waar we tegenwoordig mee te maken hebben. Maar er zijn ook parallellen en die zal ik belichten.
Wat betekent presidium libertaris in 2008?
In 1574, het oprichtingsjaar van de Leidse Universiteit, ging het om de tirannie van de Spanjaarden. In 1940 ging het om de tirannie van de Duitsers. Maar gemeenschappelijk hebben die gebeurtenissen dat het ging om tirannie.
Voor een universiteit is deze geschiedenis natuurlijk om vele redenen interessant. Het geeft de universiteit bijvoorbeeld een “identiteit”. Wij zijn vóór de vrijheid. De Leidse universiteit heeft een officiële zinspreuk, namelijk “Presidium Libertatis”: bolwerk van de vrijheid.
Maar het plaatst al diegenen die vandaag een Cleveringa-lezing houden (ik heb er snel 39 geteld) ook voor aan aanzienlijk probleem en dat is het probleem dat ik vandaag wordt geacht op te lossen, namelijk de vraag: wat betekent die zinspreuk? Of liever nog: wat kan ik daar onder de huidige omstandigheden mee doen? De Spaanse bezetters zitten tenslotte niet meer in Nederland. Wij gaan hoogstens één keer per jaar op vacantie naar Alicante of Marbella en Spanje wordt dus tegenwoordig geassocieerd met zon en zee en lekker eten. Onze belagers van 1940 hebben ook een geheel andere hoedanigheid aangenomen. De Duitsers zitten in Duitsland en diegenen die eigen ervaringen hebben die teruggaan op de bezettingsperiode zullen uitsterven.
Toch verwacht het Leids Universiteitsfonds dat ik vandaag een relatie leg met 26 november 1940. En hoewel dat niet expliciet is opgegeven omdat het misschien wat ver gezocht lijkt, zou het toch ook aardig zijn wanneer een relatie gelegd kon worden – al is het maar speculatief - met 1574 dat voor Willem van Oranje en zijn tijdgenoten het ijkpunt was voor tirannie.
26 november 1940
Laat ik beginnen met 26 november 1940. In een zekere zin was de situatie in 1940 overzichtelijk. Er was een duidelijke vijand: de Duitsers. Misschien niet alle Duitsers, bijvoorbeeld niet de Duitsers die in het gevang zaten in hun eigen land omdat zij het ook niet eens waren met de plannen van hun leider Adolf Hitler. Maar toch zeker wel de Duitsers die het toen politiek voor het zeggen hadden; de Duitsers die ons eigen land bestuurden en die steun gaven aan de oorlogsmachinerie van Hitler. En die Duitsers die kon je herkennen aan de taal die ze spraken en aan de uniformen die ze droegen. Zij woonden ook op een duidelijk afgebakend geografisch gebied dat ze overigens wel flink aan het uitbreiden waren. Precies daarom waren ze ook bij ons.
Als we dat vergelijken met de situatie van tegenwoordig, dan is dat heel anders. Ook tegenwoordig bestaat nog oorlog. En in zekere zin is Nederland bij oorlogen en militaire acties betrokken. Wij zijn nu bijvoorbeeld in Afghanistan bezig met militaire operaties. Tegen wie zijn die gericht? Niet tegen de Afghaanse regering, ook niet tegen de Afghaanse bevolking, maar wel tegen een diffuse groep die je misschien nog het beste als “de Taliban” of iedereen die hen steunen zou kunnen aanduiden.
Voor andere landen geldt hetzelfde. De Amerikanen en de Britten zijn Irak binnengevallen en hebben daar een “regime-change” tot stand gebracht. Waarom eigenlijk? Was dat alleen om die Irakies te helpen? Nee, dat gebeurde ook omdat het vermoeden bestond dat de Iraakse staat onderdak zou bieden aan “terroristen”.
Wat die “terroristen” precies zijn wordt om allerlei redenen niet zo duidelijk uitgesproken. In beginsel zijn natuurlijk vele soorten terroristen te onderscheiden. We hadden in de jaren zeventig de Rote Armee Fraktion. We hebben de ETA en vele andere soorten van individuen en groepen die bereid zijn geweld te gebruiken voor het realiseren van hun doelstellingen. Maar in het kader waarin we daarover spreken als het gaat om Irak, Iran en (zoals straks nog zal blijken) de hedendaagse terrorismedreiging in Europese landen en de Verenigde Staten van Amerika dan gaat het voornamelijk over één soort terrorisme: islamistisch terrorisme. Dat wil zeggen: een vorm van terrorisme dat zich baseert op een religieus-politieke ideologie die door de meerderheid van de deskundigen op dit terrein wordt aangeduid als het “islamisme”.
Dat “islamisme” – ik zeg het “loud and clear” - is niet identiek aan de Islam, maar het zoekt wel aansluiting bij de meest fundamentalistische stromingen binnen de Islam. De belangrijkste politieke activisten van die stroming zijn Osama bin Laden (1957- ) en Ayman al-Zawahiri (1951- ). De belangrijkste geleerde ideologen zijn Sayyid Qutb (1906-1966), Ayatollah Khomeini (1902-1989), Hassan al-Banna (1906-1949) en Ibn Taymiyya (1263-1328). De religieuze terroristen die zich door het islamisme laten inspireren hebben de oorlog verklaard aan het Westen, de Verenigde Staten voorop als symbool van het Westen.
Met de informatie die we vandaag hebben moeten we misschien zeggen dat die religieus terroristen zich niet voornamelijk in Irak bevonden. En over de vraag of die interventie in Irak achteraf gezien als geslaagd moet worden beschouwd zou veel te zeggen zijn. Maar wat we niet kunnen zeggen is dat die religieus terroristen niet bestaan. Zij bestaan net zoals de Duitsers bestonden in 1940 en de Spanjaarden in 1574. De religieus terroristen bestaan alleen wel op een heel andere manier dan de Duitsers uit 1940. Zij zijn veel minder duidelijk zichtbaar. Zij vormen een virtueel netwerk. Zij zijn verspreid over verschillende staten. Zij hebben geen duidelijk grondgebied en een leiding die voor de traditionele staten een aanspreekpunt vormen. Dat maakt die “oorlog” tegen het terrorisme – als men het woord “oorlog” hier al zou willen gebruiken – in ieder geval tot een “asymetrische” oorlog. De oorlog met, de strijd tegen, het conflict met het terrorisme is een oorlog of een strijd met een grotendeels onzichtbare vijand. Meer een guerilla-oorlog dan een gewone oorlog.
Nogmaals: 9/11 (Twin Towers), 7/7 (bomaanslagen in de Londense Metro), Madrid – terroristen bestaan wel. Eentje hebben we aan het werk gezien in Nederland op 2 november 2004 en die zit nu een levenslange straf uit in de gevangenis. Een andere gooide een handgranaat naar de politie op 10 november 2004 en die zit ook in de gevangenis (voor 15 jaar). Weer een ander was bezig met het voorbereiden van een terroristische aanslag en die heeft een straf gekregen van 8 jaar (Samir A.).
Justitie heeft nog dit jaar (op 23 januari 2008) geprobeerd om een hele groep, de zogenaamde Hofstadgroep, veroordeeld te krijgen als “criminele organisatie”, maar dat is niet gelukt en een aantal van hen loopt dus gewoon weer rond.4
Moeten wij ons zorgen maken over religieus terrorisme?
Inmiddels hebben we ook andere zorgen gekregen. Nederlanders zijn minder bezorgd over de mogelijkheid van een terroristische aanslag, meldt het dagblad De Pers.5 Dat is weer gebaseerd op een rapport van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding waarin wordt aangegeven dat nog maar 13 procent van de Nederlanders bang is voor een terroristische aanslag.
Is dat gevoel nu gebaseerd op rationele overwegingen?
Het antwoord is “nee”. Volgens de Nationaal Coördinator Terrorisme Bestrijding is het dreigingsniveau in Nederland “substantieel”. Op de website van het NCTB worden vier dreigingsniveau’s onderscheiden:
minimaal
beperkt
substantieel
kritiek
Volgens het NCTB zitten we dus op het één na hoogste niveau.
Hoe zijn we daar terecht gekomen? Immers aan het begin van 2008 zaten we nog op “beperkt” en nu is dat “substantieel”. Volgens het NCTB heeft dat te maken met de film Fitna van Geert Wilders. Mede als gevolg van de film Fitna van Geert Wilders behoort Nederland tot – zoals het geformuleerd wordt door het NCTB – tot een van de “voorkeursdoelwitten van internationale terreurnetwerken”.
Toch maken de Nederlanders volgens de enquête die het NCTB heeft laten verrichten zich daar niet zo’n zorgen over. Waarover wel? Over de kredietcrisis.
Waarom je niet bezorgd hoeft te zijn om terrorisme
En tot op het zekere hoogte, dames en heren, is dat nog niet eens zo gek. Het is namelijk vanuit een bepaald perspectief ook heel redelijk om te zeggen “ik maak me meer zorgen over de kredietcrisis” dan over een terroristische aanslag. Waarom is dat redelijk? Dat is redelijk omdat de overgrote meerderheid van de Nederlandse bevolking niet direct het slachtoffer zal worden van een terroristische aanslag. En daar ligt een enorm verschil met de kredietcrisis. Als we afstevenen op een financiële crisis dan is de kans heel aanzienlijk dat wij allemaal, zoals we hier zitten, daar iets van zullen merken – om het heel voorzichtig uit te drukken. Maar wat merken we van een terroristische aanslag? Naar alle waarschijnlijkheid: heel weinig.
De reden ligt voor hand. De kans dat u of ik net in die trein zit die de lucht in vliegt of het vliegtuig dat gekaapt wordt is enorm klein. De kans dat we een hartaanval krijgen is veel groter. Of dat we een verkeersongeluk krijgen. Of dat op een gegeven moment we van de dokter te horen krijgen dat we lijden aan een dodelijke ziekte.
Waarom je wel bezorgd moet zijn over terrorisme
Dus waarom zouden we ons druk maken over terrorisme?
Wel, omdat er sommige mensen zijn die een veel hogere dreiging ervaren van het terrorisme dan anderen. Denk bijvoorbeeld aan Theo van Gogh. Die liep – kunnen we nu vaststellen – zo rond de zomer van 2004 een veel grotere kans om met terrorisme te maken te krijgen dan de modale Nederlanders die alleen maar de kleine kans lopen in een trein of op in een metrostation te worden opgeblazen. Hij liep een grotere kans met terrorisme te maken te krijgen omdat hij iets had geschreven wat religieus terroristen niet willen lezen, namelijk kritiek op hun godsbeeld. En merkwaardig genoeg heeft daarom 2 november 2004 iets te maken met 1574. Die moord op 2 november 2004 was een reactie op een vrijheid die bevochten was op de tirannie van de Spanjaarden in de 16e eeuw.
In een toelichting op die moord op Van Gogh tijdens de behandeling van het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank van Rotterdam van 10 maart 2006 voor het gerechtshof van Den Haag op 23 januari 2008 lichtte de moordenaar, Mohammed B., dat toe met de stelling dat iedereen die zou doen wat Van Gogh had gedaan hetzelfde kon verwachten. Dat betekent dat de terroristische aanslag waarmee wij te maken hebben gehad op 2 november 2004 was gericht op een beginsel, een principe waarop onze samenleving – opnieuw: sinds 1574 - is gebaseerd.
Wat is dat beginsel? Dat is het principe van de vrijheid van kritiek. Daarop is de wetenschap gebaseerd. Daarom hechten we waarde aan wat wordt genoemd de “academische vrijheid”. Daarop is de democratie gebaseerd. Immers de vervanging van politieke leiders in een democratie is nauw verbonden met het idee dat politiek beleid in het openbaar kan worden besproken en dat politieke leiders kunnen worden bekritiseerd.
Aan dat beginsel had de Duitse bezetting overigens ook een grote hekel. En wie daar ook een grote hekel aan had was Filips II die de religieuze fanaticus Balthasar Gerards op pad stuurde om de ketter Willem van Oranje te doden, zoals in 1584 geschiedde. En aan die vrijheid van kritiek heeft ook de Talibaan een hekel met wie we nu overhoop liggen in zo’n afgelegen land als Afghanistan. Maar nogmaals dat “bolwerk van vrijheid” staat ook weer centraal in de recente moord: 2 november 2004. En dat laatste is heel dicht bij: niet alleen in de tijd, maar ook in geografisch opzicht. Het vindt allemaal plaats op het Nederlandse grondgebied.
Nu merken de meeste mensen op het eerste gezicht heel weinig van die sympathisanten van het religieus terrorisme. Natuurlijk, het leven van Geert Wilders is ingrijpend veranderd. Dat van Hirsi Ali ook. Ook Theo van Gogh moet zich in de laatste seconden van zijn leven hebben gerealiseerd dat de werkelijkheid zijn stoutste vermoedens had overtroffen.
Maar wat merkt u daarvan?
Volgens mij toch meer dan menigeen geneigd is te denken.
En daarmee, dames en heren, zijn wij weer terug bij het thema van deze lezingen en bij 26 november 1940. Wat merkte de meerderheid van de bevolking van het ontslag van enkele hoogleraren aan een universiteit in Leiden? Wat merkte de meerderheid van de bevolking van het feit dat Cleveringa werd opgepakt? Vanuit een bepaald perspectief merkte de overgrote meerderheid van de bevolking daar heel weinig van. Toch was de gebeurtenis relevant omdat het ons confronteert met centrale waarden waarop deze beschaving is gegrondvest.
Wat zijn die waarden die in het geding waren aan het eind van 1940? Je kunt die terugbrengen op twee centrale punten.
Het eerste punt wordt gemaakt door Cleveringa.
Het tweede punt wordt gemaakt door de studenten die zich solidair met hem verklaarden.
Het eerste punt – het punt van Cleveringa dus - is dat je iemand wel kan ontslaan aan een universiteit als hij zijn werk niet goed doet, maar niet op de grond dat hij behoort tot een ander ras, een andere huidskleur heeft, andere politieke of religieuze opvattingen heeft dan de regering van het land waarin hij leeft. Dit punt is natuurlijk zo overduidelijk en overbekend dat ik daar niet langer bij stil hoef te staan. Waar Cleveringa tegen opkwam, is wat wij tegenwoordig “discriminatie” zouden noemen: het maken van ongerechtvaardigd onderscheid.
Het tweede punt is het punt van de studenten. Zij protesteerden tegen het feit dat iemand die protesteert tegen discriminatie wordt opgepakt door de autoriteiten en vastgezet. Het punt dat door de studenten gemaakt wordt is eigenlijk een punt over de vrijheid van kritiek. Het moet iedereen (en ook een hoogleraar) vrij staan de regering van kritiek te voorzien.
Het tweede punt waarop het regime van de Duitse bezetter dus onaanvaardbaar was, is dat men geen kritiek toeliet. Men wilde de eigen ideologie, de eigen politieke overtuiging, niet blootstellen aan kritiek. Mensen die dat wel deden werden, zoals met Cleveringa het geval was, opgesloten of omgebracht.
Precies daar ligt een punt van overeenkomst met het hedendaagse islamisme en de gewelddadige vorm daarvan: religieus terrorisme. Islamisme, de wereldbeschouwing van Bin Laden en Ayatollah Khomeini, duldt geen kritiek. En religieus terroristen, de volgelingen van Bin Laden en Khomeini zoals de ons bekende heer B., hebben het daarmee voorzien op precies dat presidium van de Leidse universiteit: bolwerk van vrijheid. Zij hebben niets met vrijheid. Of liever: zij hebben niets met vrijheid wanneer die in kritische zin wordt aangewend om hun ideologie of hun religieuze overtuiging onder kritiek te stellen.
De actuele betekenis van 26 november 1940 voor 26 november 2008
Nu zou ik mij kunnen voorstellen dat bij u nu de volgende gedachte opkomt.
U zou kunnen zeggen: “Goed, ik begrijp nu wat de overeenkomst is tussen de Duitsers uit 1940 en de religieus terroristen anno 2008.” En als ik een beetje geluk heb dan zegt u ook nog: “OK, ik begrijp ook dat in 1574 dat presidium libertatis een rol speelde en dat in zekere zin Willem van Oranje ten prooi is gevallen aan religieus fanatisme.”
U zou het allemaal een beetje vergezocht kunnen vinden, maar het is niet uitgesloten dat wanneer u een en ander eens op u laat inwerken, dat u zegt: “daar zit wat in”.
Niettemin kunt u dan nog wel tegenwerpen: “wat moeten wij tegenwoordig met die overeenkomst?” De Duitsers zitten in Duitsland. De Spanjaarden zitten in Spanje. De hedendaagse religieus terroristen zitten in de gevangenis met levenslang, 15 jaar en 8 jaar. Dus wat is de relevantie van mijn verhaal? Ik heb dan wel, zoals de opdracht was van het Leids Universiteitsfonds, de “link” gelegd tussen het verleden en het heden, maar mijn bespiegelingen zijn toch voornamelijk van historisch belang.
Toch zou dat een wat kortzichtig standpunt zijn en dat wordt duidelijk wanneer ik u confronteer met het volgende voorbeeld.
De burgemeester van Rotterdam
U heeft misschien het interview gelezen met de aanstaande burgemeester van Rotterdam: Ahmed Aboutaleb. Op de voorkant van het Volkskrant Magazine van 15 november 2008 stond een afbeelding van Aboutaleb ter aankondiging van een interview met hem. De tekst die op het cover van het Magazine geplaatst was luidde: “De moskee durf ik niet meer in.”6
Dit is een verwijzing naar een uitspraak die Aboutaleb doet in het interview en die de reactie van het Magazine kennelijk als motto voor het gehele interview heeft genomen. In het interview zegt Aboutaleb: “Vroeger ging ik naar de moskee.” Dan valt een korte stilte. En dan zegt hij: “Maar ik durf het niet meer. Zo simpel is het. Je durft het gewoon niet meer.”7
Waarom durft de aanstaande burgemeester de moskee niet meer in? Dat komt omdat hij tot mikpunt van terroristische belangstelling is gemaakt. Dat is overigens al jaren het geval. Het is begonnen na de moord op Theo van Gogh in 2004. In een interview met het dagblad Trouw in 2005 zei Aboutaleb: “Ja, ik word bedreigd. Niet omdat ik mij beledigend over de islam of over de profeet heb uitgelaten. Maar omdat ik, in reactie op een publicatie over het boek ‘De weg van de moslim’ – waarin staat dat homoseksuelen van vijfhoog naar beneden gegooid dienen te worden – heb gezegd dat het een oproep is tot het verrichten van een daad die in strijd is met de rechtsorde in Nederland. Zo simpel is het. Ik heb niet verwezen naar de islam, ik heb verwezen naar de wet. Ik ben wethouder, ik houd de wet. En in die wet staat, onder andere, dat het vermoorden van onze medemens niet is toegestaan.”8
Dit is een interessante passage om verschillende redenen. De eerste reden is dat Aboutaleb zelf constateert dat hij wordt bedreigd, maar niet omdat hij zich negatief heeft uitgelaten over de Islam. Opvallend is ook dat men uit het interview lijkt te kunnen opmaken dat Aboutaleb daar zelf enigszins verbaasd over is.
Een tweede reden waarom dit een interessante passage is, is omdat deze te maken heeft met ons onderwerp. Aboutaleb wordt dus bedreigd omdat hij afstand heeft genomen van een radicaal Islamistisch boek, De weg van de moslim. Daarin stond aangegeven dat geweld moet worden gebruikt tegen homosexuelen. Waarom? Om geen andere reden dan dat zij homosexueel zijn. Dat stuitte Aboutaleb tegen de borst en hij verzette zich daartegen. Maar met dat verzet riep hij de gramschap van de radicalen over zich af. Mohammed B., de moordenaar van Van Gogh, had ook een “Open brief aan de wethouder van Amsterdam Aboutaleb” geschreven. Die brief bevatte de volgende tekst:
Het zou ons uitermate verheugen wanneer wij de sharia zouden inluiden met het te pletter laten neervallen van meneer Wilders van de Euromast.9
Extremisten hebben kennelijk iets met het te pletter laten vallen of met hun hoofd naar beneden laten vallen van homosexuelen. Aboutaleb stuitte dat tegen de borst en hij zei dat ook.
Wat is de betekenis daarvan voor mijn verhaal?
Laat ik beginnen met te stellen dat hoewel dat interview met Aboutaleb meer dan een maand gelezen verschenen is niemand in de grote kranten ook maar met één woord op heeft gereageerd op de terrorismedreiging tegen zijn persoon. Met de digitale hulpmiddelen en zoekmachines is dat gemakkelijk na te zoeken, vandaar dat ik daar zo stellig over ben. Toch is over Aboutaleb elke dag in de kranten geschreven, maar dan over allerlei ditjes en datjes – over wie hem op zal volgen en zo.
Ik vind dat interview relevant in het kader van ons onderwerp, want door zo expliciet stelling te nemen tegen geweld tegen homosexuelen deed Aboutaleb iets dat hem dicht in de buurt brengt van Cleveringa. Hij nam stelling tegen geweld dat wordt gericht tegen mensen op grond van wat zij zijn: in het geval van Cleveringa de Joden, in het geval van Aboutaleb homosexuelen. En hij doet dat met een zin die getuigt van een bijna ontwapenende nuchterheid: “(…) in de wet staat (…) dat het vermoorden van onze medemens niet is toegestaan”.
In beide gevallen, zowel het geval van Cleveringa als dat van Aboutaleb, bleek dat niet helemaal gevaarloos. In het geval van Cleveringa was het gevaar heel duidelijk en de reactie op zijn rede was dan ook onmiddellijk. In het geval van Aboutaleb was dat – voor hem zelf althans – een beetje onverwacht. (Ik maak althans uit het interview uit 2005 op dat het hem enigszins verbaast dat hij tot voorwerp van terroristische belangstelling is gemaakt. Hij had immers niets gezegd over de Islam en alleen over “de wet” – die hij wordt geacht te “houden”.)
Dat geeft aan dat de ideologie van de religieus extremisten die hem tegenwoordig bedreigen in 2005 voor Aboutaleb nog niet erg bekend was. Nu, anno 2008, is hem die ideologie wel bekend. Hij heeft de negatieve effecten daarvan aan den lijve ervaren. In het recente interview in De Volkskrant vertelt hij over de effecten van bedreiging op zijn gezin. Hij omschrijft die effecten als – en nu citeer ik weer:
Enorm. Enorm. Kinderen weten niet wat hun overkomt. Op een dag prijken er vier foto’s op de voorpagina van De Telegraaf, onder de kop “Dodenlijst”. Daar sta ik dus tussen. Páts. Diezelfde foto wordt ook ’s avonds getoond in het Journaal – dat is dus de voorpagina van Nederland. Iedereen kijkt ernaar. En je kind moet gewoon de dag daarop weer naar school.10
Waarom Aboutaleb?
Als je dat leest dan realiseer je je ineens weer dat voor sommige mensen dat terrorisme helemaal niet zo ver weg is. Aboutaleb maakt zich naar alle waarschijnlijkheid minder zorgen over de kredietcrisis dan over terrorisme.
Nu is er nog één vraag die ik wil opwerpen om volledig zicht te krijgen op de situatie die we bespreken en die ook duidelijk maakt waarom ik deze kwestie in een Cleveringa-lezing aan de orde stel. Die vraag is: waarom Aboutaleb? Het is toch zo dat het overgrote deel van de Nederlandse bevolking van mening is dat een homosexueel niet met zijn hoofd naar beneden van een gebouw moet worden gegooid? En ook andere politici hebben afstand genomen van dat onderdeel uit het boek De weg van de moslim. Waarom worden dan niet al die mensen bedreigd?
Het antwoord ligt voor de hand. De agressie richt zich vooral op iemand met een Marokkaanse achtergrond. Juist hem werd het kwalijk genomen dat hij afstand nam van de streng Islamistische ideologie op dit punt.
En dan komen we opnieuw weer bij Cleveringa. Het blijkt dus dat het voor mensen met een bepaalde achtergrond veel moeilijker te zijn om zich zonder gevaar voor geweld over bepaalde zaken uit te laten.
Voor diegenen waarvan terroristen vinden dat ze tot “hun geloof” behoren is het enorm moeilijk zich uit te laten over zaken als geloofsafval, homosexualiteit en andere gevoelige zaken. In het wereldbeeld van de terroristen zijn mensen als Aboutaleb “van hen”. Die horen niet mee te doen aan het in stand houden van de Nederlandse democratie. Hetzelfde was met Ayaan Hirsi Ali het geval. In de populaire beeldvorming is Ayaan Hirsi Ali het voorwerp geworden van terroristische belangstelling omdat zij zulke beledigende dingen zei over de Islam. Die mythe wordt ook voortdurend opgepoetst in kwaliteitskranten: terrorismedreiging is het gevolg van beledigingen. Wanneer je mensen “tot in het diepst van hun ziel kwetst” in hun religieuze overtuiging dan zullen zij in wanhoop naar de wapenen grijpen.
Maar dat is een onzinnige theorie, dames en heren. Althans hoogst eenzijdig. En iedereen kan dat vaststellen. Casablanca, Madrid, Bali, Londen, New York – die aanslagen zijn echt niet het gevolg van cartoons, schofferende columns of satirische cabaretiers. Terroristische aanslagen in islamitische landen kunnen zelfs niet het gevolg zijn van religiekritiek, want die kritiek is helemaal niet mogelijk in dat soort landen. Iedereen die dat soort kritiek levert eindigt óf onder de grond óf in het beste geval in de gevangenis.
Wat het geval van Aboutaleb ons leert is dat terrorismedreiging gericht is op het intimideren van mensen omdat deze dingen zeggen waarmee terroristen het oneens zijn: zoals de stelling dat homosexuelen en heterosexuelen gelijke rechten hebben. Die gelijke berechtiging komt in hun utopie niet voor.
Hoeveel mensen als Aboutaleb en Hirsi Ali zijn er?
Nu zou je de vraag kunnen stellen hoeveel van die mensen als Aboutaleb en Ayaan Hirsi Ali zich in Nederland of in Europa bevinden.
Het is geen favoriet onderwerp van kwaliteitskranten om daarover te berichten, maar onlangs gaf het Britse Centre for Social Cohesion een rapport uit onder de titel “Victims of Intimidation”, met als ondertitel: “Freedom of Speech within Europe’s Muslim Communities”.11 Het rapport behandelt 27 politici, kunstenaars, journalisten en academici die tot voorwerp van terroristische aandacht zijn gemaakt op grond van datgene wat zij zijn (namelijk volgens bepaalde criteria behorend tot de moslimgemeenschap) en wat zij hebben gezegd (bijvoorbeeld iets over de Islam, over homosexualiteit, geloofsbeleving of iets anders dat extremisten een doorn in het oog is). De rij wordt aangevoerd door Aboutaleb, maar dan gevolgd door Mimount Bousakla, Ekin Deligöz, Ehsan Jami, Naser Khader, Samira Munir, Nyamko Sabuni, Manu Sareen, Magdi Allam, Reda Hassaine, Nosheen Ilyas, Mohamed Sifaoui, Mina Ahadi, Ayaan Hirsi Ali, Seyran Ates, Mansur Escudero, Maryam Namazie, Kadra Noor, Afshin Ellian, Salman Rushdie, Mohammad Anwar Shaikh, Ibn Warraq, Rachid Ben Ali, Sooreh Hera, Shabana Rehman, Omar Sharif, Deepika Thathaal.
Dat zijn dus allemaal mensen die iets van een islamitische achtergrond hebben en vanwege die achtergrond in combinatie met wat zij hebben gezegd of gezongen (zoals Deepika Thathaal beter bekend als Deeyah) of gefotografeerd (zoals Soorah Hera) of geschilderd (zoals Rachid Ben Ali) aan dreigingen blootstaan.
Dat is een tamelijk lange lijst en we kunnen niet al die mensen hier behandelen. U heeft misschien alleen Afshin Ellian, Ehsan Jami en Ayaan Hirsi Ali herkend. Maar het blijkt dus dat ook in andere Europese landen zich soortgelijke figuren bevinden met soortgelijke problemen.
Deze 27 mensen, dames en heren, zijn voor mij eigentijdse Cleveringa’s. Zij gaan een confrontatie aan met een machtige vijand: het islamisme en het religieus terrorisme dat daarop gebaseerd is. Zij doen dat omdat dit in het voordeel is van de moslims, in het voordeel van de Islam, maar ook in het voordeel van anderszins gelovigen en ook ongelovigen. Dit is een zaak die de traditionele grenzen van geloof en ongeloof, nationaliteit, ras en geslacht overschrijdt.
Maar in al die Europese landen tekent zich weer hetzelfde patroon af. De 27 mensen die geportretteerd worden in het rapport van de Centre for Social Cohesion worden geconfronteerd met vier machten.
De vier machten
De eerste macht is die van de terroristen zelf. Terroristen reageren op kritiek met geweld. Zij spreken niet. Zij schrijven niet. Zij argumenteren niet. Zij schieten. Net als de Duitsers in 1940 ook niet in discussie gingen met Cleveringa.
Maar een kriticus van het terrorisme heeft nog te maken met een tweede macht. Die tweede macht is de macht van de politiek correcte intelligentsia. Dat zijn de opinion leaders, de universitaire geleerden, de mensen die de sleutelfuncties vervullen bij debatcentra, de overgrote meerderheid van de columnisten en commentatoren van kwaliteitskranten. Ook die staan niet aan de kant van de 27 kritici van het islamisme en terrorisme. De intelligensia zegt: hebben jullie het geweld niet over jezelf afgeroepen? Heb je de terroristen niet beledigd? Was het nodig om een sigaret op te steken in een kruitfabriek? Je weet toch dat je in een andere tijd leeft dan twintig jaar geleden toen de Leidse hoogleraar Karel van het Reve vrij kon schrijven over “de ongelooflijke slechtheid van het opperwezen”? Was je toon wel goed?
De derde macht waarmee de kritici van het terrorisme te maken krijgen is met de overheid die verantwoordelijk is voor de veiligheid. Die overheid kan eigenlijk niet zo veel doen aan het feit dat het nationale territoir wordt geschonden door terroristen. Het meest wrange voorbeeld daarvan is natuurlijk dat terroristen in 2001 een min of meer levende bom zomaar de Twin Towers in konden vliegen. In de asymetrische oorlogsvoering die kenmerkend is voor het hedendaagse terrorisme is het mogelijk gebleken een gevoelige slag toe te brengen aan de machtigste natie van de wereld. Maar denk niet te snel dat alleen de Verenigde Staten daar last van heeft. Een “home grown” terrorist die zich heeft voorgenomen de gangen na te gaan van een columnist in Amsterdam-Oost en bereid is geduldig te wachten op het moment waarop hij letterlijk zijn “slag kan slaan”, heeft in een open samenleving als de Nederlandse alle kansen.
Het enige wat een kriticus van het terrorisme kan doen die zelf het voorwerp van terroristische dreiging is geworden, is vragen aan de overheid (en daarmee aan de samenleving) of men bereid is financieel te investeren in de bescherming van zijn persoon. Soms neemt dat vragen hele letterlijke vormen aan, zoals bij de voormalige Nederlandse politica Ayaan Hirsi Ali (overigens ook een alumnus van Leiden) die in de Verenigde Staten letterlijk met de pet rondgaat voor haar eigen leven. In Nederland hebben we die situatie nog niet, maar de fotografe Sooreh Hera (ook een van de geportretteerden in het rapport van de Centre for Social Cohesion) wier werk niet geëxposeerd mocht worden in het Haagse Gemeentemuseum, zit daar niet ver vanaf.
Wat ons dat alles leert is dat wie eenmaal de gramschap van de terroristen heeft opgeroepen maar zeer ten dele kan rekenen op de Nederlandse overheid en de Nederlandse intelligentsia. Waar men ironisch genoeg wel op kan rekenen is op het consistent voorspelbare gedrag van terroristen.
Tenslotte de vierde macht waarmee een kriticus van islamisme en terrorisme mee te maken heeft: de grote zwijgende meerderheid. Dat zijn diegenen die op het hek zitten en die constateren dat het een ingewikkeld vraagstuk betreft waarvan zij zich het liefst “afzijdig” houden.
Tussen die vier machten wordt bijna elke kriticus van islamisme en van terrorisme vermorzeld. Ze krijgen gezondheidsproblemen zoals Taslima Nasreen. Of zij duiken min of meer onder: ook wel een mooi beeld trouwens in een Cleveringa-lezing, onderduiken. Of zij radicaliseren zelf heel sterk - natuurlijk, dat kan ook.
Als je dat zo allemaal op je in laat werken dan is het nastreven van – wat ik maar noem – “de moderne Cleveringa-status” niet iets wat je iemand zou aanraden. En dat heeft dus met veel meer te maken dan met het objectieve gevaar van het religieus terrorisme. Het heeft ook te maken met de weerbaarheid van de Nederlandse overheid en van de Nederlandse bevolking – in het bijzonder het weldenkend deel der natie.
Tot besluit
Dames en heren, ik ben mij ervan bewust dat mijn “eigen verhaal” waartoe het Leids Universiteitsfonds mij heeft opgeroepen misschien voor u een pessimistische ondertoon bevat. Dat is ten onrechte, dames en heren. Ik geloof in de principiële openheid van de toekomst. Ik geloof niet dat de dingen vastliggen. Heel vaak vragen mensen aan mij “waar gaat het naartoe”? Mijn antwoord is dan altijd: “dat hangt mede van u af”. Dat is niet altijd een antwoord dat mensen prettig vinden, want mensen springen liever op een wagen waarvan zij weten welke kant die uitgaat. Dat zij zelf mede verantwoordelijk zijn voor de richting waarin gereden wordt vinden velen een zware verantwoordelijkheid.
Niettemin is dat een verantwoordelijkheid die het leven met zich meebrengt. In 1940 had Cleveringa de zaak natuurlijk ook “pragmatisch” aan kunnen pakken. Hij had ook de zaak “niet op de spits kunnen drijven”. Ook had hij de keuze om de Duitsers “niet voor het hoofd te stoten”. En min of meer datzelfde had Willem van Oranje misschien ook wel kunnen doen: proberen compromissen te sluiten. En als het om kleine dingen gaat moet je dat misschien ook wel doen. Maar voor de Cleveringa’s is er ergens een grens. Ik vind dat een interessante notie: de “grens”. Ergens trekken zij een streep in het zand. Ontslag vanwege je Joodse afkomst? Dat was voor Cleveringa een grens. Vastgezet vanwege een rede die is gehouden? Dat was voor de studenten die de Leidse staking uitriepen een grens. Homosexuelen met hun hoofd naar beneden van hoge gebouwen gooien? Dat kon niet vond Aboutaleb. En daar trok hij een grens. Die grens was de “wet” die hij geacht werd te “houden”. Wat moet een “wethouder” anders doen?
Ik ben eigenlijk meer bevreesd voor mensen die op basis van een verkeerd begrepen “pragmatisme” denken dat geen grenzen bestaan dan voor de Prinzipienreiters die voortdurend bezig zijn met het herbevestigen en herijken van de beginselen waarop deze beschaving is gegrondvest.
Ik dank u voor uw aandacht.
[Paul Cliteur]
Noten:
1. Cleveringa, R.P., “Over Prof. mr. E.M. Meijers”, in: Guépin, J.P., Schokkende Redevoeringen. Samengesteld en van inleidingen voorzien door J.P. Guépin, Nijgh & Ditmar, Amsterdam 1990, pp. 395-403.
2. Hendriksen, Jolanda, Tegen de tirannie en de verdrukking: een geschiedenis van de Leidse universiteit en haar studenten, Leids Universiteitsfonds, Leiden 1995, p. 22.
3. Ibid., p. 22.
4. Gerechtshof Den Haag, uitspraak in hoger beroep (Hofstadzaak), 23 januari 2008. Dit was een arrest gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 10 maart 2006.
5. “Angst voor terreuraanslag afgenomen”, in: De Pers, 14 november 2008.
6. Kouters, Steffie, “De moskee durf ik niet meer in”, Interview met Ahmed Aboutaleb, in: Volkskrant Magazine, 15 november 2008, pp. 10-18.
7. Ibid., p. 18.
8. Visser, Arjan, “Ik ben allergisch voor onrecht”, Interview met Ahmed Aboutaleb, in: Trouw, 23 april 2005.
9. Aangehaald bij Vermaat, Emerson, “Modern terrorisme in Nederland”, in: E.R. Muller, U. Rosenthal, R. de Wijk, red., Terrorisme: Studies over terrorisme en terrorismebestrijding, Kluwer, Deventer 2008, pp. 243-268, p. 263.
10. Ibid., p. 16.
Murray, Douglas, & Verwey, Johan Pieter, Victims of Intimidation: Freedom of Speech within Europe’s Muslim Communities, The Centre for Social Cohesion, London 2008.