Update: lees hierbij ook
Ernst Hirsch Ballin roept rare dingen over het atheïsmeSimon Rozendaal en Ernst Hirsch BallinDe afgelopen week zijn we weer onthaald op de mythe van het tolerante, islamitische Andalusië. In zijn artikel ‘Met dank aan Mekka’ in Elsevier beweert
Simon Rozendaal dat het een feit is dat we schatplichtig zijn aan de islam. Een denkfout die ik bij iemand van zijn kaliber niet had verwacht, maar zo diep zijn welwillendheid en politieke correctheid al ingesleten. Onder het kalifaat van Bagdad en van het dissidente Cordoba was de voertaal Arabisch. Spinoza, Newton en vele anderen tot ver in de achttiende eeuw schreven hun wetenschappelijke werken in het Latijn. Danken we daarom hun geestesproducten aan het Vaticaan? Was Newton een Italiaan? Behoorden de Katharen tot de Kerk van Rome? Zijn de auto en het vliegtuig katholieke middelen van vervoer? Danken we autowegen aan het nationaal-socialisme? Natuurlijk niet. Maar waarom wordt vooruitgang onder islamitische overheersing dan stelselmatig toegeschreven aan de godsdienst van de overwinnaars en niet aan de inbreng van de veroverde volkeren? Ook Simon Rozendaal heeft het voortdurend over Arabische geleerden. Fout, de meesten waren niet eens van Arabische komaf, noch waren het altijd vrome islamieten. Avicenna was een Pers, de genoemde geneesheer Al-Razi een vrijdenker die wegens ketterij werd vervolgd. De islamitische heersers steunden in hoge mate op ingelijfde Perzische, Byzantijnse en Joodse geleerden. Zonder hen waren er geen fraaie moskeeën in Jeruzalem, Damascus of Cordoba gebouwd. Van handelscontacten pikte men het nodige op, zoals de algebra van Indiase oorsprong of de koffie uit Ethiopië. De vooruitgang was gebaseerd op handel en buit van veroveringen. Mekka, lees de islam, speelde daarin geen rol van betekenis. Dat blijkt uit het gegeven dat na de militaire nederlagen de islamitische beschaving verviel tot armoede en achterlijkheid. Op eigen kracht zijn de prestaties bedroevend. Dankzij oliedollars en Westerse geneeskunde is het aantal islamieten de afgelopen eeuw vervijfvoudigd van 200 miljoen (in 1918) tot meer dan een miljard nu. In Dubai is het hoogste gebouw ter wereld neergezet en zijn eilanden voor de kust aangelegd. Allemaal technologische hoogstandjes die de wereld – causaal redenerend volgens Rozendaal - dankt aan Mekka. Het wordt onbegrijpelijk als betamensen proberen de wereld te begrijpen.
Ernst
Hirsch Ballin raad ik aan het boek “
Eindstrijd’ te lezen, waaraan een dozijn hooggeleerde wetenschappers heeft meegewerkt. Ik zal het hem graag toesturen. Hierbij alvast een artikel van mijn hand:
Andalusië, de imaginaire islamitische heilstaat. Volgens de minister genoten joden en christenen daarin veel vrijheid. Een Freudiaanse verspreking: de beperkte vrijheid van slaven en onderworpen volkeren. Normaliter mogen we niet over moslims generaliserend spreken: het gaat altijd een kleine foute minderheid die niet representatief is. Als er zegge en schrijve twee verlichte despoten zijn in het Cordoba van de 10de eeuw, is dat dan wel representatief voor de islam?!
Mat Herben
Andalusië: de imaginaire islamitische heilstaatFundamentalisten pleiten voor de vorming van een moslimstaat, waarin het kalifaat het hoogste wereldlijk gezag zou moeten vormen. Een islamitische staat zou superieur zijn aan de democratische rechtstaat. Als voorbeeld van zo’n heilstaat wordt steevast Andalusië aangevoerd, waar islamieten, joden en christenen in de 12de eeuw vreedzaam en in harmonie zouden hebben samengeleefd. Maar is dat wel zo?
Om een patiënt goed te kunnen behandelen, moet je eerst de diagnose stellen. Bij maatschappelijke problemen is het niet anders. Wordt de verkeerde diagnose gesteld, dan komen we van de regen in de drup. Dit is bijvoorbeeld gebeurd bij het vraagstuk van de multiculturele samenleving. Jarenlang heeft de spraakmakende elite van politici, journalisten en wetenschappers ontkend dat de multiculturele samenleving een levensgroot probleem voor de maatschappelijke cohesie was, totdat Pim Fortuyn in 2002 de paarse luchtballon noopte tot een noodlanding.
Maar bij het zoeken naar de oplossing worden we nog steeds gehinderd door het politiek-correcte denken dat voorschrijft dat de werkelijkheid wordt beschreven zoals ze zou moeten zijn in plaats van zoals ze werkelijk is. Van dromerige politici kun je een naïeve maatschappijvisie verwachten, maar wetenschappers past geen vooringenomen standpunt. Zij moeten een scherpe scheiding maken tussen wat ze wenselijk of onwenselijk vinden enerzijds, en wat ze feitelijk constateren anderzijds. Sedert de Verlichting is de Kerk niet langer toeziend voogd van de wetenschap, de filosofie niet langer de dienstmaagd van de theologie. Maar dat is kennelijk nog niet tot iedereen doorgedrongen.
Islamitische denkersMichiel Leezenberg is islamoloog en wetenschapsfilosoof, maar heeft er grote moeite mee wensen en feiten uit elkaar te houden. Die indruk krijg je tenminste als je zijn bijdrage (‘Doe-het-zelf-islam’) leest aan het boek ‘Hoe nu verder? 42 visies op de toekomst van Nederland na de moord op Theo van Gogh’ (Spectrum, 2004). Leezenberg is een spraakmakende filosoof, wiens boek ‘Islamitische filosofie’ (Bulaaq, 2001) in 2002 werd onderscheiden met de Socratesprijs. Dat boek geeft een goed inzicht in het denken van islamitische filosofen als Al-Farabi, Ibn Siena (Avicenna) en Ibn Roesjd (Averroës).
Leezenberg heeft gelijk dat deze islamitische denkers een waardevolle bijdrage hebben geleverd aan de middeleeuwse filosofie. Hij gaat echter te ver als hij dat gebruikt als argument om de hedendaagse problemen te relativeren. Leezenberg laveert zorgvuldig langs de klippen waarop het opgepoetste imago van de islam zou kunnen stranden. Conflicten worden gerelativeerd of met de mantel der liefde bedekt. Zijn oproep de islamitische filosofen niet te vergelijken met westerse denkers, is eenrichtingsverkeer. Zelf laat hij namelijk geen kans onbenut om speldenprikken uit te delen naar het christendom, dat de historische vergelijking in zijn ogen nauwelijks doorstaat.
Zo schrijft hij dat de islam nooit, zoals Europa, de spanning heeft gekend tussen rede en geopenbaard geloof. Dat is wel erg positief geformuleerd. Vanaf de elfde eeuw durfde niemand in de islamitische wereld er nog aan te twijfelen dat het gezag van de Koran boven dat van de filosofie, dus van de rede, stond. Die discussie werd definitief beslecht door het boek ‘De tegenspraak van de filosofen’ van de theoloog Al-Ghazali (1058-1111). Ook Averroës, die leefde van 1126 tot 1198, dus na Al-Ghazali, vond dat filosofen niet boven de sjaria staan, maar dat zij naar de letter van de wet moeten leven.
Volgens Leezenberg bewijst dit dat er bij Averroës geen sprake is van filosofische inzichten die in strijd zouden zijn met religie. Een bedenkelijke redenering. Het kan immers best zijn dat Averroës zulke inzichten wel had, maar dat hij die niet durfde uiten. Bovendien werkt de redenering van Leezenberg als een boemerang. Want als islamitische denkers voorrang mogen geven aan de geopenbaarde geloofswaarheden, dan mogen christelijke filosofen dat ook. De filosofische reuzen Thomas van Aquino en Nicolaas van Cusa waren dezelfde mening toegedaan als Averroës, dus bestond er ook in het middeleeuwse Europa geen spanning tussen rede en geloof…
VerbannenInteressant is het om te zien hoe Leezenberg omgaat met de historische betekenis van Averroës die honderd jaar na zijn dood beroemd werd in christelijk Europa. Hij schrijft: ‘In de islamitische wereld daarentegen heeft het werk van Ibn Roesjd maar weinig weerklank gevonden. Er zijn weinig Arabische manuscripten van zijn werk en sommige van zijn commentaren zijn alleen in Hebreeuwse of Latijnse vertalingen overgeleverd.’ (p. 191)
‘Weinig weerklank’, schrijft Leezenberg. Andere schrijvers zijn daar duidelijker over. Zo schrijft Resianne Fontaine in ‘De verbeelding van het denken’ (pp. 159-160): ‘Tegen het einde van zijn leven viel hij (t.w. Averroës) in ongenade bij de toenmalige heerser, mogelijkerwijze omdat deze de politieke steun van orthodoxe, de filosofie vijandig gezinde groeperingen nodig had. Averroës werd verbannen, uit de moskee gejaagd en zijn werk werd verbrand. Kort voor zijn dood in 1198 werd hij gerehabiliteerd en naar Marrakech terug geroepen. (…) Zijn commentaren die tal van heldere uiteenzettingen en verfijningen op Aristoteles bevatten, zijn vrijwel allemaal in het Hebreeuws vertaald. In de joodse en christelijke Middeleeuwen heeft Averroës’ filosofie lang nagewerkt en invloed uitgeoefend, in de islamitische wereld in het geheel niet.’ Ook het bekende overzicht van Störig vermeldt dat de geschriften van Averroës en Avicenna door de mohammedaanse orthodoxie ten strengste werden veroordeeld en aan het vuur prijs gegeven. De Hebreeuwse vertalingen ontsprongen de dans doordat ze werden meegenomen door joden en mozarabiërs (Arabisch sprekende christenen), die hun leven in die eeuw niet zeker waren en vaak moesten vluchten. De betekenis van denkers als Averroës en Avicenna voor de Westerse filosofie is groot geweest, maar het gaat om persoonlijke verdiensten die niet kunnen worden toegeschreven aan de islam.
Leezenbergs vooringenomenheid ten gunste van de islam is in zijn wetenschappelijke werk
‘Islamitische filosofie’ uit 2001 nog gematigd. In zijn bijdrage aan de bundel
‘Hoe nu verder?’ (2004) doet hij zich kennen als een regelrechte apologeet die de noodzaak van wetenschappelijke distantie volledig uit het oog verliest. Alle gemeenplaatsen en gratuite beweringen die de ronde doen over de islam, worden in de strijd geworpen om het beeld te bevestigen van een tolerante islam. Zijn favoriete stijlfiguur is de jij-bak. Bijvoorbeeld deze: ‘In Rusland sterven jaarlijks veertienduizend vrouwen als gevolg van huiselijk geweld. Geen moslimstaat die dat aantal ook maar in de verste verte evenaart.’ Je moet maar durven met tv-beelden en krantenberichten uit Nigeria, Pakistan en Soedan op het netvlies. Waarom vluchten er dan eigenlijk vrouwen uit islamitische heilstaten als Iran? Deze goedkope demagogie is een wetenschapsfilosoof onwaardig. Het is de methode van de kleine crimineel die andere kruimeldieven verlinkt in de hoop op strafvermindering.
Antikatholiek sentimentLeezenbergs voortdurende aanvallen op het christendom zijn veelal misplaatst, appelleren hooguit aan het antiklerikale en antikatholieke sentiment dat in Nederland nooit ver weg is, maar dienen geen enkel doel. De meeste Nederlanders – die onkerkelijk of protestant zijn – voelen zich er niet door aangesproken. En geen katholiek in Nederland of in Rome wil het middeleeuwse katholicisme restaureren.
Het punt is juist dat de islam, in de woorden van Pim Fortuyn, ‘niet door de wasmachine van de Verlichting is gegaan, die het christendom heeft ontdaan van zijn fundamentalistische trekken’. Leezenberg noemt dit nonsens: ‘De Verlichtingsideeën werden niet alleen enthousiast ontvangen in het Ottomaanse Rijk, maar ook elders in de islamitische wereld. Ze zijn ook blijvende verworvenheden gebleken. (…) Zelfs de islamitische republiek Iran is erop gebaseerd.’ Je wrijft je ogen uit bij een dergelijke geschiedvervalsing. De democratisering van het Ottomaanse rijk mislukte jammerlijk. De Turkse democratie is te danken aan Kemal Atatürk die het land met harde hand seculariseerde, en het is nog maar de vraag hoe blijvend die verworvenheid is. Het is waar dat ayatollah Khomeini de islamitische republiek een grondwet heeft gegeven die is gebaseerd op de Franse grondwet van 1848, maar is de bevolking daar iets mee opgeschoten? In Iran worden dissidenten vermoord of gevangengezet, vrouwen die de sjaria overtreden worden gegeseld of gestenigd en homo’s worden opgehangen.
Maar Leezenberg maakt het nog bonter: “De islamitische wereld heeft die Verlichting al in de tiende eeuw van de christelijke jaartelling doorgemaakt. In die tijd verklaarden filosofen als Farabi en Averroës ondubbelzinnig de rede superieur aan de religieuze openbaring. Moslims debatteerden publiekelijk met christenen, joden en manicheeërs over theologische kwesties. En vrijdenkers als Aboe Bakr Al-Razi en Ibn al-Rawandi bekritiseerden in het openbaar de islamitische openbaring en de profeet Mohammed. Razi omschreef de koran als een bundel ‘oudewijvenverhalen’ en profeten als aanstichters van verdeeldheid en haat tussen mensen. Ibn al-Rawandi schijnt zelfs een parodie op de koran te hebben geschreven. Maar wat wellicht nog belangrijker is: geen van beiden is vermoord, in de ban gedaan of op de brandstapel beland. In die christelijke wereld van die tijd en van de meeste andere tijden, was zoiets ondenkbaar.” (‘Hoe nu verder’, p. 116)
Deze passage is meesterlijk in zijn suggestieve misleiding. Kardinaal Ratzinger heeft eens gezegd dat halve waarheden erger zijn dan hele leugens, omdat ze moeilijker zijn te weerleggen. Ik waag toch een poging. Laat ik beginnen met de genoemde vrijdenker Al-Razi, een man naar mijn hart. Laat ik als onverdachte bron het boek ‘
Islamitische filosofie’ gebruiken dat Leezenberg zelf vier jaar voor het gewraakte opstel heeft geschreven. Daarin komen we inderdaad de opmerking over de ‘oudewijvenverhalen’ tegen na een prachtige passage waarin Al-Razi de geopenbaarde religie hekelt: “Hoe kun je volhouden dat God de voorkeur geeft aan één volk als de standaarddragers van de hele mensheid, en alle anderen van hen afhankelijk maakt? Hoe kan je het met de wijsheid van de Alwetende God verenigen dat hij sommigen uitverkiest, wat mensen elkaar naar de keel laat vliegen en aanzet tot bloedvergieten, oorlog en ruzie?”
Volgens Leezenberg ‘wordt Al-Razi beschouwd als de grootste medicus en als de grootste vrijdenker in de islamitische geschiedenis. Zijn medische geschriften stonden in de islamitische wereld en in Europa in hoog aanzien, maar zijn filosofische en religieuze werken werden zo ketters gevonden dat ze vrijwel allemaal verloren zijn gegaan’. Over de andere vrijdenker Rawandi schrijft Leezenberg: ‘Toen zijn collega’s hem ter dood wilden laten brengen, vond hij toevlucht bij een jood in Koefa.’ Rawandi had namelijk beweerd dat het unieke literaire karakter van de koran niet op wonderbaarlijke vermogens wees. Het was best mogelijk dat één Arabier toevallig veel grotere literaire talenten had dan alle anderen. Bovendien was het criterium niet ter zake doende voor volkeren die geen Arabisch spreken. Interessante teksten waaruit blijkt dat omstreeks 900 de situatie voor islamitische vrijdenkers weliswaar niet zo rooskleurig was als Leezenberg wil doen geloven in ‘Hoe nu verder?’, maar toch stukken beter dan in de eeuwen daarna. Leezenberg legt zelf uit dat de machthebbers in de eerste eeuwen van de islam nog verschillende meningen toelieten om te voorkomen dat de religieuze geleerden een machtsblok vormden, maar dat het in de elfde eeuw afgelopen was met die relatieve vrijheid. Averroës werd overigens 300 jaar na Razi geboren en Leezenberg plaatst hem dus ten onrechte in die korte ‘verlichte’ beginperiode van de islam.
Als je de levensloop van deze islamitische geleerden bekijkt, dringt de gedachte zich op dat zij niet dankzij, maar ondanks de islam hun wetenschappelijke prestaties hebben verricht.
MisplaatstMaar het opvallendste is dat Leezenberg in 2004 beweert dat Averroës de rede boven de religieuze openbaring stelde, terwijl hij in zijn boek uit 2001 schrijft dat dit nou juist níet het geval was. Zo manipuleert Leezenberg de feiten. Zijn eigen boek laat zien dat de islamitische vrijdenkers ternauwernood aan de dood zijn ontsnapt en wel degelijk in de ban zijn gedaan. De uithaal naar het christendom is wederom misplaatst. In die tijd – omstreeks 900 – was er nog geen sprake van een machtige Kerk die ketters opspoorde en aan de wereldlijke autoriteiten overdroeg. Dat komt pas drie eeuwen later, nadat de christelijke leiders van de islam hadden geleerd dat afvalligheid nietsontziend de kop moest worden ingedrukt c.q. afgehakt. Zoals de Franse jurist en bevrijdingstheoloog Jacques Ellul constateerde, heeft het van oorsprong pacifistische christendom in zijn overlevingsstrijd met de militante islam het gedrag van zijn succesvolle tegenstander overgenomen; de kruistochten waren een christelijke kopie van de jihad.
Volgens Leezenberg is het een hoopgevend signaal dat de overgrote meerderheid van Nederlandse moslims zich direct en ondubbelzinnig heeft gedistantieerd van de moord op Theo van Gogh. De wens lijkt hier de vader van de gedachte. Maar in strijd met deze hoopvolle gedachte keert hij zich vervolgens fel tegen de mening dat alle Nederlandse moslims geweld moeten afzweren. “Dat is ongeveer even zinvol en fair als van alle Italianen eisen dat ze zich van de aanslagen van de maffia, of de Rode Brigades distantiëren”.
Het blijft bevreemdend dat een gepromoveerd filosoof eer legt in het bedenken van aanvechtbare analogieën. Dit is weer zo’n demagogisch argument dat appelleert aan het vooroordeel dat Italianen een corrupt volkje zijn. In werkelijkheid gaan Italianen massaal de straat op om tegen geweld te protesteren en sneuvelen politiemensen en rechters in de strijd tegen de maffia. Bij Nederlandse moslims ontbreken zowel het protest als de harde aanpak.
Nog kwalijker is de suggestie dat het moslimterrorisme slechts een eigentijdse vorm zou zijn van criminaliteit en politiek extremisme. Die elementen zijn zeker aanwezig, maar vormen slechts het halve verhaal. De religieuze component is onloochenbaar. We hebben te maken met extremisten die zich met goede papieren – teksten uit de Koran – op de islam beroepen. De plegers van aanslagen en hun sympathisanten beroepen zich op de islam, de slachtoffers en de samenleving merken daarvan de gevolgen. De harde werkelijkheid is dus dat we te maken hebben met islamitisch terrorisme. En het gaat de extremisten niet om het bereiken van een beperkt politiek doel – bijvoorbeeld het verwezenlijken van een Palestijnse staat of het stoppen van de oorlog in Irak – maar om de ondergang van de democratische rechtsstaat en het vestigen van een islamitische staat. Wie de ernst van de situatie beseft, begrijpt dat het hard nodig is dat de gewone moslims hun stem verheffen. Als het werkelijk gaat om een kleine extremistische minderheid, dan is het nodig dat die geen willig gehoor vindt. Het billijken dat Nederlandse moslims de kat uit de boom kijken en afwachten wie er aan het langste eind trekt, is volstrekt onverantwoord. Het moedigt de radicale elementen aan.
Ook in ons land wordt de boodschap verspreid dat een islamitische staat een veel beter systeem is dan de democratische rechtsstaat. Bewegingen als de Hizb-u-Tahrir (Bevrijdingspartij) pleiten voor een moslimstaat, waarin het kalifaat het hoogste wereldlijk gezag zou moeten vormen. Als voorbeeld van zo’n heilstaat wordt steevast Andalusië aangevoerd, waar islamieten, joden en christenen in de 12de eeuw vreedzaam en in harmonie zouden hebben samengeleefd. Maar is dat wel zo? Kan het Andalusië van de 12de eeuw als lichtend voorbeeld voor de 21ste eeuw worden gebruikt?
SprookjeIn zijn boek
‘Islamitische filosofie’ erkent Leezenberg dat het vreedzame, multiculturele Andalusië een sprookje is, hoewel hij de onaangename feiten weer zorgvuldig verbloemd: “Onder de Berberrijken hebben zich herhaaldelijk religieuze vervolgingen voorgedaan, maar deze hingen in de eerste plaats samen met binnen- en buitenlandse politieke overwegingen. Tolerantie van minderheden is niet zozeer inherent aan deze of gene religie, maar wordt eerder bepaald door concrete sociale en politieke omstandigheden. Van culturele uitwisseling tussen de moslims, joden en christenen van al-Andaloes is echter weinig sprake geweest: onder de culturele elites heerste er voornamelijk een eenrichtingsverkeer van machthebbers naar minderheden.”
De reputatie van de Andalusische beschaving is gevestigd door de dynastie van de Omayyaden met haar verfijnde hofcultuur. Deze heerste van 755 tot 1002. In 929 riep men een eigen kalifaat uit, onafhankelijk van Bagdad. In 1002 valt het Omayyadenrijk uiteen in kleine vorstendommen die elkaar bestrijden. Omstreeks 1090 nemen fanatieke Noord-Afrikaanse Berbers de macht over. Deze Almoravieden werden op hun beurt in 1145 aangevallen door de Almohaden, eveneens Berbers en nog strikter in de leer.
De bestudering van de Griekse filosofie bleef voorbehouden aan filosofen als Averroës. De gelovigen mochten niet in verwarring worden gebracht. De islamitische theologen (oelama’s) keurden de filosofie ten strengste af. De Almoravieden wisten het met behulp van christelijke vorsten in enkele plaatsen nog tot 1171 vol te houden. In de 13de eeuw begint de Reconquista, de christelijke herovering. Islamitische bondgenoten die helpen bij de verovering van Sevilla, mogen als tegenprestatie Granada en omgeving behouden. Daar houdt een Moors koninkrijk het nog uit tot 1492 en dat heeft het prachtige Alhambra nagelaten. Zoals zoveel islamitische bouwwerken gebouwd naar een Byzantijns voorbeeld, in dit geval het Grote Paleis in Constantinopel.
De geschiedenis van Al-Andaloes vertoont een klassiek patroon: verovering, gevolgd door een periode van bloei, waarna onderlinge strijd, onderdrukking, bondgenootschappen met christenen en nederlaag. Het verhaal van opkomst en verval dat alle beschavingen lijken te delen. De gouden eeuw van Al-Andaloes was die van het onafhankelijk kalifaat in de 10de eeuw, dat onder kalief Al-Hakam II een absoluut hoogtepunt bereikte. Hij noemde zich de heer van drie religies, bezorgde joden prominente posities en gaf in 961 opdracht tot de verfraaiing van de majestueuze moskee in Cordoba.
De Berberrijken die daarna kwamen, waren echter heel wat minder tolerant. Exemplarisch is niet alleen het lot van de islamitische filosoof Averroës, maar ook van zijn tijd- en plaatsgenoot, de beroemde rabbi Mosje ben Maimon oftewel Maimonides. Zij deelden de belangstelling voor de denkbeelden van Aristoteles. In zijn biografie van Maimonides schrijft dr. M. Reisel dat Maimonides zich niet ongestoord aan zijn studies kon wijden: “Omstreeks zijn 13de of 14de jaar was het gezin Maimon genoodzaakt Cordoba te verlaten: dweepzieke Almohaden waren de stad binnengedrongen. Zij verwoestten de synagogen en dwongen vele niet-moslims de islam te aanvaarden. Tien jaren moest het gezin Maimon van stad naar stad zwerven. Het langst bleven ze in de Marokkaanse stad Fez. Maar ook daar ondervonden ze de gevolgen van het fanatisme van de Almohaden, die alle daar gevestigde joden tot moslims wilden maken.” Het gezin vluchtte naar de kruisvaardersstad Akko en belandde uiteindelijk in Egypte, waar Maimonides hofarts werd van Saladin.
Wie meerdere bronnen raadpleegt, merkt algauw dat het geïdealiseerde beeld van het tolerante Andalusië op zijn minst bijstelling behoeft. Zoals overal in Europa en het Midden-Oosten werden vreedzame perioden afgewisseld door perioden van oorlog en vervolging.
Byzantijnse meestersDe luister van Andalusië in de 10de eeuw werd alleen overtroffen door Byzantium, waaraan kalief Al-Hakam II zich overigens ook spiegelde. De contacten met de Byzantijnse keizer Nicephoras Phocas waren uitstekend, wat blijkt uit het feit dat de keizer meer dan vijftien ton glaswerk, waaronder veel bladgoud, liet verschepen voor de bouwplannen van kalief Al-Hakam II. Byzantijnse meesters leerden de finesses van de mozaïektechniek aan hun mozarabische collega’s. Het resultaat was zo indrukwekkend dat toen de Castiliaanse koning Ferdinand III in 1236 Cordoba innam, hij de opdracht gaf de moskee ongeschonden te laten. Hakam is ook de man die de befaamde bibliotheek met 400.000 banden stichtte. Onder zijn zoon werden de filosofische werken in de collectie echter verbrand op last van de oelama’s.
Dat het Fatimidische Cordoba goede contacten onderhield met Constantinopel kwam doordat beide rijken overhoop lagen met Bagdad, waar de kalief van de Abbasieden zetelde. De islamitische wereld vormde allerminst een eenheid, en het zelfstandige Andalusië van de 10de eeuw was bepaald niet maatgevend voor die wereld.
Daarmee komen we op de vraag of West-Europa de Griekse wijsheid en wetenschap inderdaad aan het islamitische Andalusië ontleend heeft, zoals je vaak leest. Het antwoord is ontkennend. De bron was niet Andalusië, maar het Oost-Romeinse rijk. Als er iets wordt ondergewaardeerd in de Westerse geschiedschrijving is dat de rol die Constantinopel duizend jaar heeft gespeeld. Wellicht verdrongen uit schaamte, omdat de Latijnse christenheid – onder aanvoering van Venetië – in 1204 met de plundering van Constantinopel de ruggengraat heeft gebroken van het Byzantijnse rijk. De Turkse opmars was daarna onstuitbaar, al werd de hoofdstad Constantinopel pas in 1453 veroverd.
Byzantium maakte tijdens de Macedonische dynastie (867-1057) twee gouden eeuwen door. De klassieke cultuur herleefde. Aan de universiteit werd Leo de Wiskundige zo beroemd dat kalief Al-Mamoen (813-833) hem vroeg naar Bagdad te komen, waar de Abbasieden een centrum van wetenschap hadden gevestigd. Keizer Phocas herovert in 969 grote delen van het nabije oosten op de Abbasieden, waaronder Antiochië. De Slavische volkeren worden gekerstend, in 988 bekeert vorst Wladimir van Kiev zich. Honderden jaren lang weet Byzantium West-Europa te beschermen tegen een islamitische militaire expansie.
De voorsprong die Al-Andaloes had, gold alleen het West-Europa van de tiende eeuw dat na de Karolingische renaissance een inzinking doormaakte. Door betere landbouwmethoden, zoals de uitvinding van het gareel, nam de welvaart daarna snel toe. In de elfde eeuw telde de hervormingsbeweging van Cluny al meer dan 1300 kloosters waar onderwijs werd gegeven, Normandische hertogen vestigden hun koninkrijken in Engeland en op Sicilië, waar de Saracenen werden verslagen. Sicilië neemt de voorbeeldfunctie van Andalusië over. Keizer Frederik II, die regeerde van 1215 tot 1250, was misschien wel de eerste vorst die echt wetenschappelijke onpartijdigheid nastreefde. Aan de medische universiteit van Salerno liet hij onderwijs geven door vrijdenkers, rabbijnen en monniken. En zeven eeuwen voor Aletta Jacobs konden vrouwen in Salerno al arts of vroedvrouw worden en zelfs lesgeven. Frederik II was een universeel genie, bekend als ‘stupor mundi’, de verbazing der wereld. Hij sprak zes talen, waaronder Arabisch. Toen hij in 1228 op kruistocht ging, bood de sultan van Caïro (Al Malik, zoon van Saladin) hem een bondgenootschap aan tegen zijn neef, de sultan van Damascus, met wie hij in een machtsstrijd was verwikkeld. Zonder slag of stoot kreeg Frederik II Jeruzalem in handen. In ruil garandeerde hij de moslims vrije uitoefening van hun godsdienst in de twee grote moskeeën. Nooit is een westers vorst in het oosten zo populair geweest als de ‘grote sultan der christenen’. Daarom valt te betwijfelen of Osama bin Laden met zijn onzinnige retoriek over de kruisvaarders door zijn middeleeuwse geloofsgenoten zou zijn begrepen. Machthebbers en militairen spraken dezelfde taal. Bondgenootschappen tussen christenen en moslims waren aan de orde van de dag.
Met het bovenstaande denk ik dat Andalusië in het juiste perspectief is geplaatst als een fascinerende, maar niet unieke periode in de Westerse beschaving. Al-Andaloes is in de 21ste eeuw in alle opzichten (historisch, politiek en religieus) onbruikbaar als model voor de vestiging van een ‘tolerante moslimstaat’. Het tegendeel is eerder geval. De geschiedenis van Andalusië laat zien dat de vorming van een Europese islam kan mislukken door buitenlandse inmenging. Na iedere kortstondige periode dat (Spaanse) moslims, joden en christenen vreedzaam naast elkaar leefden, kwam er weer een machtsgreep of regelrechte invasie van religieuze fanatici uit Noord-Afrika, die de alleenheerschappij van de islam opeisten. Een ‘Spaanse’ islam heeft zich daardoor niet duurzaam kunnen handhaven. De fundamentalisten die zeggen terug te willen naar de oorspronkelijke pure islam, willen terug naar een middeleeuwse islamitische heilstaat die alleen in de verbeelding heeft bestaan. Het is triest dat er steeds weer journalisten en wetenschappers zijn die de mythe van het islamitische paradijs klakkeloos overnemen, niet beseffend dat zij daarmee extremisten stijven in hun waandenkbeelden.
Om dezelfde reden is het nuttig een moment stil te staan bij de al even wijdverbreide mythe van de tolerante islamitische geloofsleer zonder onfeilbare pausen, dogma’s, ketters en wat dies meer zij. Op zich is deze mythe als politiek argument al even onbruikbaar als het Andalusische Shambala, maar het feit ligt er nu eenmaal dat islamitische fundamentalisten het vanuit hun superioriteitswaan gebruiken. Je kunt beter onder islamitisch recht leven dan in een liberale democratie, zeggen de islamisten. Allereerst moet hierbij worden opgemerkt dat hun opmerking bedoeld is voor christenen, maar die vormen officieel nog maar de helft van de Nederlandse bevolking. Christenen behoren met de joden tot de ‘volkeren van het boek’ die niet worden vervolgd, zolang ze maar belasting betalen en doen wat de islamitische machthebbers willen. Voor atheïsten, socialisten en ander ongelovig volk is de moslimstaat een nachtmerrie met vervolgingen en executies, zoals sinds 1979 in Iran duidelijk is geworden.
Als monotheïstische religies hebben christendom en islam veel punten van overeenstemming, zoals uiteraard het geloof in één God, een geschapen wereld, een leven na de dood, hemel en hel, het goede wordt beloond, het kwade gestraft. De koran is eigenlijk onbegrijpelijk voor iemand die de bijbel niet kent, want de lezer wordt bekend geacht te zijn met bijbelse namen en begrippen. Uiteraard lezen moslims de bijbel niet (meer), de benodigde toelichting wordt verkregen uit de hadiths, uitspraken van de profeet Mohammed. Voor iemand die in de joodse of christelijke traditie is opgegroeid, draait het lezen van de koran op een teleurstelling uit. In vertaling verliest de tekst veel van zijn poëtische kracht, die het volgens arabisten bezit. Mij bevreemdt het dat een goddelijke boodschap in een andere taal zijn kracht verliest. Inhoudelijk lijkt de koran op een dichterlijke samenvatting van het oude testament, een verzameling regels en voorschriften, waarbij de schrijver een duidelijke voorkeur had voor de wettische boeken als Leviticus en Deuteronomium, die overigens bijna tweeduizend jaar ouder zijn dan de koran. Volgens de islamitische opvatting is de koran een goddelijk, ongeschapen boek. De profeet Mohammed zelf was niet goddelijk. Het christendom zegt exact het tegenovergestelde: de bijbel is geschapen, Jezus Christus als Gods zoon ongeschapen. Om Zijn ongeschapen karakter te benadrukken, wordt gezegd dat Jezus geboren is uit de maagd Maria. De maagdelijke geboorte wordt overigens ook in de koran (soera 19: 20) genoemd. Als christenen spreken ze over de Heilige Schrift, bedoelen ze dat niet letterlijk. Het boek is een menselijk product bedoeld om Gods woord te verkondigen. Het Griekse woord evangelie betekent goede boodschap. Gods woord is opgetekend door de profeten, denk aan de Tien Geboden, en door de evangelisten uit de mond van Jezus. Onder goddelijke inspiratie, dat wel. Een christen zal zonder meer erkennen dat oneerbiedig gezegd het hele productieproces van de bijbel, van redactie tot drukken, door de eeuwen heen liefdevol mensenwerk is geweest. Daarom is volgens de traditionele opvatting ook een kerkelijk leergezag nodig, dat in overeenstemming met de overgeleverde traditie waakt over de uitleg. Nu wordt vaak gesteld dat de islam geen leergezag kent in de katholieke zin des woords. Dat klinkt altijd goed in het anti-autoritaire Nederland, waar zelfs katholieken denken als protestanten.
Strikt genomen is dat ook zo. Er is geen paus of heilige synode. Het gezag wordt in de islamitische gemeenschap uitgeoefend door de oelama’s, juridisch geschoolde theologen. Het verschil met een protestantse dominee is natuurlijk dat deze alleen gaat over religieuze vraagstukken, terwijl de oelama ook burgerlijk recht en strafrecht uitlegt volgens de Sjaria, de goddelijke wet. Nu is het grote misverstand dat het formeel ontbreken van een centraal leergezag zou betekenen dat er voor de gelovige meer vrijheid ontstaat. Dat is bepaald niet het geval. Er is maar één universeel aanvaarde toetsing voor het ware geloof en dat is de
idjmaa, de consensus van gelovigen. Het gaat dus om de algemeen aanvaarde mening van de oelama’s en de machthebbers. Die mochten er drie eeuwen over wikken en wegen, in de vaktaal van de Sjaria heette dat
idjtihaad, maar vanaf ongeveer 900 bestond er consensus over de heikele kwesties en werd de ‘poort van idjtihaad’ gesloten. In plaats van het zoeken naar waarheid kwam de onvoorwaardelijke aanvaarding van de gevestigde doctrines,
taqlied (navolging) genoemd. Wie daarvan afwijkt, bezondigt zich aan ‘vernieuwing’ (
bid’a) en dat is een ernstige zaak. Volgens een hadith van de profeet zijn nieuwigheden de ergste dingen. “Elke nieuwigheid is een vernieuwing, elke vernieuwing is een dwaling en elke dwaling leidt naar het hellevuur”. Volgens de grote islamkenner Bernard Lewis is ketterij geen theologisch begrip in de islam. “Wie zich uitgeeft voor moslim, maar zelfs aan de geringste eisen van de theologen niet voldoet, wordt beschuldigd van iets veel ernstiger: van ongeloof of zelfs geloofsverzaking.” Op geloofsafval staat de doodstraf. De oelama’s beschikken dus al duizend jaar over een veel sterker wapen dan het kerkelijk dogma om de gelovigen in het gareel te houden. Het ontkennen van een dogma is immers nog geen ketterij en niet iedere ketterij werd bestraft met de doodstraf. Oelama’s hebben veel macht en aanzien als zij streng in de leer zijn. Islamitische terroristen vinden de oelama’s tegenwoordig niet streng genoeg, deze fundamentalisten wijzen iedere vernieuwing af, zich rechtstreeks op de (middeleeuwse) traditie beroepend. Aanslagen zijn het traditionele middel waarmee fundamentalisten de oelama’s tot strengheid manen. De geschiedenis van de islam is een lange lijst van religieuze moorden op de leiders, beginnend met de derde kalief Oethman in 656 tot de Egyptische president Anwar Sadat in 1981. In zekere zin is het ontbreken van een islamitische paus tegenwoordig een manco. Niemand heeft het gezag om lastige extremisten tot de orde te roepen. Met uitzondering van de sji’itische ayatollahs in Iran die in 1979 aan de macht kwamen en die niet meer vrijwillig zullen afstaan. En ook niet kunnen afstaan op grond van de moslimtraditie, die vernieuwing tot bid’a bestempelt. Maar zelfs als de Iraanse ayatollahs zich van hun vredelievende kant tonen – niets menselijks is hen vreemd – dan zullen terroristen van soennitische snit als Bin Laden zich weinig aantrekken van een oproep om af te zien van geweld. Religieuze aansporingen tot geweld – zoals de fatwa van Khomeini tegen Rushdie – worden daarentegen wel door de soennieten erkend. Overal – ook in Europese hoofdsteden – werd prompt vol overgave tegen Rushdie gedemonstreerd. Waarmee lijkt aangetoond dat in de islam geweld loont, of op zijn minst gewoon wordt gevonden.
De islam heeft overigens in de eerste eeuwen wel degelijk de functie van paus als plaatsbekleder van God gekend. Het woord kalief kan zowel opvolger als plaatsvervanger betekenen. Sedert de middeleeuwen wordt het gebruikt als aanduiding voor de opvolger van de profeet Mohammed, maar de eerste kaliefen lieten munten slaan met het opschrift ‘khaliefat Allah – Plaatsvervanger van Allah’. Natuurlijk was het slaan van eigen gouden munten vooral een politieke daad tegenover het wereldrijk Byzantium. Kalief Abd al-Malik (685-705) had een groot gevoel voor marketing. Hij positioneerde de islam als nieuw rijk en universele religie tegenover het christendom door in Jeruzalem de Rotskoepel en de el-Aksa moskee te laten bouwen, bedoeld om te wedijveren met de Heilig-Grafkerk. Jeruzalem komt in de hele koran niet voor.
Leezenberg heeft gelijk als hij constateert dat er overeenkomst bestaat tussen criminele activiteiten en het terrorisme. Alle bewegingen – Taliban, IRA of de Colombiaanse FARC – zijn betrokken bij drugshandel, wapensmokkel en ontvoeringen om losgeld. Het begint als bron van inkomsten en wordt dan een doel op zich. De Marokkaanse activisten in ons land hebben vaak al een strafblad, de bekering tot de islam stelt hen in staat hun criminele activiteiten voort te zetten. De overeenkomst met de maffia is dat beide bewegingen ‘respect’ eisen, waarmee in werkelijkheid status en ontzag worden bedoeld. Een andere overeenkomst is het betalen van geld voor ‘bescherming’. Militante moslims lijken vaak voort te komen uit agrarische culturen met een krijgslustige traditie. Ik ken geen antropologisch onderzoek hierover, maar het lijkt mij niet toevallig dat de harde kern van de terreurbewegingen wordt gevormd door Afghanen, Saoedi’s, Berbers en Somaliërs. Maar de constatering dat er sprake is van een ‘criminele connectie’ betekent niet dat we de religieuze component mogen bagatelliseren. De religie legitimeert en katalyseert het handelen. Of geweld in de genen zit of in de (geloofs)opvoeding (‘nature or nurture’), is voer voor psychologen. Het antwoord op deze vraag zal het aantal terroristen niet doen afnemen, althans niet op korte termijn. Hoe iemand zich uiteindelijk gedraagt, wordt niet alleen bepaald door zijn persoonlijkheid, maar ook door de situatie. Labiele persoonlijkheden in de Hofstadgroep blijken al door internet, of een loverboy, op het verkeerde pad te worden gebracht. Het aanreiken van allerlei argumenten waarvan de terrorist zich kan bedienen, is de grootste fout die in het vrije Westen wordt gemaakt. Men projecteert de eigen wensen en ergernissen op het islamitisch terrorisme. Ik kan me zeer wel indenken dat sociologen zich zorgen maken over de integratie, dat islamologen de goede naam van de islam willen beschermen, dat linkse politici een hekel hebben aan de Amerikaanse politiek, dat filosofen de Westerse cultuur arrogant vinden, enzovoorts. Maar dit zijn niet de drijfveren van het islamitisch terrorisme, hooguit bedient men zich er gewiekst van in de discussie. Westerse wetenschappers weten er dan gelijk een mooi woord voor: occidentalisme, het Westen zou oogsten wat het zaait. Maar wat de terreurbewegingen werkelijk willen, staat glashelder in hun eigen geschriften: het vestigen van een islamitische staat, opheffen van de scheiding van Kerk en Staat, strikt naleven van de Sjaria. De diepste drijfveer is minachting, zo niet haat, voor de decadente en goddeloze democratische rechtsstaat, die de islam (daarmee bedoelen ze vooral zichzelf) niet het respect en ontzag geeft dat ze opeisen. Wie ‘de boel bij elkaar wil houden’ doet precies wat terroristen niet willen en lokt aanslagen uit. Wie zegt dat we bang zijn, speelt terroristen in de kaart; terrorisme beoogt niets anders dan het zaaien van angst. Wie het sprookje doorvertelt dat er ooit een islamitische heilstaat zou hebben bestaan, bevestigt terroristen in hun waandenkbeelden. Wie zegt dat we moslims niet op hun verantwoordelijkheid mogen aanspreken, neemt zijn medeburgers niet serieus. Wie zegt dat we op onze woorden moeten passen, geeft een vinger en verliest zijn vrijheid van handelen.
Mat Herben[De tweede kalief Omar is ook vermoord, maar de dader was een christelijke slaaf. De moord op de vierde kalief Ali is natuurlijk de beroemdste, omdat deze leidde tot de vorming van de Partij van Ali (Sji’at Ali, ofwel Sji’ieten).]
Uit: Eindstrijd, de finale clash tussen het liberale Westen en een traditionele islam -
Mat HerbenPag. 155-168
Samenstelling:
prof. dr. Hans Jansen, prof. dr. Bert SnelMet bijdragen van o.a.
Robert Spencer, Ibn Warraq, Hans Jansen, Paul Cliteur, Daniel Pipes, Bat Ye'or, Douglas Murray en vele anderen.
Uitgeverij
Van PraagBol.com