De felle poëzie van een ontspoorde immigrantenjongen

Dinsdag 10 juni j.l. was Yahya Hassan persoonlijk aanwezig bij de presentatie van de Nederlandse vertaling van zijn geruchtmakende poëziedebuut. Stevig beveiligd. De zaal in het Crea-gebouw in Amsterdam was bomvol. Arjan Peters, literatuurcriticus van De Volkskrant, interviewde de jonge dichter (19 jaar), zoon van Palestijnse vluchtelingen, en Hassan las verschillende van zijn gedichten voor. Over zijn jeugd in een getto aan de rand van Aarhus (Denemarken), zijn gewelddadige jeugd. Gedichten, letterlijk in kapitalen, over een hardvochtige vader en een mislukte integratie. Een aanklacht tegen de generatie van zijn ouders en het moslimmilieu waarin hij opgroeide. Hij acht zichzelf niet verantwoordelijk voor de verschillende interpretaties van zijn poëzie. In Denemarken zijn al meer dan 100.000 exemplaren van zijn debuut verkocht. Duitsland en de VS volgen in snel tempo. Nu is er de Nederlandse vertaling.


Hassan won al verschillende prijzen voor zijn 170 pagina’s ritmische, rauwe, intense en grappige gedichten. In heftige taal beschrijft hij de omstandigheden waarin hij opgroeide. In de jaren tachtig waren zijn ouders vanuit een Libanees vluchtelingenkamp naar Denemarken gekomen. Met verschillende broertjes en zusjes groeide hij op in een achterstandswijk. Vanaf zijn dertiende verbleef hij als onhandelbare probleemjongere (diefstal, inbraak, drugs) in verschillende internaten. Daar ontwikkelde hij zijn belangstelling voor lezen en schrijven. Hij werd toegelaten op een cursus voor schrijftalent. En hij schrijft zijn eerste bundel. In zijn poëzie is hij even onzachtzinnig als in zijn uitspraken in de media. Hij krijgt lovende kritieken maar roept ook veel weerstand op, er zijn doodsbedreigingen en hij wordt aangevallen op het CS van Kopenhagen. Zijn bundel begint zo: “VIJF KINDEREN OP EEN RIJ EN VADER MET EEN KNUPPEL / VEELHUILERIJ EN EEN POEL VAN PIS / WE STEKEN OM DE BEURT EEN HAND UIT/ VANWEGE DE VANZELFSPREKENDHEID / DAT GELUID ER ALS EEN KLAP VALT…”

In zijn gedichten legt Hassan de mislukte integratie van zijn ouders bloot, hun onvermogen kinderen op te voeden (ook één van de broers belandt in een instelling), de angst van minderheden om op te lossen in de nieuwe cultuur, de verschillende werelden van school en thuis, het gemak waarmee voorzieningen van de welvaartstaat worden uitgebuit, de schijnheilige omgang met het geloof, maar ook de verschrikkingen van en de pedagogische dictatuur in internaten, waar ze jongens slaan en volstoppen met psychofarmaca in plaats van hen iets te leren. Zijn gedichten en uitspraken in interviews hebben gezorgd voor heftige reacties, ook al stelt Hassan dat hij niet een hele generatie of de hele Islam wil aanklagen. Aan Arjan Peters vertelt hij, dat hij tegen elke vorm van religieuze indoctrinatie is. In zijn gedichten fulmineert hij tegen onmachtige ouders, tegen instellingen die geen raad weten met jongens als hij.

Zij hadden er ook kunnen zijn. Özcan Akyol, die in 2012 debuteerde met Eus, een schelmenroman over de omstandigheden waarin hij opgroeide in Deventer. Ook zijn vader, over wie hij nu een roman schrijft, was een hardvochtige man, zij het niet religieus. Ook Akyol belandde in de gevangenis, waar zijn belangstelling voor literatuur werd gewekt (zie Toneel en literatuur in de gevangenis. Deel I: De Turken komen eraan). Evenals Yahya Hassan bewondert hij de Noorse schrijver Karl Ove Knausgård, en diens grote autobiografische roman De Vader, het eerste deel uit de cyclus Mijn Strijd (2013). En Mano Bouzamour had er kunnen zijn, die in 2013 debuteerde met De belofte van Pisa (zie De werkelijkheid achterhaalt fictie en Pendelen tussen twee werelden), waarin hij zijn schoolgang aan een Amsterdams Lyceum in Zuid beschrijft. Evenals Hassan kreeg hij na zijn debuut veel bedreigingen en werd hem de toegang tot het ouderlijk huis ontzegd. En Said El Haji. Ook hij rekende literair af met zijn vader in zijn debuut De dagen van Sjaitan (2000). In zijn essaybundel Sta op en leef, vader (2013) portretteert hij de gesloten cultuur met zijn patriarchale traditie van eer, plicht en mannelijke dominantie, waaruit hij voortkomt.

Op de vraag van Peters aan Hassan, waar hij zich thuisvoelt, antwoordt deze dat hij geen echte Deen is. Hij woont in Denemarken, heeft er vrienden, maar hij komt van elders. Hij zegt dat hij wel een echte relatie heeft met de Deense taal. Dat hij daaraan denkt bij het woord thuis. In zijn gedichten voelt hij zich thuis. In die zin is hij een echte romanticus, zoals Michael Strunge (1958-1986), de Deense Rimbaud, of Slauerhoff, de Nederlandse dichter die alleen in zijn gedichten kon wonen. Met hen heeft hij de zwarte romantiek gemeen, de grote gevoelens, de wrange humor en ontroerende details. Geheel eigen is zijn vorm, de mengeling van lyriek en verhaal, van vrije en vaste vorm, het gebruik van uitsluitend kapitalen. En natuurlijk het thema van zijn eigentijdse rebellie. Tot slot leest Yahya Hassan enkele gedichten voor. In het Deens. Luid. Recitatief. Galmend bijna. Ze worden stuk voor stuk geprojecteerd in de verse Nederlandse vertaling. De kapitalen in de tekst en de nadrukkelijke galm in de voordracht werken als een levensgroot statement. Het is onontkoombare, noodzakelijke poëzie. Dick Gilsing

4 opmerkingen:

  1. Zou dergelijke literatuur in onze multiculscholen een kans maken?

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Ik heb het niets bijzonder. Het lijkt net zo'n Davinci hype te worden of een Salman Rusdie. Middenmatigheid en lager dat hype is.

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Kunt u dit nog eens in begrijpelijk Nederlands zeggen?

    BeantwoordenVerwijderen
  4. Een hype om niets nieuw. Gewoon moslim barbarij met zijn gevolgen. Alla'h met z'n gruwel-profeet die aan moord en kindersex deed. Simpel als dat. En nu zijn volgelingenleed.

    BeantwoordenVerwijderen