Je bedriegt jezelf, zei ik, als je je solidair voelt met


(…) Zodra ik bij hen in de kamer zat, viel ik Wiesje fel aan. Je bedriegt jezelf, zei ik, als je je solidair voelt met Che Guevara, als je denkt dat je aan de kant staat van de Palestijnen en de Vietnamezen. Je staat aan déze kant, of je wilt of niet.

'Aan deze kant? Hoe bedoel je dat?' vroeg ze scherp.

"Dat je zo leeft als je leeft,' antwoordde ik.  'Ook je schuldgevoel omdat je op kosten van anderen zo leeft, ook je solidariteit met hen, zijn een luxe waar zij voor betalen. Alles wat voor jou het leven de moeite waard maakt, wordt door hen betaald. Je bent hun vijand, of je wilt of niet.'

Dat maakte haar kwaad. 'Kan ik het helpen dat ik leef in een rijkepatsersmaatschappij! Zo als Che Guevara, zo zou ik willen leven!'

'Dat is onzin,' antwoordde ik. 'Zo zou je niet kunnen leven. Die scrupules die jij hebt en die het beste zijn wat je hebt, dat ontken ik natuurlijk helemaal niet, maken je daar ongeschikt voor. Ze zouden jou
zien aankomen. Che Guevara en de zijnen. Als jij op Cuba zat, zat je binnen de kortste keren in de gevangenis, òf je zou wat je nu drijft om Che Guavara te bewonderen moeten verloochenen. Die scrupules van jou zijn een luxe, herhaal ik, die jij je kunt permitteren omdat je leeft in onze rijkepatsersmaatschappij. Jij kunt jezelf en je scrupules trouw zijn zolang die anderen met wie jij je solidair voelt, maar die wel wat anders aan hun hoofd hebben, het je nog niet onmogelijk maken. Jij zult geen revolutie maken. Dat zullen die anderen wel doen, en die laten dan van jou en je scrupules niets over. Je hoort te weten dat jouw schuldbesef en jouw solidariteit alleen maar jouw gevoelens zijn, waar niemand anders wat om geeft, dat hun enige waarde jouw gevoel van eigenwaarde is.'

Ze zei niet meteen weer iets terug, maar ik kon zien dat ze kwaad was.

'Dat is ook weer niet helemaal waar,' zei ik, 'want het is ook waar dat onze maatschappij langzaam maar zeker aan die gevoelens te gronde gaat. En dat is maar goed ook, want het is een rotzooi in onze maatschappij. Niettemin, de kracht waarmee jij daartegen optornt heb je te danken aan diezelfde maatschappij. Als jij je tegen de rotzooi in de maatschappij verzet, graaf je alleen maar de grond onder je eigen voeten weg. Ja, dat juichen die anderen die nu klaar staan om hun deel te nemen natuurlijk toe, maar je vergist je als je denkt dat ze enige waardering hebben voor jou. Ze trappen op jou en terecht. Wat jij in werkelijkheid doet met al je protesten, is tóch ook de laatste vruchten plukken van onze maatschappij, onze cultuur, diezelfde maatschappij en cultuur die in Vietnam en elders voor jou tegen die anderen verdedigd wordt. Wat jouw solidariteit met hen betreft, kun je hoogstens hopen dat zij na eeuwen barbarij ook eens aan zo'n leven als jij nu leidt zullen toekomen, en jou dan zullen gedenken.'

'Onze maatschappij! Onze cultuur!' zei ze smalend. "Daar verzet ik me nu juist tegen! Barbarij! In welk opzicht zijn die anderen mensen barbaarser dan ik!'

Ze begreep me niet. Het maakte haar kwaad wat ik zei. Jacob luisterde zwijgend. Het was wel raar dat ik me juist nu weer bij hen thuis voelde. Maar dat was zo en ik praatte door, met vuur.

Uit: DE HARDE KERN - Frida Vogels, pag. 703-705, uitgeverij Van Oorschot


1 opmerking: