The great Middle American novel
De Amerikaanse schrijver John Updike - die vorige week op 76-jarige leeftijd overleed aan de gevolgen van longkanker - is voor mij altijd de schrijver geweest van de uit vier romans bestaande Rabbit Cyclus: Rabbit, Run (1960), Rabbit Redux (1971), Rabbit is rich (1981) en Rabbit at rest (1990). In deze romans schetst Updike een zeer geslaagd portret van wat hij noemt ‘middle America’. "I like middles. It is in middles that extremes clash, where ambiguity restlessly rules," zo zei hij in een interview in Life magazine in 1966.
Updike’s collega Philip Roth noemde Updike ‘our time’s greatest man of letters’. Ook al gaat die titel wat mij betreft naar Roth zelf, zeker is dat Updike thuishoort in dat rijtje van schrijvers die de na-oorlogse Amerikaanse literatuur voor mij tot een van de beste – zo niet de beste - ter wereld heeft gemaakt. Van die groten heeft alleen Saul Bellow de Nobelprijs voor literatuur gekregen en als het aan het Nobelcomité ligt blijft dat voorlopig zo. Met de opmerking van voorzitter Horace Engdahl dat de VS te geïsoleerd zijn en niet deelnemen aan ‘de grote dialoog’ in de literatuur toont het comité vooral aan dat ze zelf lijden onder het euvel waarvan ze de Amerikaanse schrijvers betichten. Het is elk jaar weer een aanfluiting dat Philip Roth de prijs niet krijgt en Updike had de Nobel alleen al verdiend op basis van de Rabbit Cyclus omdat hij met deze tetralogie niet zozeer The Great American Novel, alswel The Great Middle American novel van de twintigste eeuw heeft geschreven, met ‘the town of Mt. Judge, suburb of the city of Brewer, fifth largest city in Pennsylvania’ als prototypische middle American city.
Waarom is deze cyclus zo goed? Anders dan bij Roth, of bij een van die andere groten van de na-oorlogse Amerikaanse literatuur – naast Bellow zijn John Cheever, Truman Capote en Richard Ford persoonlijke favorieten, met Jonathan Franzen’s The Corrections (2002) als hét absolute hoogtepunt van een nieuwe generatie Amerikaanse schrijvers – is het moeilijk een specifieke zin of passage uit een van zijn boeken te lichten*. Het gaat bij Updike vooral om de som der delen en meer dan bij de anderen is de context onontbeerlijk voor een juiste waardering**. Het is vooral die langzaam opgebouwde context die zo’n sterke rol speelt; daaruit stijgt een perfect beeld op van middle America, met al z’n hebbelijkheden en onhebbelijkheden, in z’n economische voor- en tegenspoed (Rabbit klimt in de cyclus op van ‘demonstrator of the MagiPeeler’ tot redelijk succesvolle autodealer), met z‘n al of niet misplaatste ambities en vooral met z’n vaak stuntelige worstelingen met (het gebrek aan) marital bliss.
Mijn eerste kennismaking met het werk van Updike was begin jaren ’80, toen ik als 21-jarige probeerde te begrijpen waarom Rabbit is Rich de Pulitzer Prize in de wacht had gesleept. Maar het werk van Updike eist wat meer levenservaring, met name op relationeel gebied. Daarnaast kan het ook geen kwaad als je de hoge levensverwachtingen die je had als adolescent door schade en schande wat hebt bijgesteld en – zeker waar het Rabbit, Run betreft – een aardig idée hebt waar je staat in de nooit aflatende discussies over het al of niet aanwezig zijn van een opperwezen. Het verbaast dan ook niet dat mijn hernieuwde kennismaking met Rabbit, ergens tweede helft jaren ’90, een veel grotere indruk maakte, zozeer dat ik alle vier delen minimaal twee keer heb gelezen – met buitengewoon veel genoegen, dat spreekt.
In het afgelopen jaar kreeg Updike van het Britse Literary Review de 'Bad Sex in Fiction lifetime achievement award', die wordt toegewezen aan de auteur die de meest ‘onbehouwen, smakeloze of lachwekkende’ sexuele passage heeft geproduceerd. Aan het eind van Rabbit is Rich ontaardt een weekendje weg met een aantal bevriende stellen in een eenmalige groepspartnerruil. Lachwekkend is het bij vlagen zeker, maar het is vooral zo sterk omdat Updike juist die a-sexuele stunteligheid hier zo treffend onder woorden heeft gebracht.
Het sterke van de Rabbit Cyclus is verder dat de respectievelijke tijdgeest in elk deel zo sterk naar voren komt, zonder dat Updike het er dik oplegt. Het is opnieuw de som der delen die voor het juiste effect zorgt, waarbij Updike dankbaar gebruik maakt van de – al dan niet ‘lower’ – cultuuruitingen die Rabbit opvangt of ondergaat. Een hele rij late 50’s hits op de radio in Rabbit, Run; de zojuist uitgekomen 2001 A Space Odyssey van Kubrick in Rabbit, Redux of een hit van Donna Summer die Rabbit tijdens zijn autorit in de juiste stemming brengt in Rabbit is Rich.
De vier delen uit de Rabbit Cyclus staan continu op de nominatie voor een van mijn meest favoriete activiteiten: herlezen. Als altijd vormt de dood van een auteur een clichématige maar daardoor niet minder juiste aanleiding zijn werk weer eens uit de kast te halen. Afgelopen weekend ben ik voor de derde keer begonnen in Rabbit, Run en het lijkt of het leesplezier en de indruk die het werk op mij maakt met iedere herlezing alleen maar toenemen. Ik heb er dan ook alle vertrouwen in dat Updike nog lang tot de canon van de 20e eeuwse Amerikaanse literatuur zal blijven behoren.
Kees Bakhuyzen
* De lezer treft echter ook in het werk van Updike zinnen die je in kunt lijsten, zoals deze zin uit Rabbit, Run: ‘Sleep this night is not a dark haunted domain the mind must consciously set itself to invade, but a cave inside himself, into which he shrinks while the claws of the bear rattle like rain outside.’
** Ondanks genoemd bezwaar verder een kleine passage om de lezer die onbekend is met de Rabbit Cyclus toch een indruk te geven van de stijl van Updike. In de volgende scène uit Rabbit, Run is Rabbit (Harry) Angstrom op weg naar het ziekenhuis, waar zijn echtgenote Janice op het punt staat te bevallen van hun tweede kind. Rabbit heeft Janice korte tijd daarvoor verlaten zonder een spoor achter te laten, maar inmiddels weet de hele familie dat hij samenwoont met Ruth, opgedoken via zijn oude basketball-coach en mentor Tothero. Voor een goed begrip van het slot van deze alinea is het van belang te weten dat Harry kort na zijn verdwijning in contact kwam met ‘reverend’ Eccles, die met zijn diepzinnige discussies over het geloof de nodige twijfel bij Rabbit teweeg heeft gebracht:
‘He runs most of the way to the hospital. Up Summer one block, then down Youngquist, a street parallel to Weiser on the north, a street of brick tenements and leftover business places, shoe-repair nooks smelling secretively of leather, darkened candy stores, insurance agencies with photographs of tornado damage in the windows, real-estate offices lettered in gold, a bookshop. On an old-fashioned wooden bridge Youngquist Street crosses the railroad tracks, which slide between walls of blackened stone soft with soot like moss through the center of the city, threads of metal deep below in a darkness like a river, taking narrow sunset tints of pink from the neon lights of the dives along Railway Street. Music rises to him. The heavy boards of the old bridge, waxed black with locomotive smoke, rumble under his feet. Being a small-town boy, he always has a fear of being knifed in a city slum. He runs harder; the pavement widens, parking meters begin, and a new drive-in bank faces the antique Y.M.C.A. He cuts up the alley between the Y and a limestone church whose leaded windows show the reverse sides of Biblical scenes to the street. He can’t make out what the figures are doing. From a high window in the Y.M.C.A. fall the clicks of a billiard game; otherwise the building’s broad side is lifeless. Through the glass side door he sees an old Negro sweeping up in green aquarium light. Now the pulpy seeds of some tree are under his feet. Its tropically narrow leaves are black spikes against the dark yellow sky. Imported from China or Brazil or somewhere because it can live in soot and fumes. The St. Joseph’s parking lot is a stripped asphalt square whose sides are lined with such city trees; and above their tops, in this hard open space, he sees the moon, and for a second stops and communes with its mournful face, stops stark on his small scrabbled shadow on the asphalt to look up toward the heavenly stone that mirrors with metallic brightness the stone that has risen inside his hot skin. Make it be all right, he prays to it, and goes in the rear entrance.’
Geen opmerkingen:
Een reactie posten